Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biekorf. Jaargang 19 (1908)

Informatie terzijde

Titelpagina van Biekorf. Jaargang 19
Afbeelding van Biekorf. Jaargang 19Toon afbeelding van titelpagina van Biekorf. Jaargang 19

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.77 MB)

ebook (3.88 MB)

XML (1.98 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biekorf. Jaargang 19

(1908)– [tijdschrift] Biekorf–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 153]
[p. 153]

Hoe Oom Brielemans een schilderij aan den muur hong

NOOIT van uw leven hebt ge een rumoer en een drukte, weg-en-weer in een huis tegengekomen, als wanneer Oom Brielemans op zich nam een ‘werksken’ te verrichten.

Laatst kwam er een schilderij van den omlijster; ze wierd in de eetzaal gezet in afwachting dat men ze zou hangen. Moei Brielemans vroeg wat daarmee moest gedaan worden en Oom Brielemans antwoordde daarop:

‘O! laat dat aan mij over, niemand van u moet zich daarmee bemoeien: 'k zal ik dat doen!’

Daarop speelde hij zijn vest uit en zette zich aan 't werk. Hij zond het dienstmeisje een halven frank nagels halen, en dan een van de jongens achter haar om te zeggen van welk slag, en, alzoo voortgaande, bracht hij, één voor één, heel het huis op de been.

‘Willem, loop mijn hamer halen’, zoo schreeuwde hij, ‘en gij, Jantje, breng mij den meter; en ik zal de trapladder noodig hebben, maar een keukenstoel ware nog best; en, Karel, spoed u naar Kozijn's en zeg hem: de beste groeten van vader, en hij hoopt dat het beter gaat met zijn been, en, of hij hem zijn waterpas wil leenen? En, ga gij niet, Maria, want er zal iemand moeten blijven om te lichten; en wanneer het meisje terugkomt dan moet ze nog een stuk stoorkoord gaan halen; en Jantje! - waar zit Jantje nu? - Jantje, kom hier, gij: ge zult mij de schilderij moeten opgeven.’

Dan nam hij de schilderij op en liet ze vallen zoo dat ze uit de omlijsting sprong, en, wijl hij schermde voor 't glas, kwetste hij zijn vinger. Daarop sprong hij de kamer rond, op zoek naar zijn zakdoek; zijn zakdoek kon hij niet vinden omdat hij in den zak zat van de vest die hij afgedaan had, en hij wist niet waar hij zijn vest geleid had, en heel het huis moest ophouden zijn alaam te zoeken om zijn vest te vinden, terwijl hij ronddanste en in hunnen weg liep.

[pagina 154]
[p. 154]

‘Weet niemand van heel het huis waar mijn vest is? Nooit van mijn leven heb ik zulke luiaards tegengekomen - waarlijk van mijn leven niet. Wat! met zessen! en ge kunt geen vest vinden die ik, nog geen vijf minuten geleden, afgedaan heb! Dat gaat te ver! -’

Dan stond hij op en zag dat hij er opgezeten had en bulderde:

‘Ha! ge moogt het opgeven! Ik zelf heb ze nu gevonden! Men zou al zoo wel aan de kat vragen iets te zoeken als te verwachten dat gij het zoudt vinden!’

En, na dat een half uur verstreken was met zijn vinger te verbinden, en na dat men een nieuw glas gehaald had, en het alaam en de ladder en de stoel en de kaars bijgebracht waren, ging hij het een tweede maal aan, terwijl al de huisgenooten, tot het meisje en de schuurvrouw toe, in een halven kring rond hem stonden, gereed om hem te helpen. Ze moesten met tweëen den stoel houden en een derde moest hem er ophelpen en hem daar vasthouden, en een vierde hem een nagel toereiken, en een vijfde den hamer overhandigen; hij greep den nagel en liet hem vallen.

‘Daar!’ snauwde hij hun toe op verongelijkten toon, ‘de nagel is nu weg.’

En wij moesten allen op de knieën vallen en zoekende rondkruipen, terwijl hij op den stoel stond te grommelen en vroeg of we hem daar den ganschen avond gingen laten schilderen.

Eindelijk wierd de nagel gevonden en middelerwijl was de hamer verdwenen. ‘Waar is de hamer? Wat heb ik met den hamer gedaan? Verduiveld! ge staat daar met zeven rond te gapen en ge weet niet wat ik met den hamer gedaan heb!’

We vonden zijn hamer weer en dan had hij het teeken op den muur, waar hij den nagel zou slaan, uit 't zicht verloren en wij moesten alle zeven op een stoel klimmen, neffens hem, om te helpen zoeken, en wij ontdekten het allen op een verschillige plaats, en hij verweet ons allen

[pagina 155]
[p. 155]

beurtelings voor domkoppen en beval ons van den stoel te komen. Hij nam den meter en her-mat en vond dat hij de helft van een-en-dertig centimeters en drie-tiende, van den hoek moest blijven én wilde het in zijn hoofd berekenen en lukte er niet in. En wij wilden het allen in ons hoofd berekenen en kwamen allen aan een verschillende uitkomst en stonden met malkaar te gekken. En in 't algemeen geharrewar wierd het oorspronkelijk getal vergeten en Oom Brielemans moest het nog eens her-meten.

Ditmaal gebruikte hij een stuk koord, en op het beslissend oogenblik, toen de oude grommelpot over zijn stoel helde, op een hoek van vijf-en-veertig graden en trachtte een punt te bereiken, vijf centimeters lager dan tot waar hij reiken kon, gleed de koord uit zijn handen en neerwaards sleerde hij, tot op de piano en bracht een waarlijk prachtig akkoord te weeg, door de rapheid waarmee zijn kop en lijf te gelijk al de toetsen aanraakten.

Eindelijk had Oom Brielemans de plaats al weer uitgesteken en hield de punt van den nagel met zijn linker hand er op en nam den hamer in zijn rechter. En met den eersten slag vermorzelde hij schier zijn duim en liet den hamer, met een gil, op iemands teen vallen.

Moei Brielemans waagde het, heel bedeesd op te merken, dat zij hoopte dat Oom Brielemans haar in tijds zou verwittigen, indien hij, in 't vervolg, nog van zin was een nagel in den muur te slaan: dan zou ze immers hare schikkingen kunnen nemen om een week bij haar moeder te gaan verblijven binst dat hij aan den arbeid was.

‘Och! dat vrouwvolk, dat maakt over alles lawaai,’ wedervoer Oom Brielemans, meer bedaard, ‘Ewel! zulke werkskens, ik vind daar mijn genot in!’

En dan ging hij het opnieuw beproeven en, met den tweeden slag, boorde de nagel recht door 't plaksel en de helft van den hamer er achter, 't geen Oom Brielemans met zulk geweld tegen den muur deed botsen dat hij, met een bijna-platte neus, grijnzend stond te knarsetanden.

[pagina 156]
[p. 156]

Dan moesten we den meter en de koord wederzoeken en een nieuw gat wierd bij 't eerste geslegen, en rond middernacht gerocht de schilderij op haar plaats gehangen, - heel verfrommeld en dreigend hong ze daar, de muur, een meter in 't ronde, als met een raak effen gemaakt, en alleman dood-moe en versleten - uitgenomen Oom Brielemans.

‘Zie, daar hangt ge toch’, riep hij zegevierend uit, terwijl hij driftig van den stoel sprong en de eksteroogen van de schuurvrouw schier plat trapte en met blijkbare voldaanheid zijn werk aanstaarde, ‘Is dat nu niet wel! En zeggen dat sommige lieden iemand zouden moeten huren, om zulk een werksken af te maken!’

 

J.K. Jerome naverteld.

R.D.L.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken