Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biekorf. Jaargang 37 (1931)

Informatie terzijde

Titelpagina van Biekorf. Jaargang 37
Afbeelding van Biekorf. Jaargang 37Toon afbeelding van titelpagina van Biekorf. Jaargang 37

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5.74 MB)

ebook (4.19 MB)

XML (0.80 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biekorf. Jaargang 37

(1931)– [tijdschrift] Biekorf–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 151]
[p. 151]


illustratie

Koeien onttooveren.

IN Juli 1596 was er voor de Brugsche schepenbank een onderzoek aan den gang over het betooveren en onttooveren van koeien in 't ronde van Brugge. Nevens andere personen was daarin betrokken een zekere Pieter de Clercq ‘ghenaemt in de wandelynghe: Pieter inde bolle die gevrocht heeft inde bollewercken ende ghewoont in de Meersch.’ Uit de volgende getuigenissen blijkt hoe de man bij het onttooveren te werke ging.

‘Christoffels Schilleman, oudt 36 jaren, landsman gheboren tot Westcapelle, wonende binnen deser stede [te Brugge in de Raemstrate] werckende buijten in dachueren, zegt by eede hoe in Meye dat leet een jaer twee zyne coeijen zyn betoovert gheweest ende dat hy by advise van Robert Dhaze es gheaddresseirt an Pieter de Clercq, de welcke zijne coeijen belesen ende gheholpen heeft, daertoe hij ghenomen heeft ghewijde palme, wije water ende een wasse keersse, hebbende den deposant ghelast te hooren de hoochmesse drie zondaeghe achter een ende te nemen wijewater die inde hoochmesse ghewijt was, welck wijewater men moeste doen int broot dat sdeposants huijsvrauwe bieck, metghaders in het eten ende drijncken van alle van die van den huijsgezinne, metghaders in het eten ende drijnken ende ooc in de slabbinghe van de coeijen ende insghelijcx in de grachten daeruuijte de coeijen droncken, neghen daeghen lanck gheduerende ende zo de deposant ghijnc buijten wercken moeste wijewater mededraeghen ende in zijnen dranck doen ofte anderssins zoude de betooverijnghe up hem ghecommen hebben zo Pieter de Clercq zeijde; hebbende ooc ghezeijt dattet up de ghuene vanden

[pagina 152]
[p. 152]

huijsgezinne commen zoude indien zij niet en useirden twijewater alzo inne te nemen neghen daeghen lanck; hebbende Pieter de Clercq ghelast datter een vanden huijse moeste lesen, neghen daeghen lanck achter een, pater nosters ende ave marien, te wetene: den eersten dach ix. pater noster ende ix. ave marien ende alzo voorts alle daeghe een min, zo datter ten latsten daeghe maer een pater noster ende een ave marie ghelesen en wiert, ende en mochtmen gheene pater nosters ende ave marien meer nochte min lesen, danof de deposant tlast nam ende heeft de pater nosters ghelesen in der voorschreven manieren; voorts diende de palme omme het wijewater te speersen achter huijse ende over de beesten, ende de keersse dede Pieter de Clercq barnen ter wijle dat hij de coeijen belas mids het doncker was in den avont; hebbende ghelast te doen booren een gat in de hoorens van de coeijen ende daerinne te steken wat was vande ghewijde keersse jeghens dat de coeijen uijtgaen zouden, hebbende ghezeijt dat de coeijen betoovert waren; hebbende Pieter gheheescht acht schellyngen groote, deen helft ghereet ende dander helft thenden de neghen daeghen..., hebbende Pieter ghelesen binnen smonts in de oore van de coeijen de welcke hij hielt bij de nuezegaeten, niet verstaen hebbende de deposant wat dat bij las; hebbende ghezeijt totten deposant: Ghij moet u betrauwen up God stellen ende doen tghuent dat ic u belasten zal, ofte het zoude al voor niet zijn dat ic doen zoude, het en zoude de beesten niet helpen.’

Pieryne, Christoffels echtgenoote, voegt er nog bij dat het wijwater moest ‘ghehaelt worden in de hoochmesse die eene vanden huijse hooren moeste’, dat zij ook wijwater moest doen ‘inde buetere die zou maecte’ en dat Pieter de Clercq daarbij verboden heeft ‘dat zij gheduerende de voornoemde neghen daeghen nijemande niet leenen en mochten’.

Pieter de Clercq wist in de uitoefening van zijn

[pagina 153]
[p. 153]

verheven beroep wat afwisseling te brengen, zooals blijkt uit het volgende geval van betoovering waar zijne hulp werd ingeroepen.

Voor dezelfde schepenbank brengt een hovenier, Robert Hazevelt, de volgende getuigenis, die door Jannekin, zijne echtgenoote, aangevuld wordt: ‘...hoe nu gheleden ontrent twee jaren zijne coe es betoovert gheweest ende alzoo hy eenen coemeestre daerover ghehaelt hadde, zeijde hij dattet van zijn werck niet en was, maer datter een quaede mont daerover gheaessemt hadde’. De onmisbare Pieter de Clercq wordt ontboden ‘de welcke heeft die coe gheholpen ende heeft daertoe ghenomen ghewijt water [twelcke ghewijt was in de hoochmesse] twelcke hij de coe inneghoot met gheroost broot, martssche urine [ende bittere] ende een eij twelcke hij upde rugghe van de coe in sticken slouch ende gaf dat de coe zo inne, hebbende hij Pieter ghesproken eeneghe woorden binnen smonts in de oore vande coe die men niet verstaen en conste’. Zooals te voren moesten ze wijwater doen in eten en drinken van menschen en beesten en gedurende negen dagen vijf ‘pater nosters’ en vijf ‘ave marien’ lezen. En de koe beterde ‘eer dat de neghen daeghen ten halven waren...’

De alvermogende Pieter had echter ongewenschte mededinging te betreuren, o.a. in den persoon van ‘t'wijf van Pieter Paen’. Michiel de Costere, geboren van Denterghem en nu wonende te Riedam, getuigt hoe hij, toen zijn koeien betoovert waren, geholpen werd door deze laatste. De vrouw werkte eenigzins naar den trant van den beruchten Pieter ‘...hebbende [twijf van Pieter Paen] hem deposant ghebrocht ghewijt broot, ghewijt water, ghewijt zout, ghewijde palme ende ghewijt was, twelcke hij moeste de coeijen innegheven neghen daeghen lanck, ende metten palme moeste hij ghewijt water over de rugghe van de coeijen werpen cruijswijs ende het was steken inde hoorens vande coeijen in een cleen gaetkin twelcke

[pagina 154]
[p. 154]

met een gloeijende ijser gemaect wert, niet hebbende willen zegghen waer zou dat ghehaelt hadde...’.

Rijksarchief te Brugge. Crimbouck der Stad Brugge (1594-1607) nr 662, ff. 82-87.

E.I.S.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken