Biekorf. Jaargang 60
(1959)– [tijdschrift] Biekorf–
[pagina 411]
| |
De eerste gasmaskers voor de burgerlijke bevolking in West-Vlaanderen
| |
[pagina 412]
| |
Enkele dagen later, op 3 maart, werd aan de inwoners van de gevaarlijke zone aangeraden de openingen van deuren en vensters op te stoppen en opstoppingsmateriaal gereed te leggen, evenals ventilatoren, om na iedere gasaanval de lucht in de huizen te verversen. Een plakbrief van de militaire gouverneur, dd. 7 april 1916, beschreef de verschillende alarmsignalen die zouden gegeven worden bij gasaanval. Op 20 januari 1917 werd de gevaarlijke zone uitgebreid tot Oostduinkerke en Koksijde, op 10 km van de vuurlijn. Oostduinkerke ontving 300 gasmaskers en Koksijde 3640. Op 23 april 1917, twee jaar na de eerste gasaanval, hadden de Duitsers opnieuw een grootscheepse gasaanval ondernomen. Volgens de brief van de arr.-commissaris van Veurne, dd. 24 april, was in de gevaarlijke zone, waar de burgers voorzien waren van maskers, geen paniek ontstaan, wel in de verder gelegene gemeenten, waar enkele personen leden aan bewusteloosheid van korte duur, aan braking, neusbloeding en zware hoestbuien. In een brief van de arr.-commissaris van Ieper, dd. 25 april, lezen wij dat enkele personen te Proven, Krombeke en Poperinge een lichte ongesteldheid hadden gevoeld, zonder dat zij geneeskundige hulp hadden moeten inroepen. Hij stelde voor de gevaarlijke zone uit te breiden tot op 10 km van de vuurlijn, waartoe nog 5000 maskers zouden nodig zijn, alsook een 3000 voor Poperinge. Op 7 mei 1917 vroeg de arr.-commissaris van Ieper dat de gevaarlijke zone zou gebracht worden op 12 km, en vroeg daartoe nog 15000 maskers. Bij de laatste gasaanval van 23 april was er ook paniek ontstaan in het moederhuis te Roesbrugge, waar een meid, die 's morgens om 6 uur was buiten gegaan, onpasselijk geworden was met hoestbuien, tranende ogen en hoofdpijn. Op 16 mei ontving deze ambtenaar dan nog 1500 maskers voor Westvleteren, 1000 voor Krombeke, 955 voor Roesbrugge, 40 voor het moederhuis aldaar en 5 voor het personeel van zijn kantoor. De uitbreiding van de gevaarlijke zone tot op 12 km van de vuurlijn, bracht de verdere uitdeling mede van nog 40.000 maskers. Daarenboven werden op 12 mei 1918 door de militaire gouverneur van West-Vlaanderen nog 26.000 gasmaskers gevraagd om geheel de bevolking van onbezet België ervan te voorzien, want de laatste gasaanval was nog waargenomen tot op 43 km van zijn uitgangspuntGa naar voetnoot(4). Het is dan daarbij gebleven tot aan het bevrijdingsoffensief van 28 september -14 oktober 1918. Jos. De Smet. |
|