Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biekorf. Jaargang 19 (1908)

Informatie terzijde

Titelpagina van Biekorf. Jaargang 19
Afbeelding van Biekorf. Jaargang 19Toon afbeelding van titelpagina van Biekorf. Jaargang 19

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.77 MB)

ebook (3.88 MB)

XML (1.98 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biekorf. Jaargang 19

(1908)– [tijdschrift] Biekorf–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 177]
[p. 177]

[Nummer 12]

Een woordeken op-en-weg
De Naamdag

Een naamdag in den huize, in schole, op een dorp, in een land, overal, doet heel het jaar door het werk van een kooltje vier in den winter. Alleman schoort er hem rond; en alleman - in den kring - hijvert dan wellustig van de weldoende hitte die alvanuit dat viertjen voortstraalt. 't Is immers te weten dat de zomer in 't leven niet lange en duurt, en dat de koelte komt, buiten en binnen, in min dan een jaar. De lucht verguurt met den tijd. En de liefde ook: wederzijdsche genegenheid wordt stillekens aan minder en minder heet uitgedrukt, bezonderlijk onder koel volk; zoo is't bij den Vlaming, die, naar men weet, uitwendig toch, geen zothoofd en wil zijn, en die niet meer en geeft dan hij inheeft... integendeel. Maar dat koud-worden is gevaarlijk: al te koud worden is vervriezen. Dan moeten de menschen, willen ze dat vermijden, rond den heerd kruipen allen samen,

[pagina 178]
[p. 178]

en ze krijgen er weerom warmte allen thoope... rond dien heerd d.i. rond de naamfeeste. Ze voelen er opnieuw aangename kittelingen, en zeggen en hooren er dingen die ze anders of elders op den duur niet meer en gevoelden, of lijk niet meer en dorsten zeggen, en alleszins niet meer en hoorden, dingen die er nochtans nu en dan eens uitmoeten... al was het eens op een jaar!

Een schoone uitvinding die huiselijke feestdagen! Maar 't moet er feeste zijn om een name. Aan een name is altijd iets vast, een zin, een herinneringe, een gebeurtenisse, een grond van vergelijkingen of oorbeelden, een geur of een smaakske, kortom iets gebruikelijks dat met voldoeninge kan genut, genoten, herinnerd, voorzien en hernut worden. Een geboortedag en kan daar niet aan: een geboortedag is een getal met zonder-dichterlijken geur om. Een geboortedag zegt zoo min als een getal op een huis, als 't getal ‘Eén’ b.v. op den ouden ‘doek van Veronica’ te Brugge. En! gaat, onthoudt alle de geboortedagen van de leden van den huize, en van 't hoofd elker gemeenschap. Wij Belgen en moeten, vanwege de gebruiken, nog maar eenen geboortedag in ons geheugen overhouden, 't is deze van onzen Koning... enwel, 'k en kan 't niet helpen, maar 'k en zou hem nu hotsbots niet kunnen vermonden,... noch vele van de Lezers ook niet. Late varen van nog andere geboortedagen erbij.

De Fransche Omwentelinge heeft het eens aangedurfd om die naam- en feestdagen te dempen, maar ze is er moeten van thuiskomen. Ze ondervond dat 't beter anders ging, dat 't beter bleef als voorheen. De Fransche Omwentelinge was in heur tierlantane, en ze liet heur in heur hoofd steken dat alle de heiligen moesten buiten den almanak gezet worden. 's Anderendaags algemeene roefelinge: en ze vlogen allemaal vliegen, allen die een beetjen heilig waren. De eenen wonnen erbij, de anderen verloren eraan. Sinte Pieter b.v. wierd uit zijn ‘Banden’, Sint Jan uit zijn ‘Olie’ getrokken; doch dezen en waren

[pagina 179]
[p. 179]

daarom nog niet al te kwaad, meen ik. Daarbij Sinte Pieter wist zijn plaatse aan de poorte van den hemel, en Sint Jan op het herte van Ons Heere. Maar er waren er daar velen die maar den almanak en hadden om erin te staan. Waar moesten dezen gaan belenden? 't Was jammerst voor de schamele ‘Onnoozele Kinderen’, allemaal kleine dutsen zonder verweer. Doch er en was niets aan te doen; 't was verloren gezaagd en geplaagd. En de almanak wierd hergoten. Alzoo kwam het dat de dagen herdoopt werden. Voortaan zouden ze heeten: druive, safraan, kastanje, tijdlooze, peerd... enz. Nu, namen voor dagen vinden was zeer doenlijk. Maar, om op onzen naamdag terug te keeren, hier lag de knoop: welken naam zouden de menschen nu dragen? Daar hadtje't! Om aan den uitvinder van dat peerdengedacht een name te geven, dat en was niet moeilijk: trouwens als hij tevreden was met tot op de peerdemarkt toe patronen te zoeken, er waren er daar genoeg voor hem, peerden en andere, met veel keuze in de langde van de ooren. Maar alle treffelijke lieden buiten dien uitvinder, wat gingen ze doen? Geen gemakkelijk vraagstuk! 't Schijnt dat over tijd van jaren Vader Adam ook daarmeê al een tijd niet weinig gekitteld en zat. Hij had immers een wijf gekregen, en hij en wist ook niet wat ertegen gezeid. En hij had 't schoone een name to zoeken voor haar in zijnen almanak; hoor! er stond daar wel veel in, voor alledage en allemaande entwat; maar 't en waren ook geen heiligen die erin stonden, 't en was ook al maar van rupsems en okkernoten, en olifanten en kanarievogels... van aardappels misschien en van tabak! Wat belieft er u? En Adam zei: ‘dat en is al mijn soorte niet’! Maar almeteens hij had 't gevonden; hij overkeek een keer de schepsels altegader, en hij sloeg een oogsken, en hij noemde zijn wijf: ‘Eva, d.i. Moeder van geheel 't zoodtje’! Den eersten keer dat hij ze aldus noemde, 't was op een Nieuwjaaravond (Nieuwjaar kwam toen nog in den zomer)! ze zaten beide op den zoom van een bosch, bij den oever van een breed

[pagina 180]
[p. 180]

water, met een kalme blauwendige vlakte daarachter; rond den tienen-half, geen windje en woei, alles was stil, half-donker, de sterren pinkelden lijk met een traantje in hun oogen, en de zilvere mane wipte en duikelde in 't water! Eva's name klonk als de zang van een nachtegaal in den nacht... en Eva luisterde, en loeg, ze nam heur name Goddank goed op, en 't vraagstuk was opgelost!... voor Adam toch! Maar hoeveel Adams zijn er nog geweest sedertdien? Geen een meer! En wie kan er altijd wachten tot Nieuwjaaravond (die nu ten anderen niet meer in den zomer en komt) om te zingen en te zeggen: ‘Hoe gaan we ons kindeken heeten?’ Zoo weinig! Daarbij de vrage blijft: hoe zouden ze hun kindeken heeten?

Welnu: dat nieuwtje van dien franschen almanak had eens moeten meêslaan! Het blijkt: drie vierden van de menschen en gingen alzoo geen name vinden die aanstond. En ziet eens welke wreê dingen voor gevolgen. Geen name, geen naamdag; en geen naamdag, geen besteeksels!.... 't Was de dood van veel winkels! dan, geen name, geen fame, en ook dus geen krediet meer! verder, geen name, geen dichterlijk geswatel meer, wat een verlies voor veel koppels van duiven! Wat een ongemak voor de liefde! Een nieuw beletsel voor 't huwelijk! En vele min huisgezinnen! 'k En overdrijve niet! hoegenaamd niet! 't Is ergerlijk voor die alles eens ernstig overwegen wilt!

Maar 't ergste blijft nog altijd, voor de huisgezinnen en gemeenzaamheden die al bestaan, dat zonder naam en naamdag het kooltje vier uit den heerd weg zou zijn.... te weten tegen dat 't winter wordt.

Gelukkiglijk is 't grootste gevaar verdwenen sedert dat de Fransche Omwentelinge bevonden heeft dat de heiligen nog tot iets dienen!

Maar dat gevaar en is niet heelemaal weg! Komt! Waarom b.v. de naamdagen van ons volk, ‘met den geur daarom der wigwams’, bevochten of in den diepen geholpen? Ons Vlaamsche volk heet Christen, en zijn naamdagen zijn Paschen en Sinksen, en Kerstdag enz...

[pagina 181]
[p. 181]

't Heet Vlaamsch en zijn naamdagen zijn Luutgarde en Benedictus' Translatiedag. Waarom in sommige hoeken van Vlaanderen deze eerste dagen vervangen door zomerkarnavals of theater-christmas', en de tweeden maar onverschillig weggetooverd? Opgelet! ons volk is alreeds een merkelijken tijd in zijn winterdagen. Geeft het zijn kooltje vier, dat 't rond zijnen heerd kruipt of 't vervriest! En laat het niet gaan vreemd worden onder eigen huis-en landgenooten, als ijskegels die stijf nevens elkander hangen... of de dooi komt, 't zal horken naar de eerste vreemde zonne die daagt, en 't zal brokke-vaneen vallen.

De naamdag is als een stake, om in den avond eens de kudde entwaar rond te vergâren, om te zien of ze allen nog meêzijn. En trekt die stake niet uit, of de kudde doolt op het bloote.

De naamdag is voor mensch en huis en volk, een gelegenheid waar het toegelaten is ‘naïef’ genoeg te zijn om eens te zeggen dat men malkaar geren ziet en dat men malkaar over 't gedane goed bedankt, en dat men malkaar belooft te ondersteunen. Men late aan onze Vlamingen die gelegenheid... of - ze 'n zijn al uit hun eigen niet om veel lawijt te maken - ze zullen eens voor goed ophouden alzoo ‘naïef’ te durven zijn; ze zullen beschaamd worden over hunzelven, over deze bovengenoemde en nog veel andere hunner zeden, over hun tale en hun land, ze zullen hun eigen volk verloochenen, hun eigen wezen, en eindigen met niet of niets meer te zijn!

God spare ons daarvan!

J.H.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken