Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biekorf. Jaargang 22 (1911)

Informatie terzijde

Titelpagina van Biekorf. Jaargang 22
Afbeelding van Biekorf. Jaargang 22Toon afbeelding van titelpagina van Biekorf. Jaargang 22

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.38 MB)

ebook (6.02 MB)

XML (1.04 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biekorf. Jaargang 22

(1911)– [tijdschrift] Biekorf–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende


illustratie

Mengelmaren

Jos. van den Berghe. De verloren Zoon. Gedicht parabelspel. J. De Meester, Rousselare, 1911. (Tweede uitgaaf).

Neri, de jongste en liefste zoon van den rijken grondeigenaar Laban, door den roomschen legaat Claudius verleid, in weerwil van de onzeggelijke liefde zijns vaders, en eerder opgehitst door de oprechte maar botte vroomheid van zijn broeder Eliakim, eischt het deel van zijn overleden moeder af, verlaat huis en land om te Rome een leven van wulpschheid en vermaak te leiden. Door den Romem uitgebuit, arm en verstooten, vlucht hij vol wanhoop uit de stad en landt, doorschokt levenswrak, in Egypten aan, waar hij door den hongersnood gepraamd, zích aan een egyptischen boer als verkenswaker verhuurt. En daar, onder zijn ellendig lot verpletterd, door een joodschen medeslaaf opgebeurd, met Gods genade gesterkt, besluit hij naar zijn vader terug te keeren. De vader heeft gestadig spijts het ruw vermanen van den oudsten zoon, gebeden en gewacht. De wederkomst van den legaat zonder zijn Neri is een straal van hoop door zijn duister bestaan. En eindelijk, op een langverwachten dag, ziet hij hem, drukt het verloren kind op zijn hert; hij jubelt en wil dat iedereen, ook den deugdzamen maar barschen Eliakim, met hem meêjubelt, omdat zijn zoon die dood was, verrezen is, hij die verloren was, teruggevonden.

[pagina 94]
[p. 94]

Ziedaar, het onderwerp, dat alzoo opgevat en gewijzigd, een kunstenaarsziel bewegen kon, en dat door een waren dichter tot een levend geheel kon opgewekt worden. Waar het stuk uitgevoerd wierd zoowel in hoogerbeschaafde vergadering als in volksfeesten heeft het door de eenvoudigheid der toestanden, door de diepe menschelijkheid der karakters, en door de weelderige pracht van het vers, den toehoorder diep getroffen. Dat is het beste bewijs dat wij een waar tooneelstuk voor handen hebben, aangezien die bijval niet bekomen wierd door melodramatische middels, moord en brand en zenuwschokkende gruwelzichten.

Is er handeling in het drama? Ja een dubbele! De voornaamste t.w. de zielenstrijd van Neri die in drie spannende toestanden verkeert: angst vóór het afscheid, wanhoop na de ontgoocheling, vrees vóór den terugkeer, drie gevoelens die bekampt worden door wulpschen zin, wraakzucht en eindeloos verlangen.

Een ondergeschikte en meer uitwendige handeling ligt in de doening van den legaat: de verleiding van den jongeling, en het verstooten van Neri te Rome. Hiermêe sluit het samenloopen der twee handelingen. Want de wederkomst van Claudius, de ontgonnen samenzwering tegen hem, zijn ongenade bij den keizer liggen buiten het drama en dienen schier alleenlijk om Claudius van kant te maken. En hierin steekt het zwaktepunt der verwikkeling.

In de tweede uitgaaf is het derde bedrijf heel nieuw en de dichter heeft erdoor op zeer voldoende wijze het afscheid aan het terugkeerbedrijf verbonden.

Het eerste bedrijf is ook merkelijk uitgebreid. Het mangelde aan verscheidenheid in de eerste uitgaaf, hier is er gevaar van langdradigheid. Er is te veel lyrisme, de handeling blijft ter plaats trakelen en wordt aangevat te ver van de ontknooping t.w.: het afscheid. Dat vader Laban aan dichterlijke gevoelens wat toegeeft, niemand zal het hem ten kwade duiden, maar Neri de zoon, Melchi de knecht, de slaven zelf zijn in het eerste bedrijf wat ziek aan gevoelerigheid. De opgaande zon op de bloeiende natuur was zoo lieflijk dat de dichter meêgesleept wierd door de opborrelende beelden die in zijn hert welden en zoo toon- en klankrijk in zijn verzen galmden. Ook, spijts groote letterkundige en zielkundige gaven blijft het eerste bedrijf het flauwste. Veel kernachtiger is het tweede bedrijf. Het derde bizonderlijk is echt levendig-dramatisch; en het laatste, in de ontknooping vooral, is hoogst hertroerend.

De karakters ook weet de dichter voortreffelijk te borstelen. Neri is wisselend en wankelend van gemoed, hij is de zondaar die valt uit zwakheid meer dan uit boosheid. De vader spreekt diepst vaderlijk, al spreekt hij wat veel - nu, in-goede mensch zijn, meermaals ook wat babbelziek. Heel aanschouwelijk staat Claudius verbeeld en meesterlijk geteekend Eliakim, de vrome ruwe jood: diepe gevoelens en botte woorden, edel hert en hard uitzicht.

Wij wenschen den Heer J. Van den Berghe een gul proficiat. Een meesterstuk is zijn parabelspel wel niet. 't Is meerook dan oen belofte, een reeds rijpende vrucht van oprechte dramatische weerde. Echte zielkunde, botsende zielenstrijd, kennis aan levende verwikkeling,

[pagina 95]
[p. 95]

scheppende kracht van pakkende toestanden en dit alles bekleed met een vrij-golvend vers vol zwier en wentelende schoonheid.

A.D.M.



illustratie

Stijn Streuvels. Het Kerstekind. Houdmont-Carbonez, Brugge, en L.J. Veen, Amsterdam.

Overbodig ware het den lof van den gevierden vlaamschen schrijver uit te bazuinen. Het kerstekind blijkt niet als het voornaamste, maar misschien wel als het liefste zijner kunstgewrochten? Wie beweerde eens dat er bij Streuvels aan zielkunde schortte? De grondige kennis en studie van kinderlijken eenvoud die, in dit prachtig natuurtafereel, dien heerlijken brok vlaamsch leven doorademt, overtrokken met den prachtmantel van Streuvel's toovertaal, levert een stellig bewijs op van zijn overheerschende kunst. 't Weze voldoende te zeggen dat de uitgaaf zoo keurig afgewerkt en met de lichte penteekeningen van J. Fonteyne opgeluisterd in hechte verhouding staat met het gehalte. De boekenkunst herleeft in Brugge.

A.D.M.



illustratie

Karel, van den Oever. Godvruchtighe maen-rymen.

Wilde waarheid wilde ik wel; dichtte Gezelle. Natuur doen opleven en de natuur dooraderen met de gevoelens uit een dichtershert gesproten: dat is hedendaagsche kunst. Waarom dan, door middel-eeuwsche spelling die innerlijke bezieling vervalschen? De frissche gedachte is hedendaagsch, de grondige woordenschat ook, de smijdige versbouw niet min, mits hier en daar een ingesteken vijftiendeeuwsche spie of verouderde uitdrukking. Waarom?

A.D.M.



illustratie

Kinderdichtjes, kinderliedekens

16.
 
Mijn annewuiten
 
Is gaan fluiten.
 
Mijn koekoek is gaan vliegen,
 
Hebde hem niet gezien?
 
Ik heb hem wel gezien,
 
Maar heb hem niet gesproken,
 
Hij heeft zijn been gebroken.
 
De koekoek roept in 't bosch:
 
Timmerman, uw hondje is los.
[pagina 96]
[p. 96]
17.
 
Beth die ging eens wandelen,
 
Zij leidde haar Belleken mee.
 
Zij kocht ze een pond amandelen
 
En Belleken was tevrêe.
 
Zij pakte ze bij haar doeleken,
 
Zij zette ze op een stoeleken.
 
Zoet, zoet Belleken, zoet,
 
Ziet dat ge u geen zeer en doet.
18.
 
Kleine Jan kwam van den akker,
 
Als de klok was twelf geklept,
 
Tra la la, tra la la!
 
Zijn pap stond in een teste,
 
Tra la la, tra la,
 
Met nog een vleeschstuk bij
 
Tra la, tra la.
 
Terwijl dat Jan zijn pap uitslabte, tra la tra la
 
Liep de kat met 't vleeschstuk weg; tra la tra la.
 
Op wien zal ik het nu gaan steken?
 
Op mijn moê of op de kat? tra la.
 
Steek ik het op de kat, zij krapt met heuren poot naar mij, tra la.
 
Steek ik het op mijn moeder, 't avond 't stoksken staat er bij, tra la.
 
't Schoonste komt nog achternaar; tra la, tra la.
 
Maar dat zing ik te naaste jaar, tra la, tra la.
19.
 
Van hier naar Mechelen toe,
 
zeep en zout,
 
olie en smout,
 
geeft de duiven.
 
dat ze snuiven;
 
geeft de marollen
 
dat ze prollen;
 
geeft de kiekens kempzaad,
 
en loop dan maar op straat.
20.
 
Onderwege Rome
 
Daar stond een steenen huis.
 
't Is om af te droomen,
 
want 't is niet heele pluis.
 
En alle dagen gingen daar drie bodekens voorbij.
 
De eerste die heet Jelleken;
 
de tweede die heet Dief;
 
de derde die gaf me eenen brief.

Vr. Weyn.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over Het Kerstekind

  • over Godvruchtige maen-rymen


auteurs

  • Sofie Peeters-Weyn

  • over Stijn Streuvels

  • over Jos vanden Berghe

  • over Karel van den Oever