zijn, met 33 hetwelck de daegen zijn, ende het product hiervan multipliceert met de 3 hetwelck stuyvers zijn, aldus enz. -
3. In een herberge hebben gelogeert 39 soldaeten van dryerlei soorte, te weten ruters dragonders en voetknechten en hebben verteert 21 gulden enz. - Als 3 ruijtersmannen aen Zijn Excellentie verdienen in 2 maenden 162 gulden enz. -
4. Een gezelschap van 36 persoonen soo mans vrouwen vrijsters en kinderen hebben verteijrt 6 gulden 19 stuyvers enz. -
5. Eenen jonghman staende bij zijn vrijter vraeghde haer hoeveel sij ten houwelijck hadde enz. - (Zij antwoordt met een puzzle van cijfers. Hij heeft het raden.)
6. Dezelfde vrijster gevraeght sijnde van haeren vrijer hoe oudt sij was, gaf hem voor antwoort: dat ick nogh eens soo oudt waer als ick ben enz...
7. Dezelfde vrijster gevraeghd zijnde hoeveel vrijers zij op zekeren avond gehadt hadde heeft geantwoord: dat ick er nogh tweemael zooveel gehadt hadde als ick er hadde, nogh de helft sooveel en daerbij nogh 7, dan soude ick er 25 gehadt hebben. Hoeveel vrijers hadde die dochter? Facit werckt als vooren. Sij hadde Sesse.’
De formulering van deze ‘wercken’ is zeker niet meer overeen te brengen met de beginselen der moderne peda gogiek.
Op het laatste blad biedt meester Debaene ‘tot Besluyt eene Vermakelijcke Additie dewelcke, hoe men die tellen wilt 't zij kruisgewijs (recht) op en neder of gins (schuyns) en weder, altijdt uijtbrengen sal vierentwintigb,’
Daaronder staat:
Te hebben welgedaen was al mijn hertsbegeer
Is 't nu niet soo het behoort
Het doet mij in het herte seer.
Zo wordt poëzij gepaard met wetenschap. En om te eindigen schrijft Mathis Debaene, schoolmeester en dichter altegader, met zinspeling op zijn eigen naam, nog volgende rijmen waarin hij zich, op de vleugelen van een zeer beperkt rederijkerstalent, een ogenblik plichtmatig verheft tot de hoogten