Capucijnenmostaard
Op de vraag in Biekorf 1966, 319.
Volgens De Bo, Kruidwoordenboek (1888; blz. 22), Paque (1896; blz. 74), Vandenbussche (1955; blz. 208) is Capucienemostaard: Cochlearia Armoracia L.
De gemalen wortels dezer plant worden op sommige plaatsen als mostaard gebruikt (Paque).
De benaming ‘capucijnemostaard’ schijnt noch vroeger noch nu gebruikt in Noord-Nederland. Komt althans niet voor bij P. Nylandt, De Nederlandtse Herbarius of Kruydt-boeck (Amsterdam 1682), die evenwel een smakelijk ‘medicinael gebruyck’ geeft van de cochlearia of lepelbladen.
Heukels (blz. 70) geeft ‘capucijnenmostaard’ alleen als een Vlaamse benaming uit De Bo en Paque. De term is onbekend ook aan Heimans (1948) en aan onze MacLeod.
In Duitse en Franse medicinale boeken vond ik ook niets dat daarop trekt.
J. de M.
Capucijnenmostaard is de mierikwortel (al. peperwortel), de vlezige, scherpe wortel van de mierik- (Cochlearia armoracia), in saus bij vlees gebruikt. (Vandale s.v. mierik).
Teirlinck (Flora diabolica blz. 194) beschouwt de plant als een van de heidensplanten (zigeunersplanten), d.i. een plant uit den vreemde afkomstig, of ook: een geneeskruid door de zwervende heidens of zigeuners gebruikt. De plant wordt, volgens Teirlinck, in het hoogduits soms Heidenrettich (zigeunerradijs) genoemd.
De algemene benaming in het hd. is Meerrettich (Dr. Marzell, Heil- und Nutzpflanzen, blz. 114). In Beieren, Oostenrijk en Silezië is echter de (oorspronkelijk slavische) benaming Kren gebruikelijk. De plant is afkomstig uit Zuidoost-Europa (en Azië?). Tussen Neurenberg en Forchheim in Beieren wordt de plant in grote hoeveelheden geteeld voor de voedingsindustrie (sausen). In de volksgeneeskunde werd ze vroeger aangewend tegen maag- en borstaandoeningen.
Sommige Duitse werken geven de plant de enigszins gewijzigde lat. benaming: ‘Armoracia lapathifolia (rusticana)’.
Steeds zonder ‘capucijn’ is de benaming van de mierik-