Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biekorf. Jaargang 15 (1904)

Informatie terzijde

Titelpagina van Biekorf. Jaargang 15
Afbeelding van Biekorf. Jaargang 15Toon afbeelding van titelpagina van Biekorf. Jaargang 15

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5.40 MB)

ebook (3.71 MB)

XML (0.83 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biekorf. Jaargang 15

(1904)– [tijdschrift] Biekorf–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende


illustratie

Mengelmare

Nog de doode te gast genood

TOEN voor 25 jaar E.H.L. De Bo zaliger, te Ruysselede het herdelijk ambt bekleedde, werd daar in eene wijkschool het liedje, ‘de doode te gast genood’, te zijner eer gezongen door de spellewerksters. Hij verzocht de schoolzusters dit liedje uit te schrijven en het hem te overhandigen. Op vele plaatsen was het onverstaanbaar; hij hervormde het en gaf het hun zóó weder:

[pagina 110]
[p. 110]

Het doodshoofd.

1.
 
Daar was een heer te GodewaarsveldeGa naar voetnoot(1)
 
Hij leefde boos uit haat van God.
 
Integendeel zijn dochter die stelde
 
In eer en deugd al haar genot.
 
Zij kwam haar vader somtijds vermanen
 
Met groot verdriet:
 
Och vader, sprak zij, d'oogen in tranen,
 
En vloek toch niet.
2.
 
God is al onze liefde zoo weerdig!
 
Hij gaf voor ons zijn dierbaar bloed.
 
Hij is bermhertig, maar ook rechtveerdig.
 
Hij straft het kwaad, en loont het goed.
 
Hij zal ze met den hemel verblijden
 
Die weldoen hier:
 
Maar de verdoemden zal Hij kastijden
 
In 't helsche vier.
3.
 
'k En vraag naar hemel ofte naar helle;
 
'k En vraag naar duivel of naar God.
 
Waar gij mijn zinnen mede komt kwellen!
 
Die dit gelooven zijn al zot,
 
'k En wil daar geen geloove aan geven.
 
De leugne is groot
 
Van al die zeggen dat er een leven
 
Is na de dood.
4.
 
De dochter voelde haar herte verbreken;
 
Zij is van droefheid uitgeteerd.
 
En stervend bleef zij schoone nog spreken;
 
Maar hij en heeft hem niet bekeerd;
 
Hij heeft maar voort met duivelsche woede
 
Zijn gang gegaan.
 
Doch Gods geduld wierd eindelijk moede
 
De straf kwam aan.
[pagina 111]
[p. 111]
5.
 
Op een morgen dat hij ging wandlen,
 
Trok hij allangs het kerkhof af.
 
Wat vond hij daar? en durfde 't mishandlen.
 
Een grijnzend doodshoofd uit een graf.
 
De booswicht schupte 't tegen zijn tanden
 
Met schimp en spot.
 
Wie of gij zijt? 'k wil met u branden,
 
Is dat uw lot.
6.
 
Ja, is het waar gelijk zij vertellen,
 
Dat er in u nog leven is;
 
Kom t'avond aan mijn deure dan bellen;
 
Gij wordt genood aan mijnen disch.
 
Kom met mijn vrienden 't herte verkwikken
 
Aan mijnen wijn.
 
Wij zullen op uw weêrkomste tikken:
 
't Zal vreugde zijn.
7.
 
Maar 's avonds als zij zaten halfdronken,
 
Hij en zijn vrienden aan den wijn,
 
Daar wierd er aan de belle geklonken.
 
Ei! wie den duivel mag daar zijn?
 
De knecht deed open. O wat een schromen!
 
Daar stond de dood.
 
God zegt dat ik hier binnen moet komen:
 
'k Ben hier genood.
8.
 
De knecht liep spoedig weêr in de zale:
 
Ach lieve heer, kom zie eens hier.
 
Een schroomlijk spook! Zijn oogen die stralen
 
En branden als twee kolen vier.
 
Het zegt dat het hier binnen moet wezen.
 
't Staat aan de zaal.
 
Neen, neen! riep al het volk als verwezen,
 
Wij zijn hier al.
9.
 
De heer die sprak bedwelmd van zinnen:
 
Ja, de genooden hier al zijn.
 
Maar op dien stond het spook stapte binnen,
 
Het nam voor eerst een ruimer wijn.
[pagina 112]
[p. 112]
 
Het stak hem uit, en stond om te tikken,
 
Zoo 't klaarlijk scheen,
 
Daar 't hen bekeek met vierige blikken
 
Van een tot een.
10.
 
En als 't hen allen hadde bekeken,
 
Het stelde zijnen ruimer neêr;
 
En zonder 't minste woord nog te spreken,
 
Deed 't eenen stap al naar den heer.
 
En 't kwam hem - en 't kwam hem van langsom nader
 
Tot dicht er bij.
 
Wie of ik ben? Uw eigen grootvader!
 
Gij moet met mij.
11.
 
Met mij moet gij voor eeuwig gaan branden,
 
Voor eeuwig in den helschen poel,
 
En slaand op hem zijn grijpende handen,
 
Het pakte hem op zijnen stoel.
 
En al de heeren, als zij dat zagen,
 
Hun schrik was groot,
 
Dat zij in onmacht vielen, en lagen
 
Al overdood.
12.
 
En als zij tot henzelven herkwamen,
 
Daar was noch heere meer noch spook;
 
Maar bloed dat ze op de muren vernamen,
 
En in de zale stank en rook.
 
Het monster had den heere daar tegen
 
Den muur verplet,
 
En weg met hem ter helle gedregen
 
Zoo onverlet.
13.
 
En zij dan, met hun haren te berge,
 
Zijn allen op de vlucht gegaan,
 
En hebben, schuw van God nog te tergen,
 
Terstond boetveerdigheid gedaan.
 
Let dan wel op, gij zondaren allen,
 
Wat gang gij gaat.
 
't Is schrikkelijk in Gods handen te vallen,
 
Wanneer hij slaat.
voetnoot(1)
Het is merkensweerdig, dat hier ook Godewaarsvelde en niet Koetsvelde genoemd wordt.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken