soonen in hunne zieckten als andersints soo dat wij ten dien regaerde niet en weten te seggen ende dat sij geholpen heeft differente persoonen. In teecken der waerheijt hebben wij bailliu, burghmeester ende schepenen dese gedaen doen depescheeren onder het hantteecken van onsen greffier moderne, waer omme gebeden wort aen alle de gonne dese siende hun te laeten passeeren sonder eenigh beletsel ofte hinder te doen, onder protestatie van reciproquelick te doen, aensocht sijnde, hebben hierop doen stellen het cachet deser prochie ende graefschepe desen 27en meij 1762’. Het stuk was ondertekend door P.J. de Kimpe, greffier. Jaarletter was erbij gevoegd, ook de zegel.
De wet van Berkel heeft op 14 maart 1765 aan beide verzoekers de toelating gegeven om gedurende zes weken hun ambt in de heerlijkheid uit te oefenen echter ‘met last van enregistratie deser ende onder conditie dat de vrucht danof suppliants huijsvrouwe groot gaet sal volgen de conditie van den suppliant ende sijne geboorteplaetse volgens het concordaet nopende t'onderhoudt vanden aermen geemanneert in den jaere 1750.’
Dat de echtgenote van Judocus, wellicht een duitse vrouw, nog meer dan Judocus zelf, goed kon ‘meesteren’, blijkt klaar uit het getuigschrift, dat een tweetal maand later door de wet van Berkel aan het echtpaar werd verleend. Een kopij steekt nog in het Resolutien Bouck van Berkel. Hier volgt het:
‘Bailliu, Burghmeester ende schepenen der heerlichede van Bercle etc. doen te weten ende getuijgen voor waer dat Judocus de Cuijpere fs Adriaen geboortigh van de prochie ende graefschepe van Sweveghem casselrie van Cortrijck, getrouwt met joe Marie Anne Fickelcheirer haer exerceerende met cureeren diversche oude ulceratien, quellagien, sieckten ende andere gebreckelicheden aen s'menschens lichaem, nu op dese heerlichede omtrent de acht weken de selve haere consten ende cureerijnghe heeft geexerceert, danof niemant aen ons heeft commen claegen, nemaer ter contrarie volgens seker certificatten aen ons verthoont wel gereussiert heeft, verclaerende ten voorderen dat wij niet en weten te seggen ofte claegen van hun beijder comportement ende gedragh soo aengaende de roomsche religie als andersints.’
- Bercle, Resolutien Bouck, Staatsarchief Brugge (Châtellenie de Furnes, série administrative, nr 557.)
J.D.C.