Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biekorf. Jaargang 13 (1902)

Informatie terzijde

Titelpagina van Biekorf. Jaargang 13
Afbeelding van Biekorf. Jaargang 13Toon afbeelding van titelpagina van Biekorf. Jaargang 13

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.05 MB)

ebook (3.71 MB)

XML (0.89 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biekorf. Jaargang 13

(1902)– [tijdschrift] Biekorf–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 193]
[p. 193]

[Nummer 13]

Hoe ik rijk wierd

WIJ zaten met drieën, in eene kleine kamer, te klagen over de wederweerdigheden van ons leven.

‘Zonder geld en kan men niets verrichten,’ zei Joris; ‘al ware ik van zin eene zaak te ondernemen die eenen Rotschild tot eere zou strekken, nog en zou ze niemand zijne aandacht weerdig achten, omdat zij van een armen duivel als ik aangevat wordt.’

‘Ik,’ zei Albrecht, ‘heb nu een werk afgewrocht dat mij, als schrijver, eenen naam zou verwerven, vond ik maar eenen boekhandelaar om het te koopen.’

‘Ik heb aan mijnen overste opslag van loon gevraagd,’ riep ik uit, willende ook mijne stem in dat koor van klachten mengen; ‘en hij antwoordde mij dat hij, voor veertig goudstukken 's jaars, meer dienstlieden kon krijgen dan hij er vandoen had.’

‘Arm zijn en is zoo erg niet’ zei Joris, in gedachten verslonden, ‘maar er arm uitzien, dat is erger. Kon men toch maar gelooven dat iemand van ons rijk is.’

[pagina 194]
[p. 194]

‘Waartoe helpt de schijn eener zaak als de zaak zelf ontbreekt?’ vroeg ik.

‘Tot alles,’ zei Albrecht; ‘ik stem in met Joris, de schijn brengt somtijds het zijn bij. Het beste achter kapitaal is crediet.’

‘Vooralr, hernam Joris, ‘de naam van een goed vermogen te bezitten. Heeft niemand van ons een rijken oom in Indenland?’

‘Over tijd van jaren,’ zei ik eenvoudig weg, ‘is een mijner kozijns overgesteken naar het eiland Jamaïka of Martinika, - 'k en weet nu niet meer naar welk een van de twee, - en hij en is nooit teruggekeerd.’

‘Opperbest! dat is al wat wij begeren,’ riep Joris uit; ‘wij zullen dezen onzen kozijn weer in 't leven roepen - of zouden wij hem niet kunnen doen sterven? Ja: Jaak Meran, van Martinika, is gestorven en heeft aan zijnen welbeminden kozijn Lodewijk Meran, uitgestrekte suikervelden, een honderdtal negers en eene geldschap van honderd duizend pond goud achtergelaten.’

Wij loegen met de grap en ik dacht er niet verder aan; maar Joris en Albrecht, een weinig opgehitst door de dampen eener flesch punch die ik hun gezonden had om eer te doen aan den erflater, verloren geenen tijd en maakten aanstonds met groote zorg geheel den staat op der fortuin die mij ten deele viel, en lieten hem naderhand in 't plaatselijk nieuwsblad verschijnen.

's Anderendaags kwamen onverwachts verscheidene vrienden mij gelukwenschen. 't Spreekt vanzelf dat ik ze trachtte te ontgoochelen, maar zij en wilden aan mijn gezegde geen geloof echten. Te vergeefs verzekerde ik hun dat het een uitvindsel was: 't en kon al niet baten. Vele lieden herinnerden zich heel wel mijnen kozijn Jaak, en hadden hem te Nantes gezien vooraleer hij inscheepte in 1769. Onder anderen kwam ook mijn kleermaker, bij wien ik eene geringe som schuldig stond, die ik voor 't oogenblik niet al te gemakkelijk kon betalen. Ongetwijfeld had 't gerucht van mijn kozijns dood zijn geheugen

[pagina 195]
[p. 195]

ververscht. Ik verwenschte mijne twee vrienden naar een oord dat ik maar liever niet en zal noemen.

‘Goeden dag, mijnheer Mayer; waarschijnlijk zijt gij om wille van die vijftig frank gekomen?’

‘Gij denkt toch niet, Mijnheer, dat ik kom voor zoo eene nietigheid? Neen, Mijnheer, ik ben gekomen om uwe bevelen voor een volledig rouwgewaad te ontvangen.’

‘Een rouwgewaad?’

‘Ja, mijnheer, de rouw van uwen kozijn: donkergrauwe frak voor morgengewaad, een zwarte broek en onderlijf.’

‘Voor 't oogenblik, mijnheer Mayer....’

‘Ik hoop, Mijnheer, dat ik niets gedaan heb om uwe bescherming te verliezen?’

‘Maar ik herhaal dat ik in 't geheel geen geld ontvangen heb.’

‘Ik hoop, Mijnheer, dat gij van zulke zaken niet meer zult spreken; er is daar hoegenaamd geene haaste bij,’ riep de kleermaker uit, terwijl hij neerstig bezig was mij de maat te nemen met papieren bandekens.

Nu, in mijne kleerkas waren er toch eenige stukken te kort en ik sprak er niet meer op.

‘Mijn goede Heer,’ zei de volgende bezoeker, ‘ik moet u om eene groote gunst smeeken: koop mijn huis. Gij zijt zeer rijk; gij moet op den uitkijk zijn naar zekere en winstgevende gelduitzettingen. Zestig duizend frank is niets voor u - een klein deel van uw inkomen. Met mij is het anders gelegen. Ik dacht dat mijnheer Felix besloten was mijn gedoe te koopen en nu verneem ik dat hij van gedacht veranderd is. Wat zal er van mij geworden! Ik heb groote schulden te betalen, en 'k en weet niet waar het geld zal vandaan komen.’

‘Ik, uw huis koopen? Hoe, het zou uitzinnig zijn daar ooit op te denken.’

‘Uitzinnig? neen alzoo niet; nergens zoudt gij beter uw geld kunnen uitzetten. Binnen twee jaar zal het huis, met onbeduidende herstellingen, de dubbele weerde van nu hebben; nooit meer en zult gij zoo eene goede gelegenheid vinden. Zeg dat het wel is, en ik ben weg.’

[pagina 196]
[p. 196]

En hij was weg zonder mij den tijd te laten daar een woord op te antwoorden.

Twee uren later kwam mijnheer Felix in; misnoegen stond op zijn aangezicht te lezen.

‘Waarlijk, Mijnheer,’ zoo begon hij, ‘ge hebt mij daar geheel onverwachts beet gehad. Dat huis en kan ik niet missen; ik rekende er op alsof het 't mijne geweest ware, en bood slechts vijftig duizend frank, omdat de eigenaar in 't nauw zit, en ik was zeker dat hij dien prijs gereedelijk zou aanveerden. Met u, mijnheer, is het anders gelegen; daarom kom ik u vragen mij het huis voor vijf en zeventig duizend frank over te laten.’

Vijftien duizend frank, die zoo al met eens in den zak van eenen armen duts slierden, die hard te werken had om jaarlijks acht honderd frank te verdienen! Ik kon moeielijk mijne ooren gelooven.

‘Voor 't oogenblik, Mijnheer, en kan ik u geen bescheid geven,’ zei ik, ‘maar zoo gij u de moeite wilt getroosten om vijf uur weer te keeren, zal ik zien wat ik doen kan.’

 

***

 

Een kwart vóór vijven verscheen mijnheer Felix; ik sprak hem openhertig.

‘Ik zou u moeten bekennen, Mijnheer, dat ik hoegenaamd niet van zin was het huis te koopen, vooraleer de eigenaar er mij toe aanzette. Ge zegt dat ge 't huis noodig hebt; om 't even welk ander zal mij even wel passen; zoo, ik aanveerd uw aanbod.’

‘Voor 't beloop der som zult ge eenen wissel op Parijs ontvangen, die binnen veertien dagen vervalt,’ wedervoer mijnheer Felix al buigende; en hij verliet mij schijnbaar verheugd over mijne manier van zaken te doen.

Een wissel op Parijs! Het geval scheen mij zoo buitengewoon, dat ik dacht hem te moeten naar Parijs zenden om uitgewisseld te krijgen. Ik schreef dus naar de heeren Flauges en Bergeret, het eenig bankhuis dat ik daar kende. Gewoonlijk ontvang ik door hunne tusschen-

[pagina 197]
[p. 197]

komst de kroozen eener geringe som, die een oom mij achtergelaten had. Ik berichtte hen dat, daar ik geld beschikbaar had, ik inlichtingen begeerde nopens de beste manier van uitzetten.

De beteekenis van het woord ‘geld’ verandert veel volgens den naam en den levensstand van deze die het gebruikt. Het gerucht van mijne erfenis had Parijs bereikt; wanneer ik dus van ‘geld’ sprak, was het klaarblijkend dat ik eene aanzienlijke som bedoelde. Ten bewijze daarvan diene de volgende brief:

‘Mijnheer, - wij hebben uwen geëerden brief van den 17 dezer ontvangen. Hij kwam ons toe, juist na 't toeslaan der laatste leening door de Spaansche kamer aangegaan, in welke leening ons huis een aandeel heeft. Daar wij begeren dat onze handelsvrienden de gelegenheid zouden hebben om deel te nemen in een geldbelegging die wij voor winstgevend aanzien, zijn wij zoo vrij geweest twintig duizend piasters op uw inschuld in rekening te brengen. Mocht die som te hoog schijnen, zoo laat het rijzen dier weerden u toe, ze met winst te verhoogen.

Wij blijven, mijnheer uwe dienstveerdige, Flaugs et An.’

Daaronder stond een nabericht, door den overste zelf geschreven:

‘Wij hebben met genoegen vernomen dat eene groote fortuin onzen ouden handelsvriend ten deele gevallen is, en wij hebben de eer hem onze diensten aan te bieden, als het gelegenheid geeft.’

Twintig duizend piasters! Verschrikt en bedwelmd liet ik den brief vallen. Hoe groot en zou mijne verwondering niet geweest zijn, ware ik meer te huis geweest in handelsuitdrukkingen en had ik meer gelet op de bijgevoegde openstaande rekening; dan zou ik bemerkt hebben, dat, wat ik voor de hoofdsom nam, slechts de jaarlijksche kroozen uitmaakte! Zonder tijd te verliezen schreef ik naar

[pagina 198]
[p. 198]

den bankier dat de som veel te veel bedroeg. - ‘Ik heb geen geld ontvangen van Martinika,’ zei ik, ‘en het zou mij onmogelijk zijn mijne schulden uit te keeren.’

Met de eerste briefuitdeeling kwam een antwoord.

‘Wij hebben met spijt vernomen dat ge mistrouwig zijt over de Spaansche leening. Volgens uwen wil hebben wij de helft uwer weerden verkocht, hetgeen u reeds eene zuivere winst van tachtig duizend frank opbrengt. Wat uwen eigendom in Martinika aangaat, we weten te wel hoeveel tijd er noodig is om erfgiften, zoo ver afgelegen, in zijn bezit te krijgen, om maar één oogenblik te denken dat ge onmiddellijk in bezit van uw erfgoed kunt gesteld worden; maar uw handteeken alleen zal voldoende zijn om u al 't geld te verschaffen dat ge intusschen zoudt kunnen begeren. Wij nemen de vrijheid uwe aandacht te vestigen op het voordeel dat er in gelegen is, intijds uw geld uit te zetten, want als de wettelijke schikkingen zullen genomen zijn, zult ge moeite hebben hooge kroozen voor zulk een groot kapitaal te bekomen. Hopende dat gij mogelijk van de Duitsche weerden een beter gedacht zult opvatten dan van de Spaansche, overhandigen wij u eenen prospectus voor het oprichten van een bank te Grünningen. Gelief op te merken, Mijnheer, dat geene bewaargeving vereischt is, en dat, daar men slechts na lange tijdruimten betalingen vraagt, het u gemakkelijk zal zijn uwe aandeelen te verkoopen, indien gij moest van gedacht veranderen, zonder dat het noodig zij de minste betaling te doen. Wij hebben er vijftig op uw inschuld in rekening gebracht en hebben de eer te blijven,’ enz.

Tachtig duizend frank! 't Beloop dier som was iets geheel onbekend voor mij; zonder twijfel had de bediende eene misgreep in de cijfers begaan. Mijn toestand begon netelachtig te worden. Gelukwenschen kwamen van alle kanten binnengestoven; bijzonderlijk als ik te voorschijn kwam van top tot teen in 't zwart gekleed. Het ‘Journal des gobe-mouches’ vond goed eene levensschets van mijn kozijn te laten verschijnen en de uitgever schreef mij om

[pagina 199]
[p. 199]

nadere bijzonderheden. Vrouwen, ijveraarsters van alle soort van genootschappen, vroegen dat mijn naam op hun inteekenblad zou mogen gevoegd worden; en 't geld dat ik voor vrij merken te betalen had was iets onrustbarends. Om aan dezen stortvloed van vragen te ontsnappen, vertrok ik in der haast naar Parijs. Ik reed er regelrecht naar toe, ging mijnen bankier vinden en wierd daar ontvangen zooals mannen, die eene groote fortuin bezitten, onthaald worden.

***

('t Vervolgt)


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken