Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biekorf. Jaargang 15 (1904)

Informatie terzijde

Titelpagina van Biekorf. Jaargang 15
Afbeelding van Biekorf. Jaargang 15Toon afbeelding van titelpagina van Biekorf. Jaargang 15

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5.40 MB)

ebook (3.71 MB)

XML (0.83 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biekorf. Jaargang 15

(1904)– [tijdschrift] Biekorf–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 129]
[p. 129]

[Nummer 9]

Jantje Plaagsteert

III. Sint Niklaas.

OVER eenigen tijd was ik te Pols, en hij had een bezoeker. 't Was een kloeke knaap en Pols kozijn. Zoudt ge 't gelooven, die jongen zei dat er geen Sint Niklaas bestond?

En nochtans die jongen hield het staande... maar genoeg daarvan. Wij mogen nooit de boosheid van andere menschen bekend maken en moeten God dank weten dat we slechter zijn dan gelijk wie, anders zouden we den Farizeër gelijken en deze was zeer slecht.

Indien er een Sint Niklaas is, - en er moet een zijn, - hoe kan hij boven op het dak geraken zonder een groote ladder meê te nemen, en indien hij dit doet, hoe kan hij dan geschenken genoeg meêdragen? En dan, hoe liggen de lekkernijen niet zwart van 't grijmsel uit de schouwe en hoe legt hij het aan boord als de schouwe vol rook en

[pagina 130]
[p. 130]

vier is, zoo 't immer op dien tijd 't geval is? Maar ja, hij is misschien een bovennatuurlijk wezen.

'k Geloof dat er nu waarachtig geen einde gaat komen aan de jongens te onzent, en Theresia Moei en hare twee knaapkens zijn hier ook reeds. 'k Wilde aan mijn kozijns bewijzen dat er waarlijk een Sint Niklaas bestond; 'k vertelde aan Pol dat al de kinders in de achterkamer zouden moeten slapen en dat er daar een schouwe was, allerbest geschikt voor Sint Niklaas. Wij gingen naar de schouw zien en ik deed aan Pol verstaan hoe grappig het zou zijn ons te verkleeden en door de schouw naar beneden te komen en ons te doen doorgaan voor Sint Niklaas; hoe dat de kinderen zou verblijden en hoe 't groot volk er ook hun schik zouden in vinden, want zij hebben niets liever dan dat wij ze vergeestigen.

Pol vond ook dat het iets kluchtigs zou zijn en zeide dat wij ons moesten oefenen in 't nederdalen door de schouw om het zooveel te gemakkelijker te kunnen doen op Sint Niklaasdag. Hij zeide dat ik het had moeten doen, daar het ons huis was; daarop antwoordde ik hem, dat hij een bezoeker was en dat het van mijnentwege wat baatzuchtig zou zijn hem van 't minste genoegen te berooven. Maar Pol wilde er niet van hooren. Hij wedervoer dat hij zich niet al te wel gevoelde en dat hij geen grap met onze schouw wilde spelen, en daarbij dat hij vreesde te dik te zijn om erdoor te kunnen. Dan dachten wij aan Karel en vonden dat hij juist van pas was. Natuurlijk zeide Karel dat hij het zou aangaan, daar wij het hem vroegen; want hij is van niets verveerd en zoo fier te mogen spelen met mij en Pol, dat hij alles zou doen wat wij hem vragen.

Zoo Karel deed jas en schoen af en we klommen allen op 't dak. Ik en Pol staken hem op tot dat hij van boven op de schouw gerocht; hij stak er zijne beenen in en sleerde naar beneden. Hij daalde als een steen, want hij wist zich niet tegen te houden gelijk de schouwvagers het doen. Ik en Pol, wij stormden naar beneden en naar de achterkamer om hem daar te zien; maar hij was nog niet

[pagina 131]
[p. 131]

afgekomen, alhoewel de heerd vol bitter en grijmsel lag.

Wij dachten dat hij onderwege gebleven was om wat te rusten; maar na eene wijl scheen het ons, een gerucht te hooren, als van iemand die uit de verte roept. Wij keerden weder op 't dak, denkende dat hij misschien weer naar boven geklauterd was; maar wij vonden hem niet. Wij klommen boven op de schouw en wij konden hem dan verstaan. Hij riep en schreeuwde om hulp, want hij was halfwege blijven steken en kon noch op noch neêr.

We overlegden de zaak en vonden dat 't beste wat ons te doen stond, was, een koorde te halen en ze neêr te laten en hem alzoo eruit te trekken. 'k Liep dus om een koorde en liet ze naar beneden glijden; maar zijn arms waren zoo geweldig tegen 't lijf gedrukt dat hij ze niet vastgrijpen kon. Pol zeide dat wij een strik hadden moeten maken, het over Karels hoofd werpen en hem op die wijze uittrekken; maar ik wist dat Karel niet te kloek was en 'k vreesde dat, zoo wij 't deden, wij hem misschien in stukken zouden trekken.

Dan stelde ik voor een langen paal te halen en hem ermeê naar beneden te duwen; maar na overal rondgezocht te hebben konden wij geen vinden die lang genoeg was en wij moesten dit opzet laten varen. Binst al dien tijd was Karel geweldig aan 't schreeuwen, alhoewel we alles deden voor hem wat we konden. Ja, 't gaat alzoo met kleine jongens: nimmer toonen ze 't minste zierken dankbaarheid en ze zijn altijd mistevreden.

Daar we hem naar omlaag niet konden koteren stelde Pol voor hem naar omhoog te koteren. Wij zeiden dus aan Karel wat geduld te hebben en we gingen nogmaals naar beneden en namen de langste staak die we vinden konden en staken ze omhoog door de schouwe. De bitter stortte bij hoopen neêr en bevuilde al wat in de kamer stond; maar wij konden Karel ermeê niet bereiken. Ditmaal begonnen wij ontmoedigd te worden. Het speet ons waarlijk om Karel, want, konden wij hem daar niet

[pagina 132]
[p. 132]

uitkrijgen vooraleer 't groot volk te huis kwam, ik en Pol zouden deerlijk in nesten zitten.

‘Zoo we een vierken aanlegden,’ zei ik aan Karel, ‘misschien zou de tocht hem meêtrekken’. Karel vond dit voorstel opperbest. 'k Stak dus 't vier aan, maar de jongen zat er niet te min vernepen om, en als we naar boven gingen om hem daar te vinden, hoorden wij hem schreeuwen, luider dan ooit, en roepen dat er iets aan 't veunzen was in de schouwe, dat hem verstikte. Ik wist wat gedaan, alhoewel Pol t' einden raad was, en om de waarheid te zeggen, hevig verschrikt.

Wij liepen de trappen af, grepen twee ketels water, stormden ermeê naarboven en kletsten ze door de kave. Dat bluschte 't vier uit; maar ge zult moeite hebben om te gelooven dat Karel nog meer onredelijk was dan ooit en riep dat we hem wilden versmoren. Neen, geen troost moet ge verwachten als ge kleine jongens tracht aangenaam te zijn; ge kunt ze niet voldoen, wat moeite gij ook doet, en wat mij aangaat, dat gedurig zoeken om hem aangenaam te zijn verveelt mij en voor 't overige dat hij nog bij ons verblijft kan hij maar alleen spelen.

We hadden nu alles aangegaan wat we konden uitpeizen om Karel uit de schouwe te krijgen; alles te vergeefs. Zoo we olie door de schouw lieten loopen, zegde Pol, dat zou ze zoo glad maken dat Karel recht naar beneden in de achterkamer zou glijden. Maar ik wilde 't niet doen, daar ik wist dat de olie zijne kleederen zou bemorsen, en dat zou Theresia Moei kwaad maken. - Al met eens hoorde ik een rijtuig aan onze deur stilhouden en daar waren de volwassen personen die vroeger naar huis gekomen waren dan ik wel gedacht had. Zij moesten volk halen om eene opening in den muur te maken. Maar ze kregen Karel gaaf en gezond eruit, en na bestatigd te hebben dat hij niet 't minste letsel bekomen had, in plaats van mij en Pol voor al onze moeite te bedanken, waren ze van gedacht dat ik de grootste straf verdiende die ik ooit gekregen had, en ik kreeg ze!

[pagina 133]
[p. 133]

Neen, 't is gedaan, nooit meer zal ik nog iets doen om kleine jongens te vergeestigen op Sint Niklaas.

R.D.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken