Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap. Deel 55 (1934)

Informatie terzijde

Titelpagina van Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap. Deel 55
Afbeelding van Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap. Deel 55Toon afbeelding van titelpagina van Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap. Deel 55

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.02 MB)

Scans (19.05 MB)

XML (0.96 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap. Deel 55

(1934)– [tijdschrift] Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 33]
[p. 33]

Boedelinventarissen van Twentsche entrepreneurs-geslachten uit het laatst der 18e eeuw,
Medegedeeld door Dr. Z.W. Sneller.

Door welwillende beschikking van den heer E. Gorter te Almelo, waarvoor ik hem bij dezen gaarne mijn dank betuig, werden mij ter inzage afgestaan enkele boedelinventarissen van Twentsche entrepreneurs-geslachten uit het laatst der 18e eeuw.

I.

De eerste betreft de nalatenschap van Herman van Lochem, die 11 November 1782 te Enschede overleed. Herman van Lochem (1695-1782) was de grootmeester der Twentsche linnen- en bombazijnindustrie in de 18e eeuw; een dier groote Twentsche ondernemers in de kapitalistisch-georganiseerde huisindustrie, die hun wevers bij tien- en honderdtallen aan den arbeid hadden in de kleine stadjes van Twente en op het aanliggende platteland; die de bewerkingen van verven en bleeken zooveel doenlijk onder eigen oog lieten geschieden in hun werkplaatsen en op hun bleekvelden; die aanraking zochten met de markt in binnen- en buitenland voor den verkoop van hun goed.

Het Rijksmuseum Twente te Enschede bewaart een copie van zijn droog portret. Van Lochem zit er hakerig rechtop; een oud man met stroef gelaat onder een krulpruik en een driehoekigen steek. De rechterhand rust op een stapel bombazijn, ter verzending gereed: de hand houdt den knijpbril. De schouders zijn rheumatiekig gebogen en gemelijk is de trek om den mond. Het geheel een weinig toeschietelijke persoonlijkheid!

[pagina 34]
[p. 34]

Herman van Lochem heeft de verdienste een der stichters van de katoenindustrie in Twente te zijn. Of eigenlijk brachten hij en zijn genooten er de bombazijnindustrie, d.w.z. de industrie der half-linnen, half-katoenen stoffen, die op de inheemsche linnenindustrie werd geënt en waaruit later de katoenindustrie zou te voorschijn komen. De bombazijnstad in Nederland was destijds Amersfoort, met haar gildematig kleinbedrijf. Ruwe katoen en katoenen garens werden aangevoerd van de wereldstapelmarkt Amsterdam; linnen garens brachten de kooplieden uit Twente. Toen er in het begin der 18e eeuw in Amersfoort moeilijkheden rezen, waardoor de Twentsche garenhandelaars werden gecontrarieerdGa naar voetnoot1), besloten dezen de katoen te trekken binnen hun landelijke weverij en naast linnen bombazijn te gaan vervaardigen. In 1728 verkregen zij van de Staten van hun gewest octrooi voor de vestiging van een ‘fabrycq van bombazyden, etc.’; Herman van Lochem was één van hen.

Dat Herman van Lochem niet onfortuinlijk gesponnen en geweven heeft, kan blijken uit den inventaris van de goederen, die hij bij zijn overlijden in 1782 achterliet. Wij publiceeren dezen inventaris in zijn geheel en vatten hem gemakshalve samen in een balansGa naar voetnoot2).

Naar aanleiding van den inventaris het volgende.

Wij weten uit een boekwerk van Mej. C. ElderinkGa naar voetnoot3), dat een Twentsch ‘fabriqueur’ (entrepreneur) uit de 18e eeuw een personage van beteekenis kon zijn. Hij woonde goed en leefde wel, en bezat een aanzienlijk vermogen, dat hij voor een deel als entrepreneur belegde in zijn bedrijf. Hij was verlicht en patriotsch-gezind; zijn uitgebreide boekerij was zijn verlustiging.

Zulk een welvarend textiel-ondernemer was ook Herman van Lochem, de oer-ouder veler Twentsche katoennijveren. Hij liet bij zijn verscheiden een vermogen na van ruim f 100.000. Voor een deel was dit vermogen gestoken in zijn entrepreneursbedrijf; voor een ander deel

[pagina 35]
[p. 35]

in een merkwaardig nevenbedrijf. In den inventaris toch komen een reeks van posten voor, die duidelijk aantoonen, dat de oude Van Lochem een deel van zijn bezit (bijna f 36.000, dus ongeveer 1/3) productief maakte, door het in kleine of groote geldsommen als ‘obligatiën’, of als ‘verzettingen’ aan verschillende personen in leen af te staan. ‘Verzettingen’ zijn in-pand-gevingen; zij dragen dus het karakter van hypotheken of beleeningen-op-onderpand. Daartegenover zouden dan ‘obligatiën’ geldleeningen-zonder-onderpand kunnen zijnGa naar voetnoot1).

De inventaris kent voor deze uitstaande schulden ook den naam ‘obligatiën en crediten’. Dit kan er op wijzen, dat er aan neringdoenden bedrijfscredieten werden verstrekt. Zoo was de zwaarst-verbondene, Lambertus Nieuwenhuis, door zijn huwelijk met Katharina van Lochem schoonzoon van den erflater, voor f 15.000 verobligeerd. Dit geld zal wel gestoken zijn in Nieuwenhuis' textielbedrijf, want Nieuwenhuis was ‘fabriqueur’ te EnschedeGa naar voetnoot2), d.w.z. entrepreneur in de huisindustrie. De andere dochter Aaltjen was weduwe van Hendr. Bavink te Almelo; zij stond voor obligatiën tot een bedrag van f 5.500 te boek, welk bedrag mogelijk in het bedrijf harer textielfirma was gezet. ‘Fabriqueur’ te Enschede was eveneens Othmar ten Cate, die f 1000 had geleend. Hij was een voorzoon van Katharina van Lochem, uit haar vorig huwelijk. Deze posten, die aanzienlijke bedragen vertegenwoordigen, laten zich gereedelijk verklaren als bedrijfscredieten aan familieleden. Echter een bedrag van f 1200, geleend aan Gerrit Plant, kan moeilijk als bedrijfscrediet worden beschouwd, wijl Gerrit Plant te Enschede het ambt van ‘cherucyn’ uitoefende. Evenzeer is onzeker, waarvoor de f 3000 dienden, geleend aan Hendrik Blenken, en de f 1200, geleend aan Jan Herman Ros te Diepenheim.

De overige debiteuren staan voor bedragen beneden f 1000 in het krijt, meest voor niet meer dan f 100 à

[pagina 36]
[p. 36]

f 200. Voorzoover we konden nagaan, - dit was helaas slechts in onvoldoende mate het geval -, waren de begunstigden wevers. Herman Roelvink, Jan Schepdam, Barent Ventrink, Hendrik te Mors, Jannes en Gerrit Wanink, zij allen zaten in het getouwGa naar voetnoot1). Die kleine geldleeningen kunnen dus voorschotten aan wevers zijn geweest, staande in dienst van Herman van Lochem als entrepreneur; zij droegen dan het karakter van rentegevende voorschotten aan economisch afhankelijken.

Sommige dier kleine debiteuren waren wel heel erg fragiel. Zoo leende Herman Roelvink, een der wevers, die we zoo juist noemden, van Herman van Lochem een bedrag van f 200 tegen 4%. Zijn renteschuld bedroeg tegen 1 Jan. 1783 f 12, m.a.w. hij betaalde in 1½ jaar zijn rente niet. Jannes Geerdink bracht in ruim 2 jaar geen rentepenningen binnen; Willem ter Borgh in 2 jaar en 8 maanden niet. Heel erg is de rente van Jan Lansink opgeloopen en van Barent Ventrink; zij waren 5 jaar in verachtering.

J. Wanink te Delden stond voor f 100 in het vorderingen-boek. Ook hij was met de betaling zijner rente 5 jaar in verzuim. Blijkens het Aanhangsel tot den Inventaris (ao 1785) is deze schuld na enkele jaren als oninbaar beschouwd; bovendien lag er op Wanink nog een oninbare vordering van f 69 voor opgeschoten geld en van f 64 voor 89 ℔ katoen. Uit deze laatste vordering blijkt, dat Wanink een spinner of spinner-wever was, staande in dienst van Van Lochem, den entrepreneur. Deze had hem op voorhand grondstof verstrekt. Het geldschietersbedrijf en het entrepreneursbedrijf begonnen hier door elkander te loopen.

Het trekt de aandacht, dat in de lijst van de nagelaten bezittingen geen staatsobligatiën zijn vermeld. Als secure oude heer scharrelde Van Lochem blijkbaar liever zoo'n beetje in zijn rentegevend crediet- en beleeningsbedrijf, dan dat hij zich in de onzekere negotiatiën waagde, die in zijn tijd op de geldmarkt van Amsterdam in zwang gekomen waren. Wel strookte het met zijn aard land en huizen te verhuren. In den inventaris zijner bezittingen pareeren: ‘drie vierde-deelen van het erve en goed Hollink, met de huizen op hetzelve staande, gelegen in de

[pagina 37]
[p. 37]

markt (= marke) Driene, met alle de agterstaande pagtgelden der bouwlieden’; voorts ‘een huis, gelegen in de gasthuisjes binnen deze stad’ en ‘een lossen gaarden, gelegen bij den Konijnenberg’, beide eveneens verhuurd.

 

Het grootste deel van Van Lochems vermogen (ongeveer 2/3) was gestoken in zijn textielbedrijf. Toen in 1782 onze entrepreneur van deze wereld en haar beslommeringen afscheid nam, was in Engeland in de katoenindustrie de industrieele revolutie reeds in gang. Bracht Hargreaves' uitvinding van de spinning-jenny in 1767 nog slechts een versnelling van het productieproces, zonder dat zij het huisindustrieele systeem aantastte, - Arkwrights' uitvinding van den waterspinner (1768) inaugureerde het fabriekssysteem. Met de mechanisatie kwam de concentratie; ook werd het van nu af noodzakelijk een aanzienlijk bedrag als vast kapitaal te investeeren in de productiemiddelen. Crompton met zijn spinning-mule (1779) en Watt met zijn stoommachine (in 1785 werd in Engeland de eerste stoomspinnerij opgericht) hebben den nieuwen bedrijfsvorm (de fabriek) in de katoenspinnerij spoedig algemeen gemaakt.

Nederland, in de 18e eeuw op velerlei gebied zoo loom en laksch, heeft toch het Engelsche voorbeeld in dezen spoedig gevolgd, - zij het ook, dat het resultaat niet duurzaam was - toen enkele ondernemende mannen in 1779 te Utrecht aan de Vecht een mechanische katoenspinnerij met waterkracht van het Arkwright-type in gang zettenGa naar voetnoot1).

Van dit alles vinden we bij Van Lochem geen spoor. Hij is en blijft de ouderwetsche koopman-entrepreneur der huisindustrieele textielnijverheid, die zijn grondstoffen uitgeeft aan thuiswerkers, en van hen het eindproduct ontvangt, dat hij in den handel brengt. Zijn commercieele werkzaamheden overheerschen nog verre zijn industrieele; het bedrijf van Herman van Lochem verkeert nog volop in de phase van economische ontwikkeling, die men commercieel-kapitalistisch noemt.

Van Van Lochems zuiver-industrieele werkzaamheden

[pagina 38]
[p. 38]

getuigen in den inventaris dan ook slechts enkele posten. Hij bezit ‘een huis, daar de ververij in geplaast is’, alsmede ‘een huis, daar den garenketel en kalander in geplaast is,.... beneffens alle de gereedschappen, tot de bombazijfabriek behorende, byzonder den garenkookketel en de kalander, enz.’ De ‘garenketel’ diende om het garen te koken. De ‘kalander’ werd - en wordt - gebruikt bij de eindbewerkingen; zij is een soort mangel voor het glad-maken en glanzen der stof.

Behalve een ‘fabricqhuis’, waarin gekookt, gemangeld en geverfd werd, bezat een goed toegerust fabrikeur ook een bleek. Fijne linnens gingen naar Haarlem; maar een fabrikeur van grove bombazijnen als Van Lochem behoefde het zoo ver niet te zoeken. Posten voor verzendingen naar Haarlem of loopende rekeningen op Haarlem komen in Van Lochems inventaris niet voor. Onder zijn vaste goederen is echter begrepen ‘de halve bleek en de groengrond bij dezelve, gelegen in de Esmark, met dezelver behuizinge, en alle bleekgereedschappen, waaronder den loogketel begrepen is’. Van Lochem bleekte dus zelf, ongetwijfeld - getuige de loogketel - reeds volgens een gedeeltelijk chemisch procédéGa naar voetnoot1).

De inventaris der vaste goederen is hiermede nagenoeg uitgeput. Getouwen worden er niet vermeld; de arbeidskrachten in Van Lochems dienst waren dus zelf bezitters van het productiemiddel der weverij. Met wat ‘krassen’, d.w.z. werktuigen tot het krassen of kaarden (het ontwarren, reinigen en glad-leggen) van de ruwe katoen of andere vezelstof, is het vaste kapitaal, dat in de onderneming berustte, volledig opgesomd.

Alles en alles niet meer dan 10% van het geheele bedrijfskapitaal. Waar men in een moderne stoom-spinnerij en -weverij het vaste kapitaal kan stellen op ongeveer 60% van het geheele bedrijfskapitaal, daar is het duidelijk, welk een verandering ook in dezen de industrieele revolutie in de nijverheid heeft gebrachtGa naar voetnoot2).

Thans vraagt het ruime vlottende kapitaal, dat omliep in Van Lochems textielbedrijf, onze aandacht. Aan grondstof was aanwezig zoowel katoen als katoenen garen.

[pagina 39]
[p. 39]

De ruwe (Levantijnsche) katoen werd ingekocht ter stapelmarkt van Amsterdam en aangevoerd via Zwol. Waren de balen geopend en aangebroken, dan ging het materiaal onder de spinners, huiszitten lieden, die lange uren doorbrachten aan hun spinnewiel; ze ontvingen aan spinloon 3 stuivers van ieder stukGa naar voetnoot1). Was het katoenen garen afgeleverd, dan werd het opgeslagen in de pakhuisruimte van den fabrikeur; ook kon het direct als inslaggaren onder de wevers gaan. Dezen ontvingen mede van hun werkgever het linnen garen, dat voor de ketting moest worden gebruikt.

Het linnen garen kwam in ‘vetten’ (strengen) uit Westfalen. Vandaar, dat er niet alleen vracht, maar ook licent of invoerrecht op moest worden betaald.

De belangrijkste voorbewerking, voorafgaand aan het weven, is het maken van de ketting, het overlangsch gespan. De wevers konden deze ketting zelf in elkander zetten, van het linnen garen, dat zij ontvingen van den ondernemer; ook kon deze hetzij kant en klaar de kettings koopen, hetzij ze onder zijn toezicht laten vervaardigen in zijn ‘fabriek’. Van Lochem bezat zulk een voorraad gereede kettings, gedeeltelijk opgelegd in zijn opslagplaats, gedeeltelijk onder zijn wevers uitgezet.

Behalve balen ruwe katoen, partijen katoen- en linnengaren en pakken kettingen lagen er in Van Lochems opslagruimten ook nog een goede 3000 stukken bombazijn, keper, diemet, katoenen baai, etc. Een kleine 1000 waren er zóó van de getouwen gekomen; de overige waren bereids geverfd of gebleekt. Het trekt de aandacht, dat voor deze 2000 stukken een zeker bedrag (f 400) aan verf- en bleekloon staat aangeteekend. Dit waren geen achterstallige verplichtingen, die den boedel bezwaarden, maar uitstaande vorderingen, die aan de erfgenamen ten goede konden komen. Waarschijnlijk moeten wij ons den gang van zaken aldus voorstellen, dat de geweven stukken ongeverfd en ongebleekt werden verkocht, en dat zij, vóór de aflevering, overeenkomstig de wenschen der afnemers, tegen vast tarief in loondienst werden geverfd en gebleekt. Met deze veronderstelling stemt overeen, dat in de definitieve afrekening van 1785, die als aanhangsel achter den inventaris is gevoegd, een

[pagina 40]
[p. 40]

post gevonden wordt ‘voor de ontfangen bleeklonen van 't jaar 1782’.

Met het bovenstaande is de inventaris der ‘vaste en losse goederen’ van Herman van Lochem nagenoeg uitgeput. Er blijven nog slechts te vermelden wat verfwaren, voorts pakpapier, weedasch, elzenbast, bindtouw, lijm, tufsteen, etc.

Hebben we op deze wijze een inzicht verkregen in de productie der textielgoederen in een 18e-eeuwsch entrepreneursbedrijf, ook de wijze, waarop de inkoop van grondstoffen en de verkoop van eindproducten geschiedde, ontsnapt niet geheel aan onzen blik. Ruwe katoen - we hadden reeds gelegenheid er op te wijzen - werd ingekocht te Amsterdam. Van Lochem stond in betrekking met Ten Broeke en Co. aldaar, handelende in ‘linnens en op de West’. Deze Ten Broeke en Co waren Van Lochems agenten voor den inkoop van katoen; waarschijnlijk tevens ook voor den verkoop van vervaardigde goederen. Dit laatste kan blijken uit de omstandigheid, dat de Twentenaar met het Amsterdamsche huis stond in rekening-courant, en dat deze rekening op het oogenblik van Van Lochems overlijden credit stond; Van Lochem moest dus meer ontvangen, dan hij voor den inkoop van ruwe katoen schuldig was. Die overcompensatie kan moeilijk in iets anders dan in den verkoop van textielgoederen, hetzij in commissie, hetzij in eigenhandel, gelegen zijn.

Bombazijn was niet, als linnen, een groot exportartikel, maar werd vervaardigd in hoofdzaak voor de binnenlandsche markt. De bombazijn-fabrikeurs verkochten hun goed meest aan afnemers in de verschillende deelen der Republiek, met wie zij door correspondentie en bezoek in geregelde betrekking stonden.

Zulke afnemers kunnen er verscholen zijn in het zoo geheimzinnige ‘Debiteuren-boek IX’. Lamb. Vinc. Leedeboer, een der debiteuren, was lakenkoopman te RotterdamGa naar voetnoot1). Hij kan, waar hij uit Weerselo (Twente) afkomstig was, zeer wel tevens in bombazijn hebben gehandeld, dat hij dan van Herman van Lochem te Enschede ontving.

Men zou wenschen ook de overige debiteuren uit

[pagina 41]
[p. 41]

Boek IX te kunnen identificeeren met handelaars in manufacturen in een der steden of dorpen van Nederland. Dit is helaas niet mogelijk gebleken, zelfs niet in Amsterdam, waar toch in de adresboekjes en in de naamlijst van kooplieden (1784)Ga naar voetnoot1) de mogelijkheid moest gegeven zijn. Zoodat Boek IX, ondanks naspeuringen, een boek der geheimenissen blijft, dat ons het karakter zijner debiteuren niet onthult.

 

Aan het voorafgaande, waarin de inrichting van in- en verkoop besproken werd, laat zich gereedelijk een opmerking toevoegen over de organisatie van de Twentsche bombazijnnijverheid in het algemeen. Deze was, gelijk we weten, die van de kapitalistisch-georganiseerde huisindustrie van het ‘Verlagsystem’.

Dat de kapitalistisch-georganiseerde nijverheid, in tegenstelling tot het zelfstandige handwerk, voor zulk een bedrijf de meest-geëigende bedrijfsvorm was, laat zich gemakkelijk verstaan. Het handwerk is aangewezen op levering op de locale of de regionale markt. Verder dan deze reikt de blik van den handwerker niet. Waar de verre markt binnen den gezichtskring moet worden getrokken, is het de koopman òf de entrepreneur, wiens aanwezigheid wordt vereischt. Bij inheemsche grondstof is daartoe nog geen kapitalistische organisatie der productie noodig. Hier kan het voorkomen, dat de zelfstandige handwerker van eigen grondstof met eigen werktuigen het marktgoed maakt. Hij zoekt dan aanraking met den exporteerenden handel, die zijn goed overneemt. Men is gewoon deze organisatie die van het ‘Handelssystem’ te noemen. Zij kwam voor in de wolindustrie van Yorkshire en in de linnenindustrie van Westfalen. Het ontmoetingspunt tusschen productie en handel was dan de hal, bv. de lakenhal te York in Engeland, of de linnenhal, de ‘Legge’, te Tecklenburg (Westfalen).

Bij uitheemsche grondstof ontmoette het ‘Handelssystem’ echter groote bezwaren. Hier was noodig een koopman, die de grondstof inkoopen, invoeren kon. Nu laat zich voorzeker een importhandel denken, die de ingevoerde uitheemsche grondstof in kleine partijen aan den zelfstandigen handwerksmeester slijt; zulks was b.v.

[pagina 42]
[p. 42]

het geval in de bombazijnnijverheid te Amersfoort. Het normale was echter, dat degenen, die de vreemde grondstof inkochten of invoerden, tevens die grondstof voor hun rekening door van hen afhankelijke thuiswerkers lieten bewerken. Zoo deden de ‘Wolheeren’ te Ulm in de late Middeleeuwen; zoo deden ook de Twentsche entrepreneurs in de 18e eeuw. Hun organisatie was die van de kapitalistisch-georganiseerde huisindustrie van het ‘Verlagsystem’.

 

Van de drie kinderen, die Van Lochems erfenis deelden, volgde Pieter zijn vader op in het textielbedrijf. Reeds in 1780, toen de oude Van Lochem, naar het schijnt, zich terugtrok uit zaken, was dit aldus geregeld; dienovereenkomstig zag Pieter zich toegewezen huizen, erven en hoven; kalander en garenketel; voorts alle gereedschappen, behoorende tot de bombazijnfabriek. Ook ontving hij de helft van wat tot de bleek behoorde. En evenzoo wat als vlottend kapitaal aan garen en goederen in de zaak aanwezig was. Aan hem kwamen ook de vorderingen op het huis Ten Broeke en Co te Amsterdam. Het ligt in de rede, dat de vorderingen op de schuldenaren der obligatiën en verzettingen hem niet werden toegewezen; zij vloeiden, gelijk wij zagen, niet voort uit het textielbedrijf, maar uit het geldschieters-nevenbedrijf. Het deel van Pieter van Lochem werden wèl de schulden van de debiteuren uit Boek IX. Dit leidt tot de waarschijnlijkheid, dat deze overigens zoo duistere schulden tot het textielbedrijf moeten worden gerekend.

Wat Pieter uit al dezen hoofde ontving, was meer dan waarop hij rechtens aanspraak kon doen gelden. Vandaar, dat zijn erfdeel met verschillende uitkeeringen werd bezwaard: een uitkeering aan de Doopsgezinde gemeente, waartoe de Van Lochems als zoovele Twentsche entrepreneursgeslachten behoorden; een uitkeering aan de algemeene armen; twee geduchte uitkeeringen ten behoeve van zijn beide mede-erfgenamen.

Een van deze, Aaltje van Lochem, weduwe Hendrik Bavink, wonende te Almelo, ontving vaste goederen, die niet in betrekking stonden tot het textielbedrijf. Ook dit had vader Van Lochem reeds een paar jaar voor zijn dood aldus beschikt. De obligatiën en verzettingen - zie boven - werden haar mede toegewezen.

[pagina 43]
[p. 43]

Ook Nieuwenhuis, de schoonzoon door zijn huwelijk met Katharina van Lochem, de tweede der beide erfdeelende dochters, was, gelijk wij zagen, textielfabrikeur. Hij ontving de andere helft der bleek, waarvan zijn zwager Pieter eveneens het halve deel bekwam. Met zijn vrouw had hij vroeger reeds f 16.000 op voorhand ontvangen, waarschijnlijk om in zijn onderneming te worden gezet. Dit bedrag werd nu op zijn aandeel in den boedel afgeschreven, evenals de kleine f 1500, die er te zijnen name stonden in Boek IX, het debiteurenboek. Was Nieuwenhuis mogelijk meer man van studie dan zakenman?

Want deze schoonzoon was de geleerde der familie. De neiging der 18e eeuw naar exacte natuurwetenschappelijke studie volgend, had hij zich op wis- en stelkunde toegelegd. Ook zwierf vaak zijn oog langs de nachtelijke hemelen, waar hij Urania's dochteren volgde in haar baanGa naar voetnoot1). Hij was het, die na schoonvaders overlijden de boedellijst opmaakte. Het moet geheel overeenkomstig de begeerten van zijn vorschenden aard geweest zijn, dat hem voor deze moeite ‘een ingebonden nieuwe Vaderlandsche Historie’ werd vereerd. Jan Wagenaar kon voortaan zijn genoot wezen in lange winteravonden aan den haardGa naar voetnoot2)!

 

Er is tenslotte nog een enkele post in den inventaris, die aanleiding geeft tot het plaatsen van een opmerking, van een vraag. Zij is te vinden in het Aanhangsel, dat in 1785 werd opgemaakt. Dit Aanhangsel somt de baten en de schaden op, die na de voorloopige afrekening nog aan den boedel van wijlen Van Lochem waren ten goede of ten kwade gekomen. Onder de laatste nu is te vinden de post, door ons bedoeld. Zij luidt: ‘Voor afkortingen, geldvragten, en schade aan Zeeuwsche rijksdaalders, etc. f 28,15’.

[pagina 44]
[p. 44]

In vergelijking met Amsterdam en het kapitaalrijke Holland was Twente economisch een nog achterlijk land. Het moest door agrarischen arbeid en vooral door industrieele huisvlijt zich opwerken tot hooger economisch niveau. Daartoe werden, gelijk wij zagen, betrekkelijk goedkoope grondstoffen ingevoerd en meerwaardige eindproducten uitgevoerd. M.a.w. er was naar Twente een geregelde invoer van geld, dat in die in hoofdzaak nog ‘geldwirtschaftliche’ dagen den vorm van hard concreet metalen geld moet hebben gehad. Van dezen gang der dingen spreken m.i. de ‘geldvragten’ bovengenoemd, die dienden voor de verzending van kistjes of tonnetjes gemunt edel metaal van Amsterdam via Zwolle naar Enschede.

Het courante geld dier goede oude dagen was alles behalve steeds waardevast en waardevol. Er liepen veel onvolwaardige munten rond, die mogelijk tegen de nominale waarde door den een of ander werden geaccepteerd en waarop dan bij omwisseling verlies werd geleden. Op deze omstandigheden doelt wellicht de schade, geleden aan Zeeuwsche rijksdaalders, die goed-Zeeuwsch en goedrond toch niet de volle 100% hunner nominale waarde golden.

II.

Pieter van Lochem, de zoon en opvolger van Herman van Lochem, overleed 6 November 1795 te Enschede. Hij had geen directe nabestaanden, zoodat een reeks van familieleden: zijn beide zusters, enkele nichten en neven, neerstreken op zijn erfenis.

Onder die neven trekt het meest de aandacht Herman ten Cate Sijbr.zoon. Ook hij was een voorzoon van Katharina van Lochem, uit haar vorig huwelijk. Deze Ten Cate erfde ‘het huis, met de agterhuisen, ... alsmede de gereedschap tot de bombazijfabriek’. Is het vermoeden juist, dat het ‘huis’, hier bedoeld, hetzelfde is als wat eens vader Van Lochem aan zijn zoon vermaakte, en dat de ‘agterhuisen’ de fabriekhuizen zijn, waarin de ververij was gevestigd en waar de garenketel en de kalander stonden - een deel van ‘de gereedschap tot de bombazijfabriek’ -, dan kan men, gegeven mede het feit, dat de inventaris geen voorraden aan grondstoffen en eindpro-

[pagina 45]
[p. 45]

ducten, geen vorderingen op agenten of afnemers of dergelijke vermeldt, de volgende suppositie opstellen.

Toen Pieter van Lochem op zijn jaren begon te komen, had hij, die ook voor geen toekomst van weduwe of kinderen te zorgen had, in de beslommeringen van het fabrikeurschap niet meer lust. Hij deed de heele zaak aan zijn neef Ten Cate over en liet dezen twee rentegevende obligaties teekenen, tezamen tot een bedrag van f 16.300. Oom Pieter werd hiermede een soort commanditaire of stille vennoot; de werkende vennoot was de genoemde Herman ten Cate Sijbrandszoon. Oom Pieter bleef echter nog in zijn gewone behuizing en kon daarom ook de annexe fabriekhuizen met hun vasten inventaris niet overgeven; deze zouden eerst bij zijn overlijden op zijn opvolger-in-zaken overgaan.

Pieter van Lochem was dus in zijn laatste levensjaren nog maar weinig zakenman. In zijn oude eenzame woning sleet hij zijn dagen in rust en ledigheid. Hij was geldschieter, als zijn vader, maar in nog ruimer mate, want het totaal aan obligaties en verzettingen, bij Van Lochem Sr f 33.600 (31% van zijn vermogen), bedroeg bij Van Lochem Jr f 41.600 (64%).

Wij hebben dan nog niet eens de effecten mede gerekend. Pieter van Lochem was nl. niet alleen geldschieter, maar, door zijn bezit aan publieke fondsen, ook couponknipper. Hij bezat een kleine f 10.000 in openbare-fondspapieren van allerlei aard.

In de eerste plaats trokken de Amerikanen hem. Reeds voor haar vrijverklaring door het moederland had de jonge republiek van het Westen den steun der Hollandsche geldmarkt gezocht. Haat tegen den erfvijand Engeland; sympathie voor de vrijheidsworsteling, van historischen en van patriottischen aard; hoop op versterking van de Hollandsche stapelmarkt en van export naar een wereld, die tot nu toe door Engelands mercantilistische koloniale politiek voor onze nijverheid en handel gesloten was geweest; al die gevoelens werkten er toe mede, dat de steun gereedelijk werd verleendGa naar voetnoot1).

In den aanvang richtte zich de belangstelling op den

[pagina 46]
[p. 46]

goederenhandel met Amerika. Van ouds was de Hollandsche nijverheid een belangrijke steun geweest voor Hollands stapelmarkt; belangrijke industrieën waren als verkeersindustrieën ingeschakeld in die stapelmarkt. Nu een groote nieuwe wereld zich voor Hollands handel scheen te openen, moesten de oude, wat vervallen krachten tot nieuw leven worden gewekt. Dit was het doel der Handelssocieteit van De la Lande en Fijnje, die in 1783 werd opgericht. Ze heeft als vaderlandsche onderneming weinig succes gehad. Al spoedig bleek, dat ze tegen de Engelsche credietorganisatie en de Engelsche exportindustrie onmachtig was. Ze moest zich aan den Engelschman gewonnen geven en werd in een gemengde Nederlandsch-Engelsche onderneming omgezet, waarvan het zwaartepunt in Londen te liggen kwamGa naar voetnoot1).

Spoedig zocht de Nederlandsche belangstelling nieuwe wegen. De goederenhandel was hier te lande door den geldhandel overvleugeld. Acceptatie, speculatie, negotiatie en wat niet meer tierden welig in Amsterdam. Dezen gang des tijds volgden ook de betrekkingen met Amerika. Hypothecaire geldschietingen op Amerikaansche landerijen en deelnemingen in Amerikaansche staatsleeningen waren er de getuigen vanGa naar voetnoot2).

Niet alleen Amerikanen, ook Polen hadden de liefde van Van Lochems hart. Speelde hier, evenals in de liefde voor de Amerikanen, een patriotsche gezindheid mee? Zoo ja, dan is de politieke toegenegenheid slecht beloond geworden. De Poolsche prinsen Jablonowski en Lubomirski, die op de Amsterdamsche markt hun obligaties plaatsten, bleven spoedig met de betaling der verschuldigde rente in gebreke.

Het was niet de eenige tegenslag, die Van Lochem in zijn publieke effecten trof. Ook de 3% obligatie Zeeland (f 600) en de 3% obligatie Oost-Indische Compagnie (f 225) gaven in 1795 geen rente meer.

Het totaal van Van Lochems effectenbezit, dat in 1795 mede door den oorlog had geleden, was sedert den aankoop een kleine f 1000 in waarde achteruitgegaan. Het trekt de aandacht, dat desniettemin deze effecten tegen hun inkoopwaarde in de boedellijst werden ingeschreven.

[pagina 47]
[p. 47]

We zullen nog gelegenheid hebben op deze methode van waardeering, met name van goederen, niet naar marktwaarde maar naar inkoopwaarde, in te gaanGa naar voetnoot1).

Dat de nagelaten betrekkingen het onjuiste van deze waardeering en boeking hebben gevoeld, kan mogelijk hieruit blijken, dat bij de voorloopige boedelscheiding de ‘obligatien of publique effecten’ onverdeeld bleven. De erfgenamen wachtten blijkbaar betere tijden af, in welke de beurskoersen meer aan de boekwaarde zouden beantwoorden dan op het huidige moment.

III.

De weduwe Hendrik Bavink Bz., geboren Aaltje van Lochem, te Almelo, is haar broeder Pieter († 6 Nov. 1795) spoedig in den dood gevolgd. 10 December 1795 sloeg haar laatste stonde. Ze liet twee kinderen, een zoon Barend en een dochter Gezina, na. Er was nog een andere dochter geweest, Katharina, gehuwd met zekeren Coenraad Bavink te Leer (in Oost-Friesland aan de Eems). De zorgen des levens waren deze Katharina niet gespaard gebleven. Immers, in Pieter van Lochems nalatenschap vindt men een ‘obligatie ad f 1000 ten laste van den insolventen boedel van C. Bavink te Leer’. Ook de schoonmoeder, de weduwe Bavink, zooals nog blijken zal, had in deze finantieele zorgen ruimschoots haar deel.

[pagina 48]
[p. 48]

Katharina was bij het overlijden van haar moeder reeds gestorven; haar drie dochters Katharina, Alida en Marie, traden in haar rechten.

Het overlijden van mevrouw de weduwe Bavink gaf aanleiding tot het opstellen van twee inventarissen, één van de privé-nalatenschap en één van de familiezaak. De zaak ‘canteerde’ te Almelo, d.w.z. was er gevestigd, in den ondernemingsvorm der firma, nl. de firma Wed. H. Bavink en Zoon, waarin ieder van de beide firmanten, de moeder en de zoon, voor de helft deelgenoot waren.

Uit het voorhanden zijn van twee inventarissen blijkt, dat er een scheiding tusschen privaat- en zaakvermogen was tot stand gekomen; de zaak werd geabstraheerd van de personen, die haar droegen, en voerde een eigen bestaan, hetwelk dat van haar toevallige deelhebbers te boven gingGa naar voetnoot1).

Wij beperken ons in deze paragraaf tot enkele opmerkingen over den privé-inventaris. Grondslag onzer uiteenzettingen vormt de definitieve inventaris, aan welke een ‘provisioneele staat en inventaris’ was voorafgegaan.

Ook Mevrouw Bavink had, als wijlen haar broeder en wijlen haar vader, bij haar overlijden een belangrijk bedrag - bijna f 50.000, zijnde de helft van haar vermogen - onder de menschen staan.

Een der posten, deze uitgezette gelden betreffende, trekt terstond onze aandacht: ‘Aan gelden à déposito in de compagnie van weduwe Hendrik Bavink en Zoon à 3% - f 9.000’. De weduwe Bavink, als firmante deelend in alle risico, leende dus tevens tegen vaste rente een zeker bedrag aan haar firma. Wel volkomen was dus de scheiding tusschen de zaak en de personen der deelhebbersGa naar voetnoot2).

Onzeker is, waarvoor de f 16.590 dienden, die Barend Bavink, tegen een obligatierente van 3%, aan zijn moeder schuldig was. Zij kwamen niet ten laste van de firma, zooals blijkt uit inventaris IV, waarin dit bedrag ontbreekt, maar ten laste van Barend Bavink persoonlijk.

[pagina 49]
[p. 49]

De schuldverhouding kan het gevolg geweest zijn van de opneming van Barend in de firma, die hiervoor een obligatie teekende. Dienovereenkomstig werden bij de verdeeling van den boedel - waarvan de gegevens, als minder ter zake dienende, door ons niet worden gepubliceerd - de twee genoemde ‘uitgezette gelden’ ook verschillend behandeld: de f 16.590 werden eenvoudig op Barends aandeel in de nalatenschap afgeschreven; de f 9000, het bedrag, dat in leen gegeven was aan de ‘compagnie’ - ‘de compagnie van weduwe Bavink betaalt de somma, die zij aan haar moeder verrintrest’ - werd aan de dochter Gezina toegewezen.

De f 16.590, hier genoemd, behooren tot de ‘obligatiën en verzettingen’, de rubriek, ons uit de beide voorafgaande inventarissen reeds bekend. Nieuwe gezichtspunten openen de verdere ‘obligatiën en verzettingen’ van de weduwe H. Bavink niet.

Voor publieke effecten had Aaltje Bavink, naar het schijnt, een even groot wantrouwen als haar vader. Zij bezat slechts een enkele Amerikaansche ‘liquidated debt’Ga naar voetnoot1), waarmede zij niet onfortuinlijk was geweest, en een aandeel in de Bank van Weenen, dat louter teleurstellingen had opgeleverd. Beide stukken waren gekocht te Amsterdam. De 6-procents ‘liquidated debt’ was opgeloopen van 124 tot 150; de 5-procents obligatie Bankvan-Weenen daarentegen was teruggeloopen van 100 tot 90 en had in bijna twee jaar nauwelijks eenige rente opgebracht. Ten slotte bezat Aaltje Bavink nog een paar gewestelijke Overijselsche stukjes, die ook al niet floreerden. In het geheel waren met de effecten een slordige f 4000 gemoeid.

Wij wenden ons nu tot de vaste goederen en het huisraad, alles te zamen evenmin bijzonder interessant. De oude dame woonde met haar ongehuwde dochter Gezina samen; aan deze verbleef het gemeenschappelijk bewoonde huis en erf. Een tweede huis liet zij aan haar zoon en mede-firmant Barend na, die het trouwens reeds bewoonde, toen zijn moeder overleed. Met een verder onbekende ‘koekoeks-woninge’, die verhuurd was, vormden deze huizen het totaal aan onroerend bezit. Het verf- en kook-

[pagina 50]
[p. 50]

bedrijf der onderneming is in deze vaste goederen niet vertegenwoordigd, of het moest in enkele loodsen en bijgebouwen van de beide familiewoningen zijn. Dit laatste lijkt waarschijnlijk, daar in inventaris IV geen afzonderlijke ‘fabriekhuizen’ zijn opgenomen. Op dit ondergeschikte punt, het fabriekhuis, zou dan de scheiding tusschen privé- en zaak-vermogen niet zijn doorgevoerd.

Het huisraad werd verdeeld onder de erfgenamen. Evenzoo de niet geringe kasgelden.

Tot hiertoe is de inventaris van den boedel van de weduwe H. Bavink zoo eenvoudig, als de samenstelling van het vermogen van een rentenierende oude dame maar wezen kan.

Er blijft slechts een enkele moeilijkheid. Er komen nl. in den inventaris enkele vorderingen betreffende onbetaalde kooppenningen voor. Wat kunnen de debiteuren hebben gekocht? Bombazijn en linnen zeker niet, want daarvoor moesten ze aan de zaak en bij de firma wezen. Heeft mevrouw Bavink mogelijk landerijen, huizen of dergelijke van de hand gedaan?

Met het bovenstaande is de inventaris van de nagelaten bezittingen van de weduwe H. Bavink uitgeput. Want de pretentie op den insolventen boedel van den schoonzoon Coenraad Bavink te Leer gaf niet veel hoop. Mogelijk was deze schoonzoon de crux van de familie, door ongeluk in zaken ongunstig afstekend bij het actief en voorspoedig geheel der Bavinks en Van Lochems. De pretentie ad f 18.500, die op dezen rampspoedige liep, werd niet ten laste van zijn drie dochters gelegd, maar bleef op den geheelen boedel rusten, met een flauwe belofte, dat er te zijner tijd nog iets goeds voor de familie uit komen kon.

IV.

Het laatste stuk, dat onze aandacht vraagt, is de zaakinventaris van de firma Wed. H. Bavink en Zoon, opgemaakt 1 Januari 1796, kort na het overlijden van de oude firmante. Eigenlijk moeten we rekenen met twee zaken, onder éen firma besloten: de ‘fabriq’, d.w.z. het textielbedrijf, en de kam- en rietmakerij. Van beide was ook reeds 1 Januari 1793 een inventaris opgemaakt. Deze is bewaard gebleven. Hij wordt hier echter niet gepubliceerd, en dient slechts tot toelichting en verduidelijking

[pagina 51]
[p. 51]

van den hierbij gepubliceerden inventaris van 1796, waar dit noodig scheen.

Al dadelijk vallen we over de wijze van waardeering der goederenGa naar voetnoot1). In den inventaris van 1793 staat: ‘de waarde is getaxeerd: ten aanzien der fabriq na den inkoopprijs, met bijvoeging van de daarop gevallene oncosten; en ten opzigte der kam- en rietemakerij denzelven voet als op 31 December 1780... gevolgt’. Dit alles lijkt ons hopeloos star, van bijna middeleeuwsche onveranderlijkheid.

Bij het vaste kapitaal geen spoor van afschrijving in overeenstemming met de waardevermindering, die een industrieele inventaris noodwendig ondergaat door slijtage en door veroudering bij het voortschrijden der techniek. Geen moderne taxatie dus, op grond van mogelijke toekomstige rendementen. De opmerking mag schier overbodig heeten, dat zulk een ouderwetsche taxatie paste in een goeddeels nog statischen tijd, die vreemd was aan onze moderne dynamiek.

Hoofdzaak in het toenmalig bedrijf was, gelijk wij weten, het vlottend kapitaalGa naar voetnoot2). Ook daar vinden we geen afschrijving, of aanpassing van de waarde aan de markt. Als juiste waarde gold de inkoopprijs. Waren er op de goederen onkosten gevallen, door vervoer, door inkomende rechten, door verdere bewerking of anderszins, dan werden die gevoegd bij den inkoopprijs. Men vleide zich op die wijze een juiste balanswaarde te hebben verkregen.

Toch heeft men destijds wel eenig gevoel gehad van verandering. Dit blijkt uit wat het opschrift van den inventaris van 1 Januari 1796 meldt: ‘de waarde gerekent volgens testamentaire dispositie van weduwe H. Bavink op denzelven voet, als in den laatsten balans van 1 Januari 1795 gedaan is’. Den eersten Januari 1795 had er dus een hertaxeering der goederen plaats gehad. Naar ons onbekende principes was er toen opnieuw gewaardeerd. Men meende nu voor geruimen tijd weer klaar te wezen, zoodat de weduwe Bavink in den loop van 1795 haar testamentaire beschikkingen kon opstellen op grond van de kortelings aangenomen waarde der goederen.

De kam- en rietmakerij, die overigens, gelijk we zien zullen, van geen groote beteekenis was, bleef ook bij deze

[pagina 52]
[p. 52]

nieuwe inventariseering gevangen in de oude waarderegeling. ‘De waarde... van de kam- en rietmakerij volgens den balans van 1780, dewijl in dien van I Januari 1795 geen opname daarvan gedaan is’.

 

Na al hetgeen in § I van deze Inleiding werd opgemerkt over het textielbedrijf van Herman van Lochem te Enschede, kunnen we kort wezen over de ‘fabriq’ der Bavinks te Almelo. De constructie is volkomen gelijk aan die van de Enschedésche onderneming. Over de scheiding, die valt op te merken tusschen privé- en zaakvermogen en die in de éénmansonderneming van Van Lochem nog niet werd waargenomen, spraken we boven reeds.

Nieuw is slechts, dat er zich onder de voorraden der firma in 1795 inlandsch machinaal-gesponnen katoenen garen bevond. Men zou aan machinaal gespin kunnen denken, afkomstig van de Arkwright-spinnerij te Utrecht aan de Vecht. Waarschijnlijker is evenwel, dat in 1795 te Almelo bereids de handspinmachine van het Hargreavestype was ingevoerd, die, met behoud van de huisindustrieele organisatie, een versnelling bracht van de spintechniekGa naar voetnoot1).

 

De kam- en rietmakerij beteekende maar weinig. Alles en alles een goede f 5000, tegenover de ruim f 30.000 van het textielbedrijf, ongerekend de debiteuren en de uitgezette gelden, welke in hoofdzaak ten laste kwamen van het textielbedrijf.

Kammen en rieten zijn zelfstandige onderdeelen van het weefgetouw. De kam, die voorzien is van gaatjes, waardoor een deel der kettingdraden loopt, dient om die draden op te lichten. Het riet daarentegen dient, om den pasgelegden inslagdraad tegen het weefsel te drukken. De kam beweegt verticaal; het riet horizontaal.

Onder de kam- en rietmakerij is in den inventaris een twijnmolen opgenomen, die daar eigenlijk niet thuis behoort. Hij staat te boek voor 35 gulden, evenals in den inventaris van 1 Januari 1793. Dit bevestigt onze opmerking, dat er op het vaste kapitaal geen afschrijving werd toegepast.

Z.W.S.

[pagina 53]
[p. 53]

I.
Provisionelen staat en inventaris van den boedel en nalatenschap van onzen vader Herman van Lochem, overleden den 11 November 1782, zo als denzelven bevonden, opgemaakt en verdeelt is door zijne drie kinderen of erfgenamen, als Aaltjen van Lochem, weduwe Hendrik Bavink B-zoon, à Almelo, Pieter van Lochem en Katharina van Lochem, ehevrouw van Lambertus Nieuwenhuis.

Vaste goederen.

  Gld. St.
Het huis, door vader bewoont; het huis, door Jan ten Cate bewoont; het huis, daar de ververij in geplaast is; het huis, daar den garenketel en kalander in geplaast is; het huis, aan de Doopsgezinde kerk staande, beneffens derzelver wherenGa naar voetnoot1) of den grond, waar op ze gebouwt staan; alsmede de brugge over de stadsgragt en de twee hoven of hagengaardensGa naar voetnoot2), met het lusthuisjen of koepel, in den agtersten hof gebouwt, kenlijk over de stadsgragt en den hagen gelegen; beneffens alle de gereedschappen, tot de bombazij-fabriek behorende, bijzonder den garenkookketel en de kalanderGa naar voetnoot3) enz., zo als zulks breder vermelt staat in het contract en making van vader Herman van Lochem met zijne drie kinderen, gecontracteert in dato den 22 May 1780Ga naar voetnoot4) en gemaakt aan zijn zoon Pieter van Lochem ad Drie vierde deelen van het erve en goed Hollink, met de huizen op het zelve staande, gelegen in de markt DrieneGa naar voetnoot5), met alle de agter- 4000, -

[pagina 54]
[p. 54]

  Gld. St.
staande pagtgelden der bouwlieden; zie het gemelde contract en door vader gemaakt aan zijne dogter Aaltjen van Lochem, wed. Hendrik Bavink, ad 2200, -
De halve bleek en de groengrond bij dezelve, gelegen in de EsmarkGa naar voetnoot1), met derzelver behuizinge en alle bleek-gereedschappen, waaronder den loogketel begrepen is, volgens het gemelde contract, en door vader gemaakt aan zijn zoon Pieter van Lochem en zijne dogter Katharina van Lochem, ehevrouw van Lambertus Nieuwenhuis ad 2300, -
  Gld. St.  
Een huis, gelegen in de gasthuisjes binnen deze stadGa naar voetnoot2), bewoont door Lamb. Selvers en Jan en Bern. Schoenmaker, door ons onderling getaxeert ad 500, -  
De bewoners debent aan huur tot 1 Jan. 1783 36,14  
  _____ 536,14
Een lossen gaarden, gelegen bij den KonijnenbergGa naar voetnoot3) en door ons onderling getaxeerd ad 100, -  
Is verhuurt aan Willem Hevink en wed. Hend. Nijhof, en debent aan huur tot 1 Januarij 1783 1,17  
  _____ 101,17

[pagina 55]
[p. 55]

ObligatienGa naar voetnoot1) en verzettingenGa naar voetnoot2).  
  Gld. St. Gld. St.
Jan Lansink debet voor een obligatie ad 150, -  
aan intres à 4% tot 1 Januarij 1783 31,12  
  _____ 181,12
Hendrik Weddelink debet voor een obligatie 550, -  
aan intres à 4% tot 1 Januarij 1783 13,10  
  _____ 563,10
Herman RoolvinkGa naar voetnoot3) debet voor een verzetting 200, -  
aan intres à 4% tot 1 Januarij 1783 12, 7  
  _____ 212, 7
Willem ter Borgh debet voor een obligatie ad 200, -  
aan intres à 3% tot 1 Januarij 1783 16, -  
  _____ 216, -
Jan SchepdamGa naar voetnoot3) debet voor een verzetting, groot 180, -  
aan intres à 3% tot 1 Januarij 1783 2, 5  
  _____ 182, 5
Jannes Geerdink debet voor een verzetting ad 250, -  
aan intres à 3% tot 1 Januarij 1783 16, -  
  _____ 266, -
Jan Slagman debet voor een obligatie, groot 100, -  
aan intres à 3¼% tot 1 Januarij 1783 8,13  
  _____ 108,13
Jannes en Gerrit WaninkGa naar voetnoot3) te Delden debent voor een obligatie, groot 100, -  
aan intres à 3¼% tot 1 Januarij 1783 16, 9  
  _____ 116, 9

[pagina 56]
[p. 56]

  Gld. St. Gld. St.
Jan Witbrook debet voor een obligatie, groot 200, -  
aan intres à 3% tot 1 Januarij 1783 4, 1  
  _____ 204, 1
Jan Vrielink debet voor een obligatie, groot 50, -  
aan intres à 3½% tot 1 Januarij 1783 9,16  
  _____ 59,16
Barent VentrinkGa naar voetnoot1) debet voor een obligatie ad 130, -  
aan intres 5 gld. 's jaars tot 1 Januarij 1783 26, 7  
  _____ 156, 7
Hendrik Blenken debet voor een obligatie ad 3000, -  
aan intres à 2¾% tot 1 Januarij 1783 7, -  
  _____ 3007, -
Lucas Reef debet voor een obligatie, groot 100, -  
aan intres à 3¼% tot 1 Januarij 1783 2, 3  
  _____ 102, 3
Hendrik te MorsGa naar voetnoot1) debet voor een obligatie ad 250, -  
aan intres à 3¼% tot 1 Januarij 1783 5, 8  
  _____ 255, 8
Oothmar ten CateGa naar voetnoot1) debet voor een obligatie ad 1000, -  
aan intres à 2½% tot 1 Januarij 1783 12,10  
- voor een dito, groot 1000, -  
aan intres à 2½% tot 1 Januarij 1783 20,16  
  _____ 2033, 6
Hendrikus Pennink Hendr.z. debet voor een obligatie, groot 600, -  
aan intres à 3% tot 1 Januarij 1783 21, -  

[pagina 57]
[p. 57]

  Gld. St. Gld. St.
- voor een dito, groot 200, -  
aan intres à 3% tot 1 Januari 1783 5,13  
  _____ 826,13
Lucas Heutink W.z. debet voor een obligatie, groot 200, -  
aan intres à 3¼% tot 1 Januarij 1783 5,10  
  _____ 205,10
Jan Hermen Ros in 't gerigte Diepenheim debet voor een obligatie, groot 1200, -  
aan maand-intres tot 1 Januarij 1783 26, -  
  _____ 1226, -
Janna Brugger, wed. B. Geuver, debet voor een obligatie, groot 325, -  
aan intres à 3% tot 1 Januarij 1783 5,14  
  _____ 330,14
Aaltjen van LochemGa naar voetnoot1), wed. H. Bavink, debet voor een obligatie, groot 1500, -  
aan intres tot 1 Januarij 1783 62,10  
- voor een dito, groot 1000, -  
aan intres tot 1 Januarij 1783 12,10  
- voor een dito, groot 1000, -  
aan intres tot 1 Januarij 1783 25, -  
- voor een dito, groot 1000, -  
aan intres tot 1 Januarij 1783 18,15  
- voor een dito, groot 1000, -  
aan intres tot 1 Januarij 1783 14,11  
  _____ 5633, 6
Lambertus NieuwenhuisGa naar voetnoot1) debet voor een obligatie, groot 15000, -  
aan intres tot 1 Januarij 1783 337,10  
- voor een dito, groot 750, -  
aan intres tot 1 Januarij 1783 21,18  
  _____ 16109, 8
Barent Fij debet voor een obligatie ad 20, -  
aan intres tot 1 Januarij 1,13  
  _____ 21,13

[pagina 58]
[p. 58]

  Gld. St. Gld. St.
Barent Egbrink debet aan kapitaal en intres tot 1 Januarij, zamen 21,19  
  _____ 21,19
Gerrit PlantGa naar voetnoot1) debet voor een obligatie ad 1200, -  
aan intres à 3% tot 1 Januarij 1783 22,10  
- voor een dito, groot 200, -  
aan intres à 3% tot 1 Januarij 1783 4, -  
  _____ 1426,10
Zijnde dus de gehele somma der obligatien en verzettingen met derzelver renten 33466,10  
Aaltjen van Lochem, wed. Hend. Bavink, debet 1782 den 20. December voor aan contant geld ontfangen 2000, -  
dito nog 2 wissels, aan haar E.le order 14 dagen na zigt, ten laste Ten Broeke & Comp. te AmsterdamGa naar voetnoot2), yder à 500 gld 1000, -  
  _____ 3000, -
Aan cassa of gereed geld bevonden   1609, -

Catoen.

3 balen SoubougeaGa naar voetnoot3) à 29 £Ga naar voetnoot4), volgens rekening van Ten Broeke & Comp. van den 31. Augustus 1782 613, 4
1 baal Smirnsche à 28¾ £ } volgens rekening van Ten Broeke & Comp. van den 8 October 1782 1175,18
5 balen dito à 29 £ } volgens rekening van Ten Broeke & Comp. van den 8 October 1782 1175,18
5 balen SoubougeaGa naar voetnoot5) à 29½ £ } vol-  
7 balen Smirnsche à 29¼ £ } vol-  

[pagina 59]
[p. 59]

  Gld. St.  
gens rekening van Ten Broeke & Comp. van den 2 November 1782 2573,12  
2 balen Smirnsche à 28¾ £, volgens rekening van Ten Broeke & Comp. van 1 October 1782 405, -  
1 baal Smirnsche à 30 £, volgens rekening van Ten Broeke & Comp. van 29 July 1782 212,13  
895¼ ℔ catoen onder de spinners en de aangebroken baal op de delleGa naar voetnoot1) à 29 £, zijnde met de onkosten te Amsterdam 654, 8  
  _____  
  5634,15  
De vragt van Zwolle tot hier van 27 balen 27, - Gld. St.
  _____ 5661,15

Gesponnen catoen garen, zo te huis als bij de wevers.

4419 stukkeGa naar voetnoot2) 1561¾ ℔, à 17 st. 't ℔ en 3 st. spinloon van ieder stukke 1990, 7  
8 ℔ blaauw catoen garen à 27 st. 10,16  
24½ ℔ grof wit gebleekt Holl. à 22 st. 26,19  
22 ℔ middelsoort Holl. à 22 st. 24, 4  
  _____ 2052, 6
GarenGa naar voetnoot3).  
2400 vettenGa naar voetnoot4) 5/4 BadbergerGa naar voetnoot5) garen à 20¼ vet p. 50 st. 296, 8  
af: voor 1½% 4, 9  
  _____  
  291,16  

[pagina 60]
[p. 60]

  Gld. St.  
bij: vragt en licentGa naar voetnoot1) à 1⅝ st. van 20 vetten 9,15 Gld. St.
  _____ 301,11
3342 vetten 5/4 dito garen à 20 vetten pr. 50 st. 417,15  
af: voor 1½% 6, 6  
  _____  
  411, 9  
bij: vragt en licent à 1⅝ st. de 20 vetten 13,11  
  _____ 425, -
2420 vetten 5/4 dito garen à 19¼ vette pr. 50 st. 314, 5  
af: voor 1½% 4,15  
  _____ 309,10
N.B. Hierbij geen vragt nog licent. 418 vetten dubbeld-lang garen à 16½ vette p. 50 st. 63, 6  
af: voor 1½% -, 19  
  _____  
  62, 7  
bij: vragt en licent à 2¼ st. de 20 vetten 2, 7  
  _____ 64,14
1600 stukkeGa naar voetnoot2) ¾ garen en 12 bindersGa naar voetnoot3) onder een à 3¾ st. 't stukke 300, -
waarvan gekookt garen is 2½ ketel vol, à 21 gld. 52,10
Dus bedraagt zig het garen in 't geheel 1453, 5.  

[pagina 61]
[p. 61]

Kettens in huis en bij de wevers.  
  Gld. St. Gld. St.  
26 kettens 25 els kepers à 4,16 124,16  
1 dito ⅝ kepers van 80 elle à 5, 2 5, 2  
1 dito 25 els bombazij à 5, 3 5, 3  
17 dito beste 20 els bombazij à 4, 4 71, 8  
19 dito ¾ 21 els kepers à 4,11 86, 9  
3 dito ¾ kepers van 80 elle à 5,19 17,17  
21 dito ordin. ¾ 21 els bombazij à 4,16 100,16  
5 dito ord. ¾ bombazij van 80 elle à 6, 5 31, 5  
59 dito beste ¾ 21 els bombazij à 4,18 289, 2  
5 dito ¾ 20 els kepers van 60 elle à 4, 9 22, 5  
20 dito els diemt à 6, 9 129, -  
8 dito els ruitjes à 5, 2 40,16  
5 dito baay } à 5, 9 32, 5  
1 dito fijne baay } à 5, 9 32, 5  
4 dito witte els breede baay à 4,10 18, -  
1 dito broekstreep à 4,14 4,14 Gld. St.
_____   _____  
196 kettens   978,18

Bombazij, kepers, etc.

997 psGa naar voetnoot1) ⅝ 25 els kepers à 5,11 5533, 7
61 ps ⅝ 20 els dito à 4, 8 268, 8
357 ps ¾ 21 els kepers à 5, 1,8 1811,15
82 ps ¾ 20 els dito à 4,18,8 403,17
434 ps ord. ¾ 21 els bombazij à 5, 7 2321,18
37 ps ord. ¾ 20 els dito à 5, 4 192, 8
631 ps beste ¾ 21 els bombazij à 5,18 3722,18

[pagina 62]
[p. 62]

  Gld. St. Gld. St.
204 ps beste zware 20 els bomzij à 6, 2 1244, 8
8 ps ⅝ 25 els bombazij à 6, 8 51, 4
136 ps els breede diemt à 7, 1 958,16
21 ps els brede ruitjes à 7,14 161,14
58 ps catoene baay à 10,13,8 192, 3
1 ps dito te kort van 29 elle à 9, 7 9, 7
16 ps slegte dunne baay, 4 ps voor 3 ps gerekent   128, 2
60 ps Russische kalaminkGa naar voetnoot1) à 5, - 300, -
_____   _____
3063 ps   17300, 5

Verven en bleekloon.

460 ps zwart à 6 st. 't ps 138, -  
974 ps asgraauwe à 3 st. 't ps 146, 2  
402 ps grijs gerouwet à 9/16 st. 11, 6  
106 ps witte 25 els kepers à 7 st. 37, 2  
8 ps dito bombazij à 7 st. 2,16  
135 ps ¾ kepers en bomb. à 5 st. 33,15  
45 ps witte els diemt à 8 st. 18, -  
15 ps els ruitjes à 8½ st. 6, 7  
3 ps witte baay à 10 st. 1,10  
_____ _____  
2148 ps   394,18  
  _____ 17695, 3
915 ps, zo als ze van de getouwen komenGa naar voetnoot2).  
_____  
3063 ps  

[pagina 63]
[p. 63]

  Gld. St.  
31 paar catoen-krassenGa naar voetnoot1) à 24 st. 37, 4  
10 paar rouw krassen à 21 st. 10,10  
7 paar fijne opgemaakt à 12 st. 4, 4  
  Gld. St.
_____ _____  
48 paar   51,18

Papier om bombazij in te pakken.

3 pak of 6 riem papier à 56 st. de riem 16,16  
6 pak klein blaauw à 66 st. 39,12  
3½ pak groot blaauw à 80 st. 28, -  
1½ pak scheurpapier à 40 st. 6, -  
_____ _____  
14 pak   90, 8

Verfwaren.

1400 ℔ provintie-houtGa naar voetnoot2) à 6½ gld. de 100 ℔   91, -
220 ℔ rood- of Japanhout à 15 gl.   33, -
60 ℔ geelhout à 5 gld.   3, -
20 ℔ Fernambuck-houtGa naar voetnoot3) à 30 gld.   6, -
6 bos wouweGa naar voetnoot4) à 15 st.   4,10
  _____
  137,10
af: 2%   2,15
  _____
  134,15
komt nog bij:  
1½ ℔ Spaans groen à 22 st. 1,13  

[pagina 64]
[p. 64]

  Gld. St.  
vragt van de verfwaren van Zwol tot hier 5, -  
  _____ 6,13  
  Gld. St.
  _____ 141, 8
12 vaatjes weedasch C.H. à 33 gld.   396, -  
af: 1%   3,19  
  _____  
  392, 1  
bij: vragt van Zwolle tot hier   11,19  
209 ℔ weedasch met de vragt van Zwolle à 21, -  
  _____ 425, -
4500 ℔ elzenbast à 36 st.   81, -  
85 schepel zagemeel à 2½ st.   10,12  
13 vaatjes slijpGa naar voetnoot1) à 6, 8   83, 4  
  _____ 174,16
36 ℔ nette-garen à 8 st.   14, 8  
34 ℔ bind-touw à 5½ st.   9, 7  
278 ℔ lijm à 21 gld. de 100 ℔   58, 7  
46 ℔ dofsteenGa naar voetnoot2) à 30 gld. de 100 ℔   13,16  
  _____ 95,18

Meubilen of huisraad.

Pieter van Lochem debet voor gekogt en verdeelt huisraad, silverwerk, linnen en beddegoed, etc. volgens rekening 2045, - 2045, -
Aaltjen van Lochem, wed. H. Bavink, debet voor gekogt en verdeelt huisraad, silverwerk, linnen en beddegoed, etc., volgens rekening Lambertus Nieuwenhuis debet voor 't zelfde volgens rekening 1072,10 } 2059,11
  987, 1 } 2059,11
  _____  
gehelen inboedel 4104,11  
Boekschulden in 't wevers- en spinnersboek.  
Wevers en spinners debent   567,12

[pagina 65]
[p. 65]

Debiteuren uit 't boek no. 9Ga naar voetnoot1).

Debent: blz. Gld. St.  
A.R. Blondel 3 264, 8  
Barend Hesseling 7 206, -  
Derk Wolters 11 189, 4  
Derk Lentink 13 65, 9  
Herms van Groenenberg 20 73, 2  
Hendrik van Harrevelt 21 50, 2  
Weduwe H.C. Pothof 25 139,16  
Weduwe Jacobus Horevos 35 414,15  
Konelis Brons 37 76, 8  
Arnold Wolters 52 86, 3  
Jan Helderman 60 105,17  
Hermanus Wagelaar 70 300, -  
- dito aan maand-intres tot 1 Jan. 1783   23,15  
Willem Zaagman 74 78, 1  
Jan Egberts 116 139,10  
Hendk. Leemput en zoon 117 2768, 8  
Matthias Bruggert 124 835,10  
Cornelis Verburgh 135 240, 1  
Hendrik Meijer 136 414,12  
Hermen Mulder en zoon 138 77,10  
Cornelis van der Wolf 143 339,12  
Hendrik Jasper Visscher debet 145 724, 8  
Lamtus Vinctius LedeboerGa naar voetnoot1) 148 1659, 7  
Derk Schiering 151 510,12  
Jan van Delden 153 61, 6  
A.G. Auwer 154 136,17  
Barent Smaal en zoon 155 76,19  
Jan Schey 159 413, 7  
Weduwe Jacobus Kraay 160 739,15  
Weduwe Hendrik Budde 164 3741,11  
Daniel Trumpi 165 149,14  
Weduwe Hendrik Bavink en Zoon 163 434,13  
Lambertus Nieuwenhuis 167 1465, -Ga naar voetnoot2) Gld. St.
  _____ 17001,12

[pagina 66]
[p. 66]

Ten Broeke & Comp. te Amsterdam debent bladz.....Ga naar voetnoot1) Gld. St.
Voor 't geen bij hun Elen in cassa is, stellen wij (S.E.Ga naar voetnoot2)) 9302,13
Pieter van Lochem debet voor zijnen uitzet van klederen, linnen en beddegoed, ontfangen na vaders overlijden, vóór dezen provisionelen inventaris opgemaakt is, ter waarde 535,10
  _____
Dus blijkt, dat vaders boedel aan vaste en losse goederen, obligatien en crediten provisioneel bedraagt, naar onze beste opneming, de somma één hondert en zeven duizent vijfhondert en ses en veertig guldens en veertien stuivers 107546,14

Hier moet afgaan voor schulden des boedels:

  Gld. St.  
Pieter van Lochem credit voor zijne moederlijke erffenis aan vaste goederen 368,12,11  
dito aan losse goederen 1062,14, 6  
1/5 deel der erffenis van zijn broeder Lambert 212,10, 4  
zijn erfdeel van zijn moeije Anna van Gog 65, 2,11  
dito van zijn grootmoeder Grietjen van Lochem 236, -, -  
  _____ 1945, -, -
voor zijn ontfangenen uitzet 535,10, -
nog voor dat aan zijnen uitzet ontbreekt voor een kabinet 20 ducaten, gelijk zulks hiervoor aan zijne zusters gegeven is 105, -, -
De Doopsgezinde gemeente alhier credit, luid het testament van vader Herman van Lochem en zijn laatste ehevrouw Anna Hoe-  

[pagina 67]
[p. 67]

demaker, om na vaders overlijden te betalen 400, -, -  
Herman ten Cate Sijbrands zoonGa naar voetnoot1) credit voor 't geen zijn Ele gemaakt of gelegateert is, volgens 't contract en making van vader met zijne drie kinderen in dato den 22 May Gld. St.  
1780 800, -  
Nog voor zijn rekening in 't boek no. 9, bladzijde ....Ga naar voetnoot2) 161, 4 Gld. St.  
  _____ 961, 4, -  
Om uit te delen aan arme menschen volgens het testament van vader en zijn laatste ehevrouw 100, -, - Gld. St.
  _____ 4046,14
  _____
  103500, -
  _____

Derhalven blijkt, dat er zuiver overschiet naar dezen provisionelen inventaris, om onder ons drie kinderen van vader Herman van Lochem in drie gelijke deelen te deelen de somma één hondert en drie duizent en vijf hondert guldens.

Aldus geinventariseert bij ons, ondergeschreven, Pieter van Lochem, Aaltjen van Lochem, weduwe Hendrik Bavink, en Lambertus Nieuwenhuis, in huwelijk hebbende Katharina van Lochem, respective kinderen en erfgenamen van onzen wijlen vader Herman van Lochem en dus beregtigdens tot zijnen boedel en nalatenschap, onder voorbehoud om dezen provisioneelen inventaris ten allen tijden te mogen vermeerderen of verminderen, met het geen naderhand tot voordeel of schade van dezen boedel nog mogte opkomen.

Gedaan in Endscheide den 24 Januarij 1783.

(w.g.) Pieter van Lochem
Aeltjen van Lochem, weduwe H. Bavink
Katharina van Lochem
Lambertus Nieuwenhuis
[pagina 68]
[p. 68]

De te deelene somma van dezen provisioneelen inventaris bedraagt een hondert en drie duisend en vijfhondert guldens, zo als hier Gld. St.
voren blijkt; zegge de somma 103500, -
Dus komt Pieter van Lochem voor Gld. St.  
1/3 zijn aandeel 34500, -  
en Aaltjen van Lochem, weduwe Hendrik Bavink, voor 1/3 haar aandeel 34500, -  
en Katharina van Lochem, getrouwt aan Lambertus Nieuwenhuis, voor 1/3, zijnde haar aandeel 34500, -  
  _____  
  103500, -  
Aan Pieter van Lochem word toegedeelt uit de vorenstaande goederen:  
de huisen en wheren met de hoven of hagengaardens, garenketel en klander, beneffens alle de gereedschappen, tot de bombazijfabriek behorende, door vader H. van Lochem aan zijn Ele gemaakt, zie 't contract en making van vader in dato 22 May 1780 voor de somma 4000, -  
de helft der halve bleek en groengrond, ketel en verdere bleekgereedschappen, door vader aan zijn Ele gemaakt, volgens 't gemelde contract en making voor de somma 1150, -  
1/3 van het huis in de gasthuisjes, en 1/3 van den lossen gaarden, bij den Konijnenberg geleegen, welke perceelen provisioneel onder ons drie erfgenamen gemeen blijven; is zijn aandeel, met de vervallen huur tot den 1 Januarij 1783 212,17  
1/3 van 2 obligatiën ten laste Gerrit Plant, met de vervallen rente tot 1 Januarij 1783, die insgelijks onder ons drie erfgenamen gemeen blijvenGa naar voetnoot1); is zijn aandeel 475,10  

[pagina 69]
[p. 69]

een obligatie ten laste van Barend Fij, met de vervallen rente tot Gld. St.
1 Januari 1783 21,13
een obligatie ten laste Barend Egbrink, met de vervallen rente tot 1 Jan. 1783 21,19
het in cassa bevonden gereede geld, de somma 1609, -
24 balen en 895 ¼ ℔ katoen 5661,15
4419 stukken en 1616 ¼ ℔ katoen garen 2052, 6
Badberger 5/4, dubbellang, 10 en 12 binders garen 1453, 6
196 geschoren kettens 978,18
bombazij etc., 3063 ps grijs, wit en geverft 17695, 3  
af: ⅔ van 16 ps dunne slegte baay 85, 8  
  _____ 17609,15
48 paar katoen- en rouwkrassen 51,18  
14 pak graauw en blaauw papier 90, 8  
verfwaren 141, 8  
12 vaatjes en 209 ℔ C.H. weedasch 425, -  
elzenbast, zaagmeel en slijp 174,16  
nette-garen, bindtouw, lijm en dofsteen 95, -Ga naar voetnoot1)  
  _____ 979, 8
huisraad, silverwerk, linnen en beddegoed etc. 2045, -

[pagina 70]
[p. 70]

  Gld. St.  
crediten uit de spinners- en weversboeken 567,12  
crediten uit 't boek no. 9 15101,19Ga naar voetnoot1)  
't bij Ten Broeke en Comp. in cassa zijnde geld 9302,13  
zijnen reeds ontvangen uijtzet, ter waarde 535,10 Gld. St.
  _____ 63779, -

Hiervan moet afgetrokken worden:

  Gld. St.
voor zijne erffenissen van zijn moeder, grootmoeder, broeder en moeije 1945, -Ga naar voetnoot2)
voor zijnen ontvangen uijtzet 535,10
voor een kabinet nog bij den uytzet 105, -
Word gelast om aan de Doopsgezinde gemeente alhier te betalen het gemelde legaat in vader en moeders testament 400, -
en insgelijks om aan arme menschen alhier uit te deelen 100, -
voor onze assignatie, om te betalen aan Herman ten Cate Sybr.z. 961, 4Ga naar voetnoot3)
voor onze assignatie, om te betalen aan Aaltjen van Lochem, weduwe Hendrik Bavink 11174,16
voor onze assignatie, om te betalen aan Katharina van Lochem, getrouwt aan Lambertus Nieuwen-  

[pagina 71]
[p. 71]

huis 14057,10 Gld. St.
  _____ 29279, -
  _____
Dus blijft voor zijn erfdeel 34500, -

Aan Aaltjen van Lochem, weduwe Hendrik Bavink, word toegedeelt uit de vorenstaande goederen:  
de ¾ deelen van het erve en goed Hollink met alle agterstaande pagtgelden der bouwlieden, haar Ele door vader Herman van Lochem gemaakt, luyt vaders contract en making in dato 22 May 1780 voor de somma 2200, -
een ⅓ van 't huis in de gasthuisjes, en ⅓ van een lossen gaarden bij den Konijnenberg gelegen, met derzelver vervallen huur tot 1 Januarij 1783, zijnde voor haar E. aandeel 212,17
een ⅓ van 2 obligatien ten laste Gerrit Plant met de vervallen rente tot 1 Januarij 1783; is voor haar Ele aandeel 475,10
obligatien en verzettingen, met derzelver verschenen renten tot 1 Januarij 1783 ten laste van Gld. St.  
Jan Lansink 181,12  
Hendrik Weddelink 563,10  
Herman Roolvink 212, 7  
Willem ter Borgh 216, -  
Jan Schipdam 182, 5  
Jannes Geerdink 266, -  
Jan Slagman 108,13  
Jannes en Gerrit Wanink 116, 9  
Jan Witbrook 204, 1  
Jan Vrielink 59,16  
Barend Ventrink 156, 7  
Hendrik Blenken 3007, -  
Lucas Reef 102, 3  
Hendrik te Mors 255, 8  

[pagina 72]
[p. 72]

  Gld. St.  
Oothmar ten Cate 2033, 6  
Hendrikus Pennink Hendrk.z. 826,13  
Lucas Heutink Willemsz 205,10  
Jan Herman Ros 1226, -  
Janna Brugger, wed. B. Geuver 330,14 Gld. St.
  _____ 10253,14
vijf obligatien ten laste van haar Ed. zelfs met de verscheenen renten tot 1 Januarij 1783 5633, 6
⅓ van 16 ps dunne slegte katoene baay 42,14
ontfangen 2 wissels, ten laste Ten Broeke & Comp. 1000, -
in gereed geld, ontfangen 20 December 1782 2000, -
huisraad, silverwerk en linnengoed etc. 1072,10
haar Ed. rekening van debet in 't boek no. 9 434,13
  _____
  23325, 4
Tot slot van haar Ed. erfdeel onze assignatie ten laste Pieter van Lochem 11174,16
  _____
  34500, -

Aan Katharina van Lochem, huisvrouw van Lambertus Nieuwenhuis, word toegedeelt uit de vorenstaande goederen:  
de helft der halve bleek en groengrond, ketel en alle de bleekgereedschappen, door vader Herman van Lochem aan haar Ed. gemaakt, luid 't gemelde contract voor de somma 1150, -
een ⅓ van 't huis in de gasthuisjes, en ⅓ van een lossen gaarden bij den Konijnenberg gelegen, met de vervallen huur derzelver tot  

[pagina 73]
[p. 73]

  Gld. St.  
1 Januarij 1783 voor haar Ed. aandeel 212,17  
een ⅓ van 2 obligatien ten laste van Gerrit Plant, met de vervallen rente tot 1 Januarij 1783: is haar Ed. aandeel 475,10  
twee obligatien ten laste hun E.len zelven, met de vervallen rente tot 1 Januarij 1783 16109, 8  
een ⅓ van 16 ps dunne slegte katoene baay 42,14  
huisraad, silverwerk, linnen en beddegoed etc. 987, 1  
hun Ed. rekening van debet in 't boek no. 9 1465, -  
  _____  
  20442,10  
Tot slot van haar Ed. erfdeel onze assignatie ten laste Pieter van Lochem 14057,10  
  _____  
  34500, - Gld. St.
Zijnde weder de totaale somma van den provisioneelen inventaris 107546,14

Waarmede dan de effectenGa naar voetnoot1) van den provisioneelen inventaris der nalatenschap van onzen wijlen vader Herman van Lochem geheel verdeelt zijn, blijvende alle kwade boekschulden; alle rekeningen van 't bleekloon van 't jaar 1782Ga naar voetnoot2); en f 524,18 geld, bij Pieter van Lochem in cas gelaten; alsmede zo 't mogte blijken, dat bij Ten Broeke & Comp. te Amsterdam meerder in cas mogte zijn als het gestelde; dit alles voor als nog onverdeelt, van alle 't welke naderhand bij wijze van een aanhangzel op dezen provisioneelen inventaris rekening en verdeeling zal gedaan worden. En zullen de renten der obligatien etc., die dan yder byzonder zijn toegedeelt, van den 1 Januarij 1783 af lopen ten voordeele van dien, wien ze toegedeelt zijn. En beloven allen schade op de kapitalen en boekschulden, binnen den tijd van twee jaren vallende, te rekenen van den 1 Januarij 1783, onderling te zullen dragen.

[pagina 74]
[p. 74]

Aldus door ons ondergeschreeven Pieter van Lochem; Aaltjen van Lochem, weduwe Hendrik Bavink, zo verre zulks nodig mogte zijn, geassisteert met haar broeder Pieter van Lochem; en Katharina van Lochem, geassisteert met haaren eheman Lambertus Nieuwenhuis, - geaccordeert, getransigneert en gemaagscheidetGa naar voetnoot1) over den provisioneelen inventaris des boedels van onzen overleeden vader Herman van Lochem.

In kennis der waarheid hebben wij dit accoord, transactie en maagscheidGa naar voetnoot1), waarvan drie alleensluidende gemaakt zijn, eigenhandig getekent.

 

Gedaan in Endscheide den 24 Januarij 1783.

(w.g.) Pieter van Lochem
Aaltjen van Lochem, weduwe H. Bavink
Katharina van Lochem
Lambertus Nieuwenhuis

Aanhangzel op den provisioneelen inventaris van den boedel en de nalatenschap van onzen vader Herman van Lochem, opgemaakt en verdeelt door ons ondergeschreeven en vorengemelde drie kinderen en erfgenamen.

  Gld. St.
Pieter van Lochem debet:  
voor de ontfangen bleeklonen van 't jaar 1782Ga naar voetnoot2); het bij zijn Ed. in cas gebleeven geld; een obligatie ad f 200 en verscheenen intres, ten laste Gerrit Plant, zijn Ed. bij lotinge toegevallen; en veele andere kleyne posten, bedragende volgens zijn boek bladz. 4 de somma 1802, 1
 
Contra credit: Gld. St.  
voor betaalt aan verscheide volgens zijn boek bladz. 4 804,19  
een ingebonden nieuwe Vaderlandsche Historie, door ons vereert aan broeder Lambertus Nieuwenhuis voor 't opmaken van dezen inventaris en verdeeling van vaders geheelen boedel 75, -  

[pagina 75]
[p. 75]

  Gld. St.  
aan zuster, de weduwe Hendrik Bavink, voor de schade van Gerrit Waninks geheele obligatie en intres 116, 9  
aan de erven Herman van Lochem:  
  Gld. St.  
voor 89¼ ℔ katoen à 29Ga naar voetnoot1) 64,14 } schade bij G. WaninkGa naar voetnoot2) Gld. St.  
geld voor opgeschoten 69,15 } schade bij G. WaninkGa naar voetnoot2) 134, 9  
aan dezelve erven H.v. Lochem:  
voor dat wij 't saldo der rekening courand van 1782 bij Ten Broeke & Comp. te hoog Gld. St.  
gestelt hadden 196,19  
en voor afkortingen, geldvragten, en schade aan Zeeuwsche rijksdaaldersGa naar voetnoot3), etc. 28,15  
  _____ 225,14 Gld. St.
  _____ 1356,11
  _____
Dus rest te verdeelen de somma van   445,10

Pieter van Lochem komt voor ⅓ van 445,10 148,10
Aaltjen van Lochem, weduwe Hendrik Bavink, komt voor ⅓ van 445,10 148,10
Katharina van Lochem, ehevrouw van Lambertus Nieuwenhuis, komt voor ⅓ van 445,10 148,10
  _____
  445,10

Welke somma ad 148,10 wij ondergeschreeven bekennen van onzen broeder Pieter van Lochem ontfangen te hebben, voor 't geen ons yder bij dit aanhangzel op vaders provisioneelen inventaris blijkt te komen; zijnde ook hiermede den geheelen boedel en nalatenschap van onzen overleden vader Herman van Lochem vereffent en verdeelt; blijvende alleenlijk onder ons drien nog gemeen: Gld. St.
een obligatie ten laste Gerrit Plant ad 1200, -

[pagina 76]
[p. 76]

  Gld. St.
't huisjen, in de gasthuisjes staande, getaxeert ad 500, -
een lossen gaarden, op den Konijnenberg gelegen, getaxeert ad 100, -

In kennis der waarheid hebben wij dit accoord, transactie en maagscheid, waarvan drie alleensluidende gemaakt zijn, eigenhandig getekent, om te strekken naar behoren.

 

Gedaan in Endscheide den 26 April 1785.

(w.g.) Pieter van Lochem
Katharina van Lochem
Lambertus Nieuwenhuis
Aeltjen van Lochem, weduwe Hendr. Bavink.

Bijlage I.
Balans per 1 Jan. 1788 van de nalatenschap van H. van Lochem († 11 Nov. 1782).

Vaste goederenGa naar voetnoot1) 9138 11 Diverse betalingen 804 19
Meubilair 4104 11 Belooning  
Krassen 51 18 van L. Nieuwenhuis 75 -
Grond- en hulpstoffenGa naar voetnoot2)   P. van LochemGa naar voetnoot8) 2050 -
  11073 14 LegatenGa naar voetnoot9) 1461 4
Bombazijn, etc. 17695 3 Kapitaal:  
Gelden onder wevers en spinnersGa naar voetnoot3) 433 3 onverdeeld te latenGa naar voetnoot10) 1800  
Debiteuren, boek IXGa naar voetnoot4) 16677 17 te verdeelen 101919 103719 -Ga naar voetnoot11)
Ten Broeke en Co.Ga naar voetnoot5) 9105 14  
Debiteuren u/gGa naar voetnoot6) 33673 16  
Uitkeering Wed. H.  
Bavink 3000 -  
KasGa naar voetnoot7) 1580 5  
Diverse baten 1575 11  
  _____ _____   _____ _____
  108110 3   108110 3

[pagina 78]
[p. 78]

Bijlage II.
Samenstelling der activa in het bedrijf van H.v. Lochem op 1 Jan. 1783, volgens balans.

% v/h totaal
Kas en kassier 10685,19 17, 0
Voorraden 28768,17 45, 7
DebiteurenGa naar voetnoot1) 17111, - 27, 2
Vaste goederen en werktuigenGa naar voetnoot2) 6351,18 10, 1
  _____ _____
  62917,14 100, -

Ter vergelijking worden hieronder soortgelijke gegevens, ontleend aan een hedendaagsch bedrijf, gegeven.

Samenstelling der activa in de N.V. Stoomspinnerijen en -weverijen, voorheen S.J. Spanjaard, gevestigd te Borne op 31 Dec. 1927, blijkens prospectus d.d. 11 Mei 1928.

% v/h totaal
Kas, wissels, effecten 1566726,89 10, 2

[pagina 79]
[p. 79]

Voorraden 2251084,88 14, 6
Debiteuren 2199296,89 14, 3
Vaste goederen (exclusief terreinen) 9350000, - 60, 9
  _____ _____
  15367108,66 100, -

II.
Provisioneelen staat en inventaris van den boedel en nalatenschap van onzen wijlen broeder en oom Pieter van Lochem, overleden in Enschede den 6 November 1795.

  Gld. St.
Het huis, door hemzelven bewoond, met de agterhuisen en de beyde besloten hoven, alsmede de gereedschap tot de bombazijfabriek, gelegateerd aan zijnen neef Herman ten Cate Sybr.z.Ga naar voetnoot1), om het in drie agtereenvolgende jaren te betalen in drie egale termijnen, luid zijn testament, voor de somma negen duizend guldens 9000, -
¼ van de bleek en ¼ van twee stukjes grasgrond in de EsmarktGa naar voetnoot2) 1000, -
Een lossen gaarden, gekogt van de erven Salomon ten Cate 100, -
Twee stukken land, gebruikt wordende tot losse gaardens, gekogt van Lefert (?) 700, -
½ van een stuk bouwland, gelegen in 't LazonderGa naar voetnoot3) 150, -
½ van een mateGa naar voetnoot4) of weide, gelegen in 't Lazonder 250, -

[pagina 80]
[p. 80]

½ van een huisjen, gelegen in deze Gld. St.  
stad in de gasthuisjesGa naar voetnoot1) 125, -  
  _____ Gld. St.
Vaste goederen   11325, -

Obligatien of publique effecten.

No. 1765 600 Zeland a 3% intres 1785Ga naar voetnoot2), ingekogt ad 550, -

[pagina 81]
[p. 81]

225 O.I. Comp. 3% intres 1785, ingekogt Gld. St.
ad 184, -

[pagina 82]
[p. 82]

  Gld. St.
No. 1941 1000 America 4%, met de loterijGa naar voetnoot1) 990, -
No. 297 1000 Jablonouwski 5% 995, -
No. 5553 1000 Rusland 4½% 1005, -
No. 340 1000 Alex. Lubomirski 5% 1000, -
No. 489 1000 Liq. Debt bij Stadnitski en Vollenhove à 6%Ga naar voetnoot2) 1000, -
No. 2715 1000 op Americaansche landen à 5%Ga naar voetnoot3) 1000, -

[pagina 83]
[p. 83]

  Gld. St.
No. 308 1000 Handel-Societeit à 3½%Ga naar voetnoot1) 840, -
No. 1836 1000 Deensche Leen- en Wisselbank à 4%Ga naar voetnoot2) 987,10
  975 Holl. Obligatie-Lo-  

[pagina 84]
[p. 84]

  Gld. St.  
  terij uit 3 Classen à 3%Ga naar voetnoot1) 771, -  
_____   _____ Gld. St.
Kapitaal 9800. 11 publique effecten 9322,10 9322,10

[pagina 85]
[p. 85]

Deze elf obligatien geven 's jaarlijks intres 424,15.  
Zeland, de O.I. Comp. en de Poolsche Princen hebben opgehouden te betalen; dit en den oorlog zijn oorzaak, dat deze effecten dooreen 900 à 1000 gld. minder waardig zijn als de ingekogte prijs, naar de cours van heden.  
 
  Gld. St.  
Twee Overijsselsche recepissenGa naar voetnoot1), yder 500, - 1000, -  
Intres 4% 8 maand, van 1 Aug. af 26,13Ga naar voetnoot2)  
Twee Overijsselsche recepissen, yder 150, - 300, -  
Intres 4% 4 maand, van 1 Dec. af 4, - Gld. St.
  _____ 1330,12Ga naar voetnoot2)

[pagina 86]
[p. 86]

Hermen Mors te Haxbergen 22 Juny Gld. St.  
een verzetting, 800, -; de helft 400, -  
Intres 3½% 9 maand 8 dagen 10,16 Gld. St.
  _____ 410,16
 
Hermen Vrielink op de Bleek 29 October een obligatie 400, -  
Intres 3% 5 maand 5, -  
11 Nov.ber een onbetaalde kooppenning 200, -; de helft 100, -  
Intres 3% 4 maand 20 dagen 1, 3  
  _____ 506, 3
 
Herman RoolvinkGa naar voetnoot1) te Enschede 9 April een verzetting 200, -; de helft à 75% 75, -  
Intres 3½% 11 maand 21 dagen 3, 8  
  _____ 78, 8
 
Klaas Snuverink bij Enschede 16 October een obligatie 200, -, à 75% 150, -  
Intres 3% 5 maand 14 dagen 2,14  
  _____ 152,14
 
Herman ten Cate Sijbr.z.Ga naar voetnoot2) te Enschede 1 Juny een obligatie 5500, -  
Intres 2½% 10 maanden 114,11  
1 Sept. een obligatie 10800, -  
Intres 3% 7 maanden 189, -  
  _____ 16603,11
 
O. ten CateGa naar voetnoot3) te Enschede  
1 Febr. een obligatie 375, -  
Intres 2¾% 14 maanden 12, -  
1 April 2 obligatiën, yder 2000, - 4000, -  
Intres 2½% 12 maanden 100, -  
1 October een obligatie 2000, -  
Intres 3% 6 maanden 30, -  
  _____ 6517, -

[pagina 87]
[p. 87]

Pieter ten Cate te Enschede Gld. St.  
1 Sept. een obligatie 6700, -  
Intres 3% 7 maanden 117, 5 Gld. St.
  _____ 6817, 5
 
Lambertus NieuwenhuisGa naar voetnoot1)  
1 Sept. een obligatie 3500, -  
Intres 3% 7 maanden 61, 5  
  _____ 3561, 5
 
Andries Blenken te Hengelo  
16 Dec. een obligatie 200, -  
Intres 2½% 3 maand 14 dagen 1, 9  
  _____ 201, 9
 
Lucas Luiksen te Enschede  
1 May een obligatie 500, -  
Intres 3% 12 maandenGa naar voetnoot2) 13,15  
  _____ 513,15
 
Hendrik Leppink te Haxbergen  
24 July een obligatie 550, -  
Intres 3½% 8 maanden 6 dagen 13, 2  
  _____ 563, 2
 
Gerrit Broekhuis te Enter  
1 May een verzetting 700, -  
Intres 3% 11 maanden 19, 5  
  _____ 719, 5
Lucas Immink te Enter  
21 July een verzetting 500, -  
Intres 3% 8 maanden 9 dagen 10, 8  
  _____ 510, 8
 
 
Gerrit Slag te Enter  
10 Nov. een verzetting 600, -  
Intres 3¼% 4 maand 20 dagen 7,11  
  _____ 607,11
 
Barend Keyzer te Enter  
24 Juny een onbetaalde kooppenning 200, -  
Intres 3½% 9 maanden 6 dagen 5, 7  
  _____ 205, 7

[pagina 88]
[p. 88]

Jan Olthaar bij Nede Gld. St.  
1 October een obligatie 1000, - Gld. St.
Intres 3% 6 maanden 15, -  
  _____ 1015, -
 
Gerrit PlantGa naar voetnoot1) te Enschede  
1 May een obligatie 200, -  
Intres 3% 11 maanden 5,10  
  _____ 205,10
 
Weduwe M. Stenvers te Enschede  
1 Nov. een verzetting 800, -  
Intres 3% 5 maanden 10, -  
  _____ 810, -
 
Hendrik Jan van HeekGa naar voetnoot2) te Enschede  
1 January een obligatie 700, -  
Intres 3% 3 maanden 5, 5  
  _____ 705, 5
 
Jan RommelaarGa naar voetnoot3) te Enschede  
2 May een verzetting 250, - à 75% 187,10  
Intres 3% 11 maanden 6,17  
  _____ 194, 7
 
Antony ter VergertGa naar voetnoot4) te Enschede  
1 May een obligatie 600, -  
Intres 3¼% 11 maanden 17,17  
  _____ 617,17
 
Hermen Volkers te Lage  
5 January een obligatie 150, -  
Intres 3% 2 maanden 25 dagen 1, 1  
  _____ 151, 1
 
Aaltjen van Lochem, wed. H. Bavink, debet 15 Nov. 1795 voor meubelen of huisraad, volgens rekening Katarina van Lochem, ehevrouw van Lambertus Nieuwenhuis, 15 Nov.   865, 8

[pagina 89]
[p. 89]

1795 voor meubilen of huisraad, Gld. St.
volgens rekening 687,17
  _____
  65198, 6

Te verdeelen

Het in cassa bevonden geld is door zuster de weduwe H. Bavink, toen haar E. alhier was op de begravenis van onzen broeder P. van Lochem, ongeteld aan haar zuster en broeder Nieuwenhuis overgegeven, om er de kosten der begravenis en de dagelijks opkomende rekeningen en schulden des boedels etc. uit te betalen. Dit geld door hun geteld zijnde, bevonden 395, -.  
 
Af om provisioneel nog onverdeelt te laten:  
de uit te keeren somma van Herman ten Cate Sybr.z. voor huis, de agterhuizen, hoven en de gereedschappen tot de bombazij-fabriek, Gld. St.  
volgens het testament 9000, -  
de obligatien of publique effecten op bladz. 1Ga naar voetnoot1) 9322,10  
de obligatie ten laste G. Plant op bladz. 3Ga naar voetnoot2) 205,10  
  _____ 18528, -
  _____
  46670, 6
Hier moet afgetrokken worden volgens den inhoud van broeders testament de 7 legaten met derzelver renten van 6 Nov.ber 1795 tot 1 April 1796, die zijn Ele gemaakt heeft aan Lambertus Nieuwenhuis 2023,19  
Oothmar ten Cate 2020, -  
Herman ten Cate Sybr. 2020, -  

[pagina 90]
[p. 90]

  Gld. St.  
Pieter ten Cate 2023,19  
Barend BavinckGa naar voetnoot1) 2020, -  
Gezina BavinkGa naar voetnoot1) 2020, -  
K., A. en M. Bavink, kinderen van C. BavinkGa naar voetnoot1) 2020, - Gld. St.
  _____ 14147,18
  _____
Rest alzo, om provisioneel te verdeelen de somma   32522, 8
Aan de twee eenige en universele erfgenamen Aaltjen van Lochem, weduwe Hendrik Bavink Barends zoon, de helft ad 16261, 4  
Katarina van Lochem, ehevrouw van Lambertus Nieuwenhuis, de helft 16261, 4  
  _____  
  32522, 8  
De overige twee legaten in het testament, als aan de Doopsgezinde gemeente te Enschede de somma van 300, -  
en dat aan arme en behoeftige menschen alhier zou uitgedeelt worden de somma van 100, -  
zijn reeds voldaan en is ons erfgenamen hare rekening bij de Erven Herman van Lochem hiervoor gedebiteert  

[pagina 91]
[p. 91]

Bijlage III.
Balans per 1 April 1796Ga naar voetnoot1) van de nalatenschap van Pieter van Lochem († 6 November 1795).

Vaste goederen 11.325 - - LegatenGa naar voetnoot5) 14.547 18 -
Inboedel 1.553 5 - Diverse onkosten 395 - -
Debiteuren u/gGa naar voetnoot2) 41.666 19 - Kapitaal:  
EffectenGa naar voetnoot3) 10.653 2 - onverdeeld te  
KasGa naar voetnoot4) 795 - - laten ... 18528, -  
  te verdeelen 32522, 8 51.050 8 -
  _____ _____ _____   _____ _____ _____
  65.993 6 -   65.993 6 -

III.
Staat en inventaris van den boedel en nalatenschap van onze moeder en grootmoeder Aaltien van Lochem, wede Hendrik Bavink Bz, overleden den 10 December 1795, zo als denzelven opge-

[pagina 92]
[p. 92]

maakt en verdeeld is door ons, haare beide kinderen en drie kleinkinderen, ofte wel Lambertus Nieuwenhuis als voogt der laastgenoemde, volgens testamentaire dispositie de eenige universeele erfgenamen, te weten:

Barend Bavink 
Geziena Bavink 
Catharina Bavink { dogters van Coenraad Bavink en desselfs ehevrouw Catharina Bavink.
Alijda Bavink{ ""
Maria Bavink{ ""

Obligatien en versettingen ten laste van:

  Gld. St.  
Simon Bavink a Leer, obligatie 600, -  
tot 1 Jan. 1796 aan restant van intres 9, 3  
aan 11 maand à 3½% 19, 5  
Idem 1000, -  
aan 10 maand à 3½% 29, 4 Gld. St.
  _____ 1657,12
 
Barend van Buren, obligatie 150, -  
aan 9 maand à 3% 3, 7  
  _____ 153, 7
 
Gerrit Wilmsen Eshuis, versettinge 450, -  
13½ maand à 3½% 17,14  
  _____ 467,14
 
Gerrit Hendr. Nijkamp, versettinge 500, -  
13½ maand à 3½% 19, 1  
  _____ 519, 1
 
De koekoeks-woninge met de agterstaande huren, stel   450, -
Gerrit ten Bruggencate en Zoon, obligatie à 3¼%   2000, -
Jochem Nieuwenhuis wed., obligatie 1000, -  
12½ maand 3% 31, 5  
  _____ 1031, 5
 
Gerrit Hendr. Eshuis, versettinge 800, -  
6 maand à 3½% 14, -  
Idem 1600, -  
9 maand à 3½% 42, -  
  _____ 2456, -

[pagina 93]
[p. 93]

Hendrik Benninks wed., restant van   Gld. St.
onbetaalde kooppenningen Gld. St. 303,10
 
Albert Gierveld, versettinge 100, -  
2 jaar intres 4% 8, -  
  _____ 108, -
 
Andries Nieuwenhuis, obligatie 2000, -  
17 maand intres à 3% 85, -  
  _____ 2085, -
 
Gerrit Kremers wed., obligatie 3% 300, -  
Idem, versettinge 3½% 1000, -  
aan agterstaande intressen 244, 7  
  _____ 1544, 7
 
Antony Tenniglo wed., versettinge 1000, -  
7 maand 3½% 20, 6  
Idem, versettinge 3½% 300, -  
  _____ 1320, 6
 
Johan Leonard Ernst, obligatie 200, -  
3 jaar 1½ maand 3½% 21,17  
  _____ 221,17
 
Hendr. Kamphuis, versettinge 1450, -  
11 maand intres 3% 40, -  
  _____ 1490, -
 
Hendr. Ensinks wed., versettinge 200, -  
14 maand 4% 9, 6  
  _____ 209, 6
 
Jan Timpman, versettinge en obligatie 650, -  
7 maand intres 11,18  
  _____ 661,18
Barend Bavink, obligatie 3%Ga naar voetnoot1)   16590, -
 
Jannes op de Dakhorst, versettinge 2150, -  
8 maand à 3% 48,15  
  _____ 2198,15
Barend Mulder, versettinge 198, -  
19 maand à 3½% 11, -  
  _____ 209, -

[pagina 94]
[p. 94]

  Gld. St.  
Jan Fikkert, versettinge 100, -  
7 maand à 3½% 2, - Gld. St.
  _____ 102, -
 
Jan R. Slaghuis, obligatie 1500, -  
5 maand 3½% 21,15  
  _____ 1521,15
 
Lambert Dake, obligatie 300, -  
2½ jaar 3½% 26, 5  
  _____ 326, 5
 
Liquid. debtGa naar voetnoot1), 1000 gld. à 150% 1500, -  
10 maand à 6% 50, -  
  _____ 1550, -
 
Weener Bank, 1000 gld. à 90% 900, -  
22 maand à 5%, waarop ondvangen 10 gld.Ga naar voetnoot2) 86, -  
  _____ 986, -
 
Dirk Lubbers, onbetaalde kooppenningen 1200, -  
1½ maand à 3½% 5, 5  
  _____ 1205, 5
Hieronimus Pennink, obligatie 3½%   352, -
 
Jan Pol, obligatie 500, -  
9½ maand 3½% 13,15  
  _____ 513,15

[pagina 95]
[p. 95]

  Gld. St.  
Bernardus Prinzen, obligatie 200, -  
9½ maand 3½% 5,10 Gld. St.
  _____ 205,10
Abraham Hanterman, op maandrente 1400, -  
4 maand 3% 14, -  
  _____ 1414, -
Hendr. Jan Kleyze, obligatie 50, -  
2 maand 3½% -, 6  
  _____ 50, 6
Recipissen van 50 st. penninkGa naar voetnoot1), stel 70%   1480, -
Jan Hendr. Rompelman, versettinge 150, -  
1 maand 3½% 0, 8  
  _____ 150, 8
Gerrit Mokkelenkate, obligatie 50, -  
8 maand 3½% 1, 4  
  _____ 51, 4
Jan en Barend ten Bruggencate, op maandrente à 6%   1000, -
Jan Scholten, onbetaalde kooppenningen   774,18
Hendr. ten Cate Junior, dito   305, -
Nicolaas Hendrik ten Cate, dito   475,16
Catharina, Alyda en Maria Bavink, verschot tot 6 Febr. 1796 224,12  
aan gekogte meubilen volgens rekening 785, 8  
  _____ 1010, -
Het huis van Geziena BavinkGa naar voetnoot2)   8000, -
Het huis van Barend BavinkGa naar voetnoot3)   8000, -

[pagina 96]
[p. 96]

  Gld. St.
Geziena Bavink aan gekogte meubilen   1769, 17
Barend Bavink aan gekogte meubilen   1273, 3
Aan gelden à deposito in de Comp. van Wed. Hendr. Bavink en Zoon à 3%, die betaalt is tot 1 Jan. 1796Ga naar voetnoot1)   9000, -
Barend Bavink, 9 Febr., aan contanten Gld. St. 2000, -
Barend Bavink aan dito 221,14  
Geziena Bavink aan dito 221,14  
Catharina, Alyda en Maria Bavink 221,14  
  _____ 665, 2
  _____
  79859, 2
  _____

Schulden en lastenGa naar voetnoot2)

Aan Gerrard Brouwers wed., obligatie 1800, -  
  een jaar intres 54, -  
  _____ 1854, -
 
Aan de Comp. van Wed. Hendr. Bavink en ZoonGa naar voetnoot3)   3020, -
Aan Geziena Bavink:  
  spaarpot 100, -  
  aan ¼ portie eenes legaat van  

[pagina 97]
[p. 97]

  Gld. St.  
  wijlen Barend BavinkGa naar voetnoot1) 500, -  
  nog uit den spaarpot 50, -  
  voor H.E. vaderlijke erfportie, als haar broeder en zuster ontfangen hebbenGa naar voetnoot2) 6000, - Gld. St.
  _____ 6650, -
Aan de meyd Jenneken NieuwhofGa naar voetnoot3)   118, -
  _____
  11642, -

Alzo komt tot slot van bovenstaande, voor hetgeen den boedel of de nalatenschap van onze moeder en grootmoeder, Wed. Hendr. Bavink Bz., bedraagt, behalven haare helft van de fabriek, kam- en rietemakersbalans en de kwade schulden van Coenraad BavinkGa naar voetnoot4), salvo errore et omissione 68217, 2
  _____
  79859, 2
  _____

[Volgt in den inventaris een overzicht van hetgeen aan de onderscheiden erfgenamen werd toegedeeld.]

[pagina 98]
[p. 98]

Nuw blijft nog onverdeeld en word in compagnie behouden voor ⅓ door Barend Bavink, voor ⅓ door Geziena Bavink, en voor ⅓ door Catharina, Alyda en Maria Bavink: Gld. St.
de koekoekswoning 450, -
obligatien de liquidate debt 1550, -
Weener Bank 986, -
Overijzelsche recipissen van 50 st. penning 1480, -
Jan en Barend ten Bruggencate 1000, -
  _____
  5466, -
mitsgaders al hetgeene staat uitgedeeld te worden van de obligatien en intressen van Coenraad Bavink.  
In compagnie ook nog de helft van het zuiver slot van de Compagnie, gekanteerd hebbende op de firma de weduwe Hend. Bavink en Zoon, zijnde volgens de Compagnies balans van 1 Jan. 1796, hetgeen Barend Bavink volgens het testament zijner moeder verpligt is in 3 jaaren te betalen, ijder jaar een geregt derde part der goede crediten, bedragende de geheele zomma 57368, I, 0Ga naar voetnoot1), waarvan ½ 28684, 0, 8
De boeken zijn niet verdeeld nog getaxeerd, en blijven dus nog in compagnie.  

Aldus is den boedel en nalatenschap van onze overledene moeder Aaltien van Lochem, weduwe Hendr. Bavink Bzoon, opgemaakt en verdeeld.

In kennis der waarheid hebben wij, erfgenamen, dit accoord, transactie en maagscheid eigenhandig ondertekent en daarvan drie eensluidende gemaakt, en bij minderjarigheid van Catharina, Alyda en Maria Bavink is hetzelve voor haar ondertekent door Lambertus Nieuwenhuis, volgen uitersten wille der overledene wettig aangestelden voogd der drie bovengenoemde kinderen Catharina, Alyda en Maria Bavink, om te strekken als naa regten.

[pagina 99]
[p. 99]

Bijlage IV.
Balans per 1 Januari 1796 van de nalatenschap van Wed. H. Bavink-v. Lochem († 10 December 1795).

Vaste Goederen 16.450 - Crediteuren   11.642 -
InboedelGa naar voetnoot1) 3.828 8 Kapitaal:  
Aandeel in fa. Wed. H. Bavink en Zn.Ga naar voetnoot2) 28.684 - onverdeeld te laten 34150, -  
C. BavinkGa naar voetnoot3) P.M.   te verdeelen 62751, 2  
Debiteuren u/gGa naar voetnoot4) 49.610 11   _____ 96.901 2
Overige debiteurenGa naar voetnoot5) 3.064 9  
Effecten 4.016 -  
KasGa naar voetnoot1) 2.889 14  
  108.543 2   108.543 2

IV.
Staat en inventaris van al hetgeene toebehoort of eenige betrekking heeft tot de fabriq, Kamen Rietemakerij of negotie, gevoerd wordende ten Firma van Wede Hendrik Bavink en Zoon, gelijk dezelve op den 1 Jan. 1796 gevonden is. De waarde gerekent volgens testamentaire dispositie van Wede. Hend. Bavink op denzelven

[pagina 100]
[p. 100]

voet als in den laasten balans van 1 Jan. 1795 gedaan is, en van de kam- en rietemakerij volgens den balans van 1780Ga naar voetnoot1), oewijl in dien van 1 Jan. 1795 geen opnaam daarvan gedaan is, behoorende al het navolgende voor de eene helft Wede Hendrik Bavink bz en voor de andere helft Barend Bavink, voerende de negotie te zamen ten firma hierboven gemeld.

Eerst word dan alhier in den staat gebragt de fabriq met hetgeen er toe behoort.

A. De ongesponne catoen.

  Gld. St.
4 balen Smirns catoen, volgens rekening 732, -, -
2 balen dito, hiervan ook onder de spinners 367, 5, -
vragt 6, -, -
3 balen Westindische à 38 gr., met oncosten 459,16, -
4 balen dito dito à 33¾ gr 767, -, -
1 dito à 32 gr 83, 4, -
245 ℔ CaraqueGa naar voetnoot2) à 22 gr 134,15, -
315 ℔ à 20 gr 157,10, -
14 ℔ allerbeste 50 gr.Ga naar voetnoot3) 17,10, -
  _____
Bedragende zamen 2725, -, -

[pagina 101]
[p. 101]

B. Oostindische catoene garensGa naar voetnoot1)

  Gld. St. P.
61½ ℔ ChormandelsGa naar voetnoot2) 247,13, -
afhaspelen van 48 ℔ à 6 [st.] 14, 8, -
9⅛ ℔ grove 42 st. 19, 3, 4
monsters en slegte kladdenGa naar voetnoot3), 9⅜ ℔, 20 st. 9, 7, 8
  _____
alle O.I. catoen 290,11,12

C. Inlands gesponne garensGa naar voetnoot4).

Onder de wevers:

MachinalGa naar voetnoot5) 6021 strengen à 84 st. de 100 st. 252,17, -

[pagina 102]
[p. 102]

  Gld. St. P.
323½ ℔ catoen à 18 st. 291, 3, -
machinal 7064 str[engen] à 84 st. 319, 7, -
447¼ ℔ catoen à 18 st. 402,10, -
alle catoen van Rwe (?)Ga naar voetnoot1), volgens rekening 812, 8, -
97 streng wit machinal, 1 st. 4,17, -
8 ℔ à 13 st. 5, 4, -

HierlandsGa naar voetnoot2) onder de wevers:

van ⅝ tot 1½ L.Ga naar voetnoot3)  
174 stukGa naar voetnoot4) à 3¼ st. 28, 5, 8
11⅜ ℔ catoen à 1 gl. 11, 7, 8
van 2 tot 3 L.:  
301 stuk à 3 st. 45, 3, -
42¾ ℔ à 18 st. 38, 9, 8
van 3 tot 5 L.:  
witte 392 stuk à 2¾ [st.] 53,18, -
108⅝ ℔ à 13 st. 70,12, -
geele 239 stuk à 2¾ st. 32,17, -
36 ℔ à 18 st. 32, 8, -
56 stuk à 3 st. 8, 8, -
2⅝ ℔ à 1 gl. 2,12, 8
295 stuk à 6 st. 88,10, -
12½ ℔ à 30 st. 18,15, -
wit 340 stuk à 2¾ st. 46,15, -
67½ ℔ à 13 st. 43,11, -
60 stuk à 2½ [st.] 7,10, -
21 ℔ à 13 st. 13,13, -
38 ℔ kladdenGa naar voetnoot5) à 25 st. 47,10, -

[pagina 103]
[p. 103]

  Gld. St. P.
5 ℔ klad à 22 st. 5,10, -
3½ ℔ slegte à 14 st. 2, 9, -
van Te KlootGa naar voetnoot1) 1⅞ ℔ à 5 gl. 9, 7, 8
SybothGa naar voetnoot1) 1⅜ ℔ à 2½ gl. 3, 8, 8
  _____
alle gesponne catoen 2699, 6, -

D. Linnen garens, witte en grize.

1802 stuk wit, 12 bindGa naar voetnoot2) à 4½ st. 405, 9, -
700 hierlands à 4¼ st. 157,10, -
887 dito, wat fijnder, 4¼ st. 188,10, -
800 vettenGa naar voetnoot3) van endsGa naar voetnoot4) 115, -, -
480 Munster meupsGa naar voetnoot5), 26 voor 20Ga naar voetnoot6), à 4½ st. 83, 5, -
344 stuk hierlands, 4¼ st. 72, 7, -
227 stuk dito, grover, 4½ st. 51, 1, -
83 stuk heedenGa naar voetnoot7) gaaren, 4 st. 16,12, -
269 vetten Bronswijks, 4 st. 53,16, -
85 vetten dito Haarl[ems], wit, 4½ st. 19, 2, -
303 vetten dubbeld lang à 3½ st. 53, -, -
168 vetten HarforderGa naar voetnoot8) à 3 st. 25, 4, -
34 stuk hierl[ands] à 4¼ st. 7,13, -

[pagina 104]
[p. 104]

  Gld. St.
100 stuk slegt à 3½ st. 17,10, -
95 ℔ kladden, stel 4 stuk per ℔, à 4¼ st., 380 stuk dus à 4¼ [st.] 80,15, -
147 stuk gris garen à 4 st. 29, 8, -
kladden slegt, waard 6,19, -
9⅝ ℔ Turks rood 8, -, -
10 ℔ vlas à 4 st. 2, -, -
kettingsGa naar voetnoot1) onder de wevers 708,11, -
geschoren kettings 110, 3, -
ongeschoren 457, 2, -
  _____
alle garens zamen 2694,17, -

E. Alle witte goederenGa naar voetnoot2):

8 ps à 27 gl. 216, -, -
77 ps à 30 gl. 2310, -, -
9 ps werkGa naar voetnoot3), meer loon 13,10, -
36½ ps à 32 [gl.] 1168, -, -
95 ps à 33 gl. 31,35, -
49½ ps à 35 [gl.] 1732,10, -
voor meerGa naar voetnoot4), 3½ ps à 4 gl. 14, -, -
13½ ps à 38 gl. 513, -, -
7 ps à 40 gl. 280, -, -
4 ps à 43 gl. 172, -, -
2 ps à 48 gl. 96, -, -
[1 ps] 53, -, -
4 ps à 58 gl. 232, -, -
1½ ps à 62 gl. 93, -, -
3 ps à 67 gl. 201, -, -
1½ ps à 72 gl. 108, -, -
[1 ps] 78, -, -
3½ ps à 33 gl. 115,10, -
2½ ps à 36 gl. 90, -, -
1½ ps à 36 gl. 54, -, -

[pagina 105]
[p. 105]

  Gld. St.
1 ps 53, -, -
[1 ps] 20, -, -
2 lappen linnen 7, -, -
bleekloonGa naar voetnoot1) van 47 ps à 6¾ gl. 317, 5, -
bleekloonGa naar voetnoot1) van 266 ps à 5 gl. 1330, -, -
313 klanderenGa naar voetnoot1) à 4 st. 62,12, -
143 ps els à 7 gl. 1001, -, -
233 ps ⅝ à 5 gl. 1165, -, -
bleeken en opmaken van 143 ps à 17 st. 121,11, -
dito van 233 ps à 12 st. 139,16, -
  _____
alle witte goederen zamen 14891,14, -

F. Alle grize goederen.

14 ps à 30 gl. 420, -, -
2 ps werk, meer 3, -, -
19 ps à 32 gl. 608, -, -
27 ps à 33 gl. 891, -, -
19 ps à 35 gl. 665, -, -
2 ps à 38 gl. 76, -, -
1 ps 40, -, -
1 ps 43, -, -
1 ps 33, -, -
73 ps elsGa naar voetnoot2) à 14 gl. 1022, -, -
103 ps ⅝Ga naar voetnoot2) à 10 gl. 1030, -, -
  _____
  4831, -, -

G. Zaken tot de fabriq behorende.

4 vaten aschGa naar voetnoot3) 268, -, -
6 vaties C.H.Ga naar voetnoot3) à 32 gl. 192, -, -

[pagina 106]
[p. 106]

  Gld. St.
40 ℔ à 2¼ st. 4,10, -
vragten 11, -, -
6 vaties zeep à 10 gl. 60, -, -
30 schepel rogge 90, -, -
papier, volgens rekening 75,10, -
13½ ℔ blaausel, 7½ st. 5, 1, -
43 boek wit papier, 4 st. 8,12, -
32 dito blaauw, 4 st. 6, 8, -
23 dito violet rojaal, 6 st. 6,18, -
16 strengen bindtouw, 3½ st. 2,16, -
388 kaarties à 25 st. 4,17, -
4 schuiten turf 32, -, -
13 ruiten glas, 5 st. 3, 5, -
14 paar crassen à 22 [st.] 15, 8, -
het gekogte van Gerrit Koster, bijna alles vertimmertGa naar voetnoot1) 10, -, -
een weeftouw met zijn toebehoren 18, -, -
een klein dito 3, -, -
een winde-machieneGa naar voetnoot2) 18, -, -
een doektafelGa naar voetnoot3) 3, -, -
klander met zijn toebehorenGa naar voetnoot4) 580, -, -
twee scheerramen 24, -, -
een parse met zijn toebehoren 40, -, -
alle pakkisten, die van Goch er onder 175, -, -
schalen, balanzen en gewigten 22, -, -
3 lessenaren 9, -, -
een ijzeren kist 15, -, -
schrijfboeken 5, -, -
2 kasjes 10, -, -
gaarenketel met zijn toebehooren 400, -, -
koperen ketel 17 ℔ à 8 st. 6,16, -
scheerpijpen 15, -, -

[pagina 107]
[p. 107]

  Gld. St.
zakken, linnen-kleden en lakens 30, -, -
een koperen doofpot 15, -, -
een klokkeGa naar voetnoot1) 11, -, -
2 engelsche lampen 25, -, -
een zonne-microscoopGa naar voetnoot2) 20, -, -
een brandspuitie 63, -, -
een kaggel 6, -, -
⅞ ℔ lak 1,10, -
een witte eiken kast 12, -, -
  _____
de zaken tot de fabriq bedragen 2323,11, -

H. Inneschulden of uitstaande gelden, volgens Negotieboek D en wevers-, spinnersen werkvolk-boekjes; debent.

Hendrik Meyer en Zoon 25,11, -
Frerik E. ter Stal 38, 4, -
Lambert Coster 14, 8, -
Lambertus ten Cate en Zoon 45, 4, -
Egbert Hofkes 9,12, -
Bernardus Prinzen 164,12, -
Gerrit ten Bruggencate en Zoon 14, 1, -
Adriaan ten Cate 241,18, -
Johannes Krumpelman 24,13, -
Johannes Revius 36,11, -
Herman Spijker 7,10, -
Jacob R. van Lennep 3, -, -
Coenraad BavinkGa naar voetnoot3) 2625, -, -
Tieleman Coster 25,12, -
Cruis Engbers en Comp 387,15, -
Jan Hend. van Heek 8, 5, -
J.W. Heppe een obligatie à 3½% 600, -, -
aan intres en andere schuldGa naar voetnoot4) 33,13, -

[pagina 108]
[p. 108]

  Gld. St.
A.J. 't Hooft 33, -, -
7 loten in de O.I. Comp.Ga naar voetnoot1) 658, -, -
4% obligatie op America, met de loterijGa naar voetnoot1) 1000, -, -
Jan Vos 86, 3, -
Gerrit Stoel 18,16, -
Hendrik Reinderman 4, 2, -
Abraham Bruins à deposito 200, -, -
C.W. Magdonald 100, -, -
G. Kremers wed 22, 1, -
Catharina Troost 155, -, -
Janzen en Gebroeders Prinzen 877,16, -
Christoffel Boosveld 58,14, -
Egbert Coster 45, 5, -
Jan Scholten 9, 9, -
Abraham Buissant 70, -, -
Klaas Troost 10, -, -
Jan Lucas Brune 42, -, -
Lambert ten Cate 80, -, -
Benjamin ter Horst 29, -, -
Gebr. H. Vaalman 458, 8, voor ½ geaccord[eert]Ga naar voetnoot2) 229, 4, -
Sara Grave, Wed. A. ter Borch en Zoon 337,13, -
W. Ms. Obreen 36,18, -
Benjamin ten Bruggencate 559, -, -
Hendrik ten Cate 16, 6, -
Andries Nieuwenhuis 598, 8, -
kinderen van Jan Cuiper 476, 9, -
Hendrik Geerlings 14, 6, -
Benjamina Troost 202,17, -
Jochem Nieuwenhuis wed 217, 4, -
Jan Colmenschate en Zoon 183, -, -
Andries Mulders wed 50, -, -
Izak Blijdenstein 133,10, -
Cosman Benedictus 269, 1, -
Jan O. Schuurman 197,16, -
M.R. Slaghuis 330,17, -

[pagina 109]
[p. 109]

  Gld. St.
Gerrit van Wees en Comp. 668, 8, -
obligatie op landerijen van America 5%Ga naar voetnoot1) 1000, -, -
Gebr. Lucas Albers 514,10, -
Hend. Arendzen 444,16, -
Vaalman en Taube 669,8, voor de ½ geaccordeerd 334, 9, -
Hendrik ten Cate Ad.z. 430, -, -
G.J. Bolk 440, -, -
Blijdenstein en ten Cate 623, 7, -
Barend BavinkGa naar voetnoot2) 3371, -, -
J.H. Blothkamp en Zoon 1018,13, -
J.R. Slaghuis 810, 2, -
Daniel Boxman 19,10, -
Frederik Droste 606, 5, -
obligatie op America 5%Ga naar voetnoot3) 1000, -, -
4 maand intres 16,10, -
Adam Jz. ten Cate wed 543, 2, -
Hend. Bavinks wed.Ga naar voetnoot4) 3020, -, -
Hofhuis en Vaalman 2207, -, -
recepissen op onze provincy à 2½%Ga naar voetnoot3) 600, -, -
Johanna Troost 175, 6, -
J., B. en H. Brandligt 3616,12, -
A. Hanterman 2796, 8, -
cassa 800, -, -
Hendrik Coster en Jan Winter 338, 5, -
Marten Udink 795,14, -
Gerrit ten Brake 52,13, -
onder de wevers, spinners enz.Ga naar voetnoot5) 180, -, -
  _____
  38079,14, -

[pagina 110]
[p. 110]

  Gld. St. P.
Antony Scholten, kamrekening 5, 4, -
Bertus Waanink, dito 3, 3, -
  _____
alle uitstaande gelden 38088, 1, -

I. Kam-Ga naar voetnoot1) en riete-Ga naar voetnoot1) makerij met haar toebehoren.

1137 linnen-kammen met rieten, die in huis bevonden zijn of in 't boek openstaan, à 24 st. 1364, 8, -
1361 breede rieten zonder kammen à 24 st. 1633, 4, -
178 breede beslagenGa naar voetnoot2) kammen zonder rieten  
149 smalle rieten zonder kammen à 24 st. 178,16, -
47 smalle beslagen kammen zonder rieten  
283 loopGa naar voetnoot3) breede en smalle schagtenGa naar voetnoot4) à 4 st. 56,12, -
5/4 merselli-kammenGa naar voetnoot5):  
van XIIII fijnte voor den kam 31 st.  
voor riet 30 st.  
 
  3 stuk à 61 st. 9, 3, -
XIII½ 4 stuk à 59⅞ st.Ga naar voetnoot6) 11,19, 8
XIII 4 stuk à 59 st. 11,16, -
XII½ 3 stuk à 57½ st. 8,12, 8
XII 15 stuk à 56⅞ st. 42,12, 2
XI½ 13 stuk à 55⅛ st. 35,16,10
XI 21 stuk à 54⅛ st. 56,16,10
X½ 22 stuk à 53¼ st. 58,11, 8
X 34 stuk à 52⅜ st. 89, -, 12

[pagina 111]
[p. 111]

  Gld. St. P.
VIIII½ 30 stuk à 51⅛ st. 76,13,12
VIIII 45 stuk à 50¼ st. 113, 1, 4
VIII½ 47 stuk à 49⅜ st. 116, -, -
VIII kam 24 st. 12 penn. } 66 stuk à 42¼ st. } 139, 8, 8
riet 17 st. 8 penn. }66 stuk à 42¼ st. }139, 8, 8
VII½ 47 stuk à 41⅜ st. 97, 4,10
VII 69 stuk à 40½ st. 139,14, 8
VI½ 57 stuk à 39⅝ st. 112,17,10
VI 63 stuk à 38¾ st. 117,12, -
V½ 83 stuk à 37 st. 153,11, -
94 kam 24st. 12 penn. } 11 stuk à 41 st. 22,11, -
riet 16 st. 4 penn. }11 stuk à 41 st. 22,11, -
89 40 stuk à 40 st. 80, -, -
84 20 stuk à 39 st. 39, -, -
els breedGa naar voetnoot1):  
85 g.Ga naar voetnoot2) voor den kam 20¼ st. } 13 stuks à 35¼ st. } 22,18, 4
riet 15 st. }13 stuks à 35¼ st. }22,18, 4
71 g. 33 stuk à 33 st. 54, 9, -
65 g. 6 stuk à 32 st. 9,12, -
60 g. 3 stuk à 31½ st. 4,14, 8
55 g. 4 stuk à 30¼ st. 6, 1, -
⅝ breed:  
55 g. voor den kam 16 st. 6 penn. } 7 stuks à 26⅜ st. } 9, 4,10
riet 10st. }7 stuks à 26⅜ st. }9, 4,10
46 g. 48 stuk à 24⅝ st. 59, 2, -
42 g. 6 stuk à 24⅜ st. 7, 6, 4
32 g. 1 stuk à 22 st. 1, 2, -
VIIII pellenGa naar voetnoot3) { kam 31 st. } 2,10, 4
VIIII pellenGa naar voetnoot3){ riet 19¼ st. }2,10, 4
VII [kam] 24 st. 12 penn. } 2 stuk à 40 st. 8 penn. } 4, 1, -
riet 15 st. 12 penn. }2 stuk à 40 st. 8 penn. }4, 1, -
VI½   1,19,10

[pagina 112]
[p. 112]

  Gld. St. P.
VI 2 stuk 3,17, 8
V½   1,17, -
89 2 stuk 4, -, -
liefhebberij-kammenGa naar voetnoot1):  
7 stuk els } zamen 20 stuk, meest al zeer verlegen en ook veele  
13 dito ⅝ }zamen 20 stuk, meest al zeer verlegen en ook veele  
onbruikbaar, dooreen gerekent op 10 stuiver 10, -, -
merselli-kammen zonder rieten:  
21 kammen à 24¾ st. } 28, 9, 4
2 kammen à 24¾ st. }28, 9, 4
31 kammen à 31 st. 48, 1, -
4 kammen à 20¼ st. 4, 1, -
6 kammen à 16⅜ st. 4,18, 4
merselli- 5/4 rieten zonder kammen, à 1¾ st. per 100, zoo vaardige, oude als geschikte dooreen gerekent:  
15 stuk à 12¼ st. 9, 3,12
1 stuk à 14 st. -, 14, -
3 stuk à 14⅞ st. 2, 4,10
5 stuk à 15¾ st. 3,18,12
3 stuk à 17½ st. 2,12, 8
1 stuk à 18⅜ st. -, 18, 6
2 stuk à 19¼ st. 1,18, 8
6 stuk à 20⅛ st. 6, -, 12
10 stuk à 21⅝ st. 10,16, 4
5 stuk à 22⅜ st. 5,11,14
6 stuk à 23¼ st. 6,19, 8
7 stuk à 24⅛ st. 8, 8,14
3 stuk à 25⅞ st. 3,17,10
2 stuk à 27 st. 2,14, -
4 stuk à 28 st. 5,12, -
3 stuk à 13½ st. 2, -, 8
2 stuk à 12¾ st. 1, 5, 8
5 stuk à 11½ st. 2,17, 8
3 stuk à 10 st. 1,10, -
2 stuk à 12½ st. 1, 5, -
3 stuk à 10 st. 1,10, -
16 stuk à 8¼ st. 6,12, -
40 schagten tot merselli à ⅝ st. 1, 5, -

[pagina 113]
[p. 113]

  Gld. St. P.
125 scheenenGa naar voetnoot1) à 18 st. de 100 1, 2, 8
39 spoelen à 7½ st. 14,12, 8
C 4 paar borselsGa naar voetnoot2) à 26¼ st. 5, 5, -
CD 6 paar borsels à 24¼ st. 7, 5, 8
D 6 paar borsels à 23¼ st. 6,19, 8
E 5 paar borsels à 20¼ st. 5, 1, 4
EF 3 paar borsels à 19¼ st. 2,18,12
F 4 paar borsels à 18¼ st. 3,13, -
100 priemen à 11 st. -, 11, -
14 ℔ pek à 2 st. 1, 8, -
14½ ℔ harst à 2 st. 1, 9, -
een twijnmolen en toebehoorenGa naar voetnoot3) 35, -, -
27 ℔ getwijnt garen XII en daarenboven à 23 st. 31, 1, -
55 ℔ dito garen XI en daaronder à 8½ st. 23, 7, 8
29 ℔ dito van ouden twern à 3⅝ st. 5, 5, 2
pikdraat van nieuw garen: 43½ ℔ à 22 st. 47,17, -
pikdraad van oud garen: 102⅜ ℔ à 4½ st. 22,11,11
16½ ℔ dik meedlandsGa naar voetnoot4) touw à 8½ st. 7, -, 4
11 ℔ fijn dito à 10 st. 5,10, -
13 ℔ verrendels à 5½ st. 3,11, 8
95 drommenGa naar voetnoot5) à ⅝ st. 2,19, 6
300 stokGa naar voetnoot6) riet à 14 gl. de 100 stok 42, -, -
hier aan arbeidsloon verdient 3, 6, -
gekort riet, 110¾ ℔, voor dit alles word gesteld 75, -, -
alle verdere gereedschappen met alles, wat  

[pagina 114]
[p. 114]

  Gld. St. P.
tot de kam- en rietemakerij behoort, niets uitgezonderd voor 115, -, -
  _____
  5612,19, -
Hier gaat af voor de meerdere linnen rieten:  
1183 rieten ¼ ℔, voor 't beslag 18 st. per ℔ 266, 3, 8  
102 smalle rieten ¼ ℔, beslag 14 st. 17,17, -  
1183 loop schagten met meedlands touw op 5 st. 295,15, -  
102 loop smallen met dito, 4½ st. 22,19, -  
  _____ 602,14, 8
  _____
kam- en rietemakerij beloopt 5010, 5, -

Schulden en lasten volgens grootboek DGa naar voetnoot1):

Janna Bruggink 171, -, -
B. van Marle wed. 40, -, -
Hendrik de Ruiter 218, -, -
Gerrit Schimmelpennink en Comp. 129,14, -
Willem op de Riet 38, 3, -
Hend. Bavink weduweGa naar voetnoot2) 9000, -, -
Gradus Brouwer wed. 1000, -, -
8 maanden intres 20, -, -
Jan Otto Schuurman 3000, -, -
21 maanden intres 157,10, -
Blaauw en Briel 75,10, -
Jan Claazen 175, -, -
Ernst Hend. Boom 974, 2, -
Abraham Bruins wed. 115,16,12
Herman Hendrik Betzeen 56, -, -
Erven Herman van Lochem 717,18, -
Izak Nieuwhof volgens rekening 148,15, -

[pagina 115]
[p. 115]

  Gld. St. P.
Jan Hend. Zelhorst dito 45, 1, -
Jacob Hend. Boom 60, 5, -
Wed. Revius en neef 43,10, -
  _____
Alle schulden en lasten belopen 16186, 4,12

Zamenvoeginge des vorenstaanden inventaris:

A. ongesponne catoen 2725, -, -
B. Oostindische catoene garens 290,11,12
C. inlands gesponnen catoen 2699, 6, -
D. linnen garens, zoo witte als grize 2694,17, -
E. witte gemaakte goederen 14891,14, -
F. grize goederen 4831, -, -
G. zaken tot de fabriq behorende 2323,11, -
H. uitstaande gelden 38088, 1, -
I. kam- en rietemakerij 5010, 5, -
  _____
  73554, 5,12
Hiervan vorenstaande schulden en lasten aftrekkende 16186, 4,12
  _____
Blijft zuiver capitaal in de negotie 57368, 1, -
  _____

Dit voorenstaande aldus bevonden op ultimo decbr. 1795, en getekent den 24 Januarij 1796.

[w.g.] Barend Bavink
Gezina Bavink
Lambertus Nieuwenhuis, als voogd der
onmondige kinderen van C. Bavink.
[pagina 116]
[p. 116]

Bijlage V.
Balans per 1 Januari 1796 van de

Textielbedrijf  
Vaste goederenGa naar voetnoot1) 1.554 9 -  
Grond- en HulpstoffenGa naar voetnoot2) 9.178 16 12  
ProductGa naar voetnoot3) 19.722 14 -  
Gelden onder wevers, spinners enz.Ga naar voetnoot4) 180 - -  
  - - - 30.635 19 12
Kam- en Rietmakerij  
Vaste goederenGa naar voetnoot5) 150 - -  
Kammen, rieten, garen, pekdraad, enz. 5.462 19 7  
KamrekeningenGa naar voetnoot6) 8 7 -  
  - - - 5.621 6 7
DebiteurenGa naar voetnoot7)   32.825 4 -
EffectenGa naar voetnoot8)   4.274 10 -
KasGa naar voetnoot9)   800 - -
  - - -
  74.157 0 3

[pagina 117]
[p. 117]

firma Wed. H. Bavink en Zoon

Aftrek van den inventaris Kamen RietmakerijGa naar voetnoot10)   602 34 8
CrediteurenGa naar voetnoot11)   16.186 4 12
Kapitaal  
Wed. H. Bavink 28.684 - 8  
B. Bavink 28.684 - 8  
  - - - 57.368 1 -
 
  Ga naar voetnoot12) 74.157 0 4

voetnoot1)
Z.W. Sneller, De opkomst der Nederlandsche katoenindustrie, Bijdr. Vad. Gesch. en Oudheidk. VI 4 en 5 (1926-1927).
voetnoot2)
De balansen werden opgesteld door den heer L. Vrind, econ. docts. te Rotterdam.
voetnoot3)
C. Elderink, Een Twentsch fabriqueur van de achttiende eeuw, 1923. Niet in den handel.
voetnoot1)
Combinatie van goederenhandel en geldleening kwam reeds in de Middeleeuwen voor. J. Kulischer, Warenhändler und Geldausleiher im Mittelalter, Zeitschr. für Volkswirtschaft, Sozialpolitik und Verwaltung XVII (1908).
voetnoot2)
I. van Dam, De brand van Enschede in 1750 en de toenmalige bewoners, Enschede 1931, blz. 49.
voetnoot1)
Vgl. I. van Dam. Voor Wanink, zie hierna in den inventaris.
voetnoot1)
Z.W. Sneller, Een mechanische katoenspinnerij in Nederland in het laatst der 18e eeuw, Bijdr. Vad. Gesch. en Oudhk. VII 1 (1931).
voetnoot1)
Vgl. A.P. Wadsworth-J. de Lacy Mann, The cotton trade and industrial Lancashire, 1600-1780, Manchester 1931, p. 178.
voetnoot2)
Zie Bijlage II.
voetnoot1)
Zie aant. blz. 60.
voetnoot1)
Ned. Patriciaat X, blz. 202.
voetnoot1)
Berustend in het Gemeentearchief te Amsterdam.
voetnoot1)
Een dergelijke figuur was Coenraad ter Kuile (1782-1852) te Enschede. Zie over hem en over L. Nieuwenhuis: J.J. van Deinse, Uit het land van katoen en heide, blz. 195 vlg.
voetnoot2)
Twee testamenten van Lamb. Nieuwenhuis en Katharina van Lochem, gedateerd 29 Sept. 1783 en 17 Mei 1810, berusten in Rijksarchief Zwolle, Stadsgericht Enschede, vier geopende testamenten 1809-1810.

voetnoot1)
P.J. van Winter, Het aandeel van den Amsterdamschen handel aan den opbouw van het Amerikaansche gemeenebest, 2 dln., 's-Gravenhage 1927-1933.
voetnoot1)
Van Winter I, blz. 129 vlg. Zie inventaris.
voetnoot2)
Zie inventaris.
voetnoot1)
Blz. 51. Volgens den anonymus, die in 1754 een handleiding voor het boekhouden schreef, moest de waardeering in een inventaris geschieden volgens den kostenden prijs, d.w.z. volgens inkoopprijs + onkosten; O. Ten Have, De leer van het boekhouden in de Nederlanden tijdens de 17e en 18e eeuw, Delft 1933, blz. 176. De waardeering van de actie in de W.I.C., die Dr. Ten Have t.a.p. vermeldt, wordt door hem ten onrechte als een uitzondering op dezen regel beschouwd. Ook in dat geval geschiedt de noteering niet tegen dagkoers, maar ‘volgens de ingekogte prijs’. Het agio, dat den auteur blijkbaar op een dwaalspoor heeft gebracht, is het agio van het bankgeld tegenover het courant geld, in de wisselbank. - Vgl. voor de waardeering van goederen naar marktprijs òf naar kostprijs (inkoopprijs) Z.W. Sneller, De stapel der Westfaalsche linnens te Rotterdam 1669-1672, Bijdr. V. Gesch. en Oudheidk. VII 2 (1932), blz. 209 vlg.

voetnoot1)
Vgl. W. Sombart, Der moderne Kapitalismus II 1, S. 99 ff., Die Entstehung der kapitalistischen Unternehmung.
voetnoot2)
Onder de schulden en lasten, volgens Grootboek D van de firma Wed. H. Bavink en Zoon, komt voor: ‘f 9000 aan Wed. H. Bavink’ (Inventaris IV).
voetnoot1)
Zie aant. blz. 82.

voetnoot1)
Zie noot blz. 47
voetnoot2)
Zie inleiding op I.
voetnoot1)
Zie aant. blz. 101.

voetnoot1)
erven.
voetnoot2)
Blijkbaar gaarde, omsloten met een haag.
voetnoot3)
Kalander, een soort van mangel, uit 2 of meer rollen bestaande, waartusschen men leer, papier of weefsels laat loopen onder sterke drukking, om ze glad en glanzend te maken; stofglanzer (Van Dale).
voetnoot4)
Niet aanwezig.
voetnoot5)
De marke Driene lag bij Enschede. G.A.J. van Engelen van der Veen, Marken in Overijssel (Geschiedk. Atlas van Nederland, 's-Gravenhage 1924). Een erf Hollink is in deze marke niet bekend; wel in de marke Boekelo, waar vroeger de rentmeester van het Hof te Boekelo woonde. Deze inlichting dank ik, evenals vele volgende, aan de heeren J.J. van Deinse en E. ter Brugge te Enschede, wien ik bij dezen gaarne mijn dank betuig.
voetnoot1)
De Eschmarke is de marke van Enschede.
voetnoot2)
De gast- of armenhuisjes lagen in de Achterstraat, thans Stadgravenstraat, aan de stadsgracht. Daarvoor, aan de overzijde der straat, stond het huis van de familie Van Lochem.
voetnoot3)
De Konijnenberg was een perceel grond, gelegen aan de Noordzijde der stad, waar thans het Bureau van Gemeentewerken is.
voetnoot1)
verbintenis tot terugbetaling van geleend geld.
voetnoot2)
verpanding.
voetnoot3)
Zie Inleiding.
voetnoot3)
Zie Inleiding.
voetnoot3)
Zie Inleiding.
voetnoot1)
Zie Inleiding.
voetnoot1)
Zie Inleiding.
voetnoot1)
Zie Inleiding.
voetnoot1)
Zie Inleiding.
voetnoot1)
Zie Inleiding.
voetnoot1)
Zie Inleiding.
voetnoot2)
In het oudst-bewaarde adresboek van Amsterdam, 1776, komt de firma Ten Broeke en Comp. voor, handelende ‘in linnens en op de West.’ Zie voorts Inleiding.

voetnoot3)
onbekend.
voetnoot4)
De juiste transscriptie en de beteekenis van het in den tekst voorkomend teeken zijn onzeker.
voetnoot5)
onbekend.
voetnoot1)
bergplaats.

voetnoot2)
Zie blz. 60, n. 2.
voetnoot3)
= linnen garen.
voetnoot4)
strengen.
voetnoot5)
Badbergen aan de Hase, een zijrivier van de Eems, ten Noorden van Osnabrück.
voetnoot1)
invoerrecht.
voetnoot2)
Een ‘stuk’ garen is 10 bindsels. Een bindsel garen (hier ‘binder’ genoemd) werd verkregen, door het garen na een bepaald aantal omwentelingen van den haspel af te meten. Was de omtrek van den haspel 2 el, dan verkreeg de haspelaarster na 100 omwentelingen een lengte van 200 el. Tweehonderd el garen vormden dan een bindsel, en 2000 el een stuk. Wanneer de omtrek van den haspel meer of minder dan 2 el bedroeg, wijzigden zich uiteraard deze getallen.
voetnoot3)
bindsel of knot.

voetnoot1)
Pieces = stukken.
voetnoot1)
Kalamink of kalmink, zekere wollen stof, die in verschillende tijden van verschillende samenstelling is.

voetnoot2)
Uitteraard kan op deze stukken, die juist van de getouwen komen, nog geen verf- of bleekloon zijn verdiend. Zie Inleiding.
voetnoot1)
werktuig tot het krassen (d.w.z. ontwarren, reinigen en evenwijdig leggen van de vezels) van wol, katoen, vlas, etc.

voetnoot2)
onbekend.
voetnoot3)
verfhout van Pernambuco, Brazilië.
voetnoot4)
soort reseda met bleekgele bloemen, die een gele kleurstof oplevert, waarmede stoffen van wol, linnen, katoen etc. worden geverfd.
voetnoot1)
schuurzand.
voetnoot2)
duifsteen, tufsteen, grondstof voor tras.

voetnoot1)
Zie Inleiding.
voetnoot1)
Zie Inleiding.
voetnoot2)
Zie blz. 73.
voetnoot1)
Niet ingevuld.
voetnoot2)
Salvo errore, behoudens vergissing.
voetnoot1)
Zie Inventaris II en Inleiding blz. 44.
voetnoot2)
Niet ingevuld.
voetnoot1)
De beide obligatien (f 1200 en f 200) ten laste van Gerrit Plant (zie blz. 58) werden niet verdeeld. Bij de definitieve afrekening op 26 April 1785 (zie blz. 74) blijkt P.v. Lochem te hebben ontvangen de obligatie ad f 200 + de verschenen rente van beide obligaties. Deze obligatie ad f 200 komt nog voor in de nalatenschap van P.v. Lochem † 6 Nov. 1795 (zie blz. 88). De andere obligatie ad f 1200 bleef bij de definitieve afrekening in gemeenschappelijk bezit (zie blz. 75).
voetnoot1)
Dit moet zijn 95,18. Zie blz. 64.
voetnoot1)
Het bedrag ad 17001,12 (blz. 65) is verminderd met de schulden van Wed. H. Bavink en Zoon en Lamb. Nieuwenhuis aan den boedel. Deze schulden werden gekort op beider erfdeel (blz. 72, 73).
voetnoot2)
Zie blz. 66.
voetnoot3)
Zie blz. 67.
voetnoot1)
goederen.
voetnoot2)
Zie Inleiding.
voetnoot1)
Maagscheide = boedelscheiding.
voetnoot1)
Maagscheide = boedelscheiding.

voetnoot2)
Zie Inleiding.
voetnoot1)
Deze post is niet duidelijk. Vgl. dezelfde moeilijkheid op blz. 58.
voetnoot2)
Zie Inleiding, blz. 36.
voetnoot2)
Zie Inleiding, blz. 36.
voetnoot3)
Zie Inleiding.

voetnoot1)
Hieronder vallen zoowel woonhuizen als gebouwen, die onderdeel zijn van het textielbedrijf.
voetnoot2)
katoen 5.661,15
katoenen garens 2.052, 6
linnen garens 1.453, 5
kettingen 978,18
papier 90, 8
verfwaren 141, 8
weedasch 425, -
elzenbast, zaagmeel en slijp 174,16
garen, bindtouw, lijm en dofsteen 95,18
_____
11.073,14

 

voetnoot8)
credit 1.945, -
535,10
105, -
_____
2.585,10
debet 535,10
_____
saldo 2.050, -

 

voetnoot9)
Doopsgezinde gemeente 400, -
algemeene armen 100, -
H. ten Cate 961, 4
_____
1.461, 4

 

voetnoot3)
volgens inventaris 567,12
af: Wanink (Aanhangsel) 134, 9
_____
433, 3

 

voetnoot10)
schuld G. Plant 1.200, -
huis in de gasthuisjes 500, -
gaarde 100, -
_____
1.800, -

 

voetnoot4)
debiteuren, boek IX 17.001,12
af: Wagelaar 323,15
_____
16.677,17

 

voetnoot11)
Het bedrag ad 226,10 is eenmaal toegewezen en eenmaal toegedeeld. In de balans is het evenwel slechts één keer opgenomen. Vandaar het verschil tusschen het volgens den inventaris te verdeelen kapitaal ad 103.945,10 (103.500, blz. 67 + 445,10, blz. 75) en het kapitaal volgens de balans ad 103.719.
voetnoot5)
volgens inventaris 9.302,13
correctie naar Aanhangsel 196,19
_____
9.105,14

 

voetnoot6)
inventaris 33.466,10
bij: Wagelaar 323,15
_____
33.790, 5
verlies blijkens Aanhangsel 116, 9
_____
33.673,16

 

voetnoot7)
volgens inventaris 1.609, -
verlies blijkens Aanhangsel 28,15
_____
1.580, 5

 

voetnoot1)
debiteuren wevers 433, 3
debiteuren, boek IX 16.677,17
_____
17.111, -

 

voetnoot2)
huis etc. (post 1 inv.) 4.000, -
de halve bleek, etc. 2.300, -
krassen 51,18
_____
6.351,18

 

voetnoot1)
Een zoon van Katharina van Lochem uit haar vorig huwelijk.
voetnoot2)
Zie blz. 54, aant. 1.
voetnoot3)
terrein in de Noorder Eschmarke.
voetnoot4)
Bijvorm van made = gras- of hooiland (‘maailand’). Vgl. Eng. meadow = weide; Hd. Matte = Alpenweide; voorts plaatsnamen als Alkemade, Hoogmade, Uithuizermeeden.
voetnoot1)
Zie blz. 54, aant. 2.

voetnoot2)
In 1784, onder invloed van den pas gevoerden Engelschen oorlog en van den weerstand tegen de pogingen van keizer Jozef II, de Schelde te forceeren, bevond de provincie Zeeland zich in groote finantieele moeilijkheden. Zij nam toen haar toevlucht tot een loterij-negotiatie. Een negotiatie is een geldleening. Krachtens besluit der Staten van Zeeland van 6 Dec. 1784 zou de hier bedoelde negotiatie loopen ‘bij forme van loterije, in obligatien, bestaande in 7000 loten à 300 gulden ijder lot, te samen in capitaal f 2.100.000; waartegen zouden worden getrokken 7000 prijsen in obligatien à 3%, vrij van alle kortingen, geene uitgezonderd, en zonder eenige kortinge op de prijsen, bedraagende te samen f 2.450.000’. Deze Zeeuwsche loterij-negotiatie was aldus in elkander gezet: men kocht een lot van f 300, en had nu de zekerheid een prijs te winnen; er waren 5000 prijzen à f 324; 1000 à f 330; 800 à f 400; 100 à f 500; 60 à f 600; 20 à f 800; 10 à f 1000; 4 à f 2000; 2 à f 2500; 2 à f 5000; 1 van f 15.000; 1 van f 30.000; de prijzen werden uitbetaald niet in geld, maar in 3% gewestelijke obligatiën; de storting der inschrijvingsgelden geschiedde te Middelburg in contant geld of per banco; te Amsterdam en te 's-Gravenhage ‘in goude rijders of grof zilver geld’. Den 3en Jan. 1785 werd de inschrijving gesloten; de negotiatie bleek verre overteekend te zijn.
In dezen zelfden tijd bevond zich ook de O.I.Cie in geldelijke moeilijkheden. De kamer Zeeland diende daarom bij de Staten van haar gewest een plan van negotiatie in, ‘bij forme van loterij, in obligatiën à 3%, voor rekening en ten behoeve van de O.I.C. ter Kamer alhier, onder garantie deezer provintie’. Dit plan van de O.I.C. werd afgewezen. Wel waren de Staten - zij het na lange deliberatie; Zierikzee met name verzette zich -, gezien het feit der over-teekening, bereid over te gaan tot een verdubbeling ‘of tweede provintiaale loterij, op 't zelve plan en form der eerste geschiede’. Slaagde deze verdubbelde loterij-negotiatie, dan zouden de Staten aan de O.I.C. f 1.950.000 verschaffen, waartegen deze voor f 2.300.000 verbonden zou zijn; uit deze penningen zouden in de eerste plaats moeten worden voldaan ‘de wissels, ten behoeve van de O.I.C. ter Kamer alhier door den Heer ontfangergeneraal deezer provintie geaccepteerd, alsmede de £ 83.333, door de provintie aan gemelde Cie verstrekt’. Er kwamen nu 14.000 loten en 14.000 prijzen, waaronder 2 van f 30.000 etc.
De nieuwe prospectus van 14 Jan. 1785, waarin de verdubbeling werd aangekondigd, maakte geen gewag van de O.I.C. De inteekenaren werden dus een weinig bij den neus genomen; en dit, terwijl - gelijk wij zagen - er in eigen kring oppositie was. We noemden reeds Zierikzee. ‘Ten hoogsten aangedaan over den actueelen staat van de O.I.Cie, zoude het wel genegen zijn dit lighaam met alle magt te helpen ondersteunen, doch het rekende teffens onverantwoordelijk zulks te doen, wanneer de oogschijnelijke ruïne en ondergang der provintie daarmede moest gepaart gaan, gelijk bij verderen voortgang langs deezen weg (nl. der negotiatiën) zeker te dugten zoude zijn’. Ook Vlissingen was ongeneigd geweest zijn toestemming te verleenen, ‘totdat zou zijn gebleken, dat de Cie door deze subsidie op den duur zou kunnen blijven bestaan’. En Vere maakte eveneens reserves. Ten laatste was de oppositie evenwel voor den aandrang van den raadpensionaris en van Middelburg gezwicht, ‘aangezien met de voorgeslage negotiatie het staan of vallen van de O.I.C. gepaard zoude kunnen gaan’.
Alleen de obligatiën gaven de bijgekomen bedoeling te lezen. Op deze stond: de opgenomen gelden zouden strekken ‘zoo tot afbetaling der oorlogslasten, waartoe wij gedwongen zijn geworden door den onrechtvaardigen aanval van het Rijk van Groot-Brittannien, als ter verdediging onzer wettige rechten tegens de gezogte praetentien van Z. Keis. Majesteit; ... en nog ter ondersteuning van eene Maatschappij, aan welkers welvaart onzen bloei onmiddelijk verknogt is en welkers val niet minder geducht voor onze finantieele als commercieele belangens konde gerekent worden’.
Aldus kwam de ‘Lotery 1784/5’ in Zeeland tot stand, van welke Pieter van Lochem 2 obligatiën ad f 300 nominaal bezat.
voetnoot1)
De eerste leening van Amerika na de vrijwording (1784) vond op de geldmarkt van Holland een weinig gunstig onthaal. Zelfs tegen hooge provisie waren de commissionnairs er niet toe te bewegen zich te interesseeren. Ook de beleggers hielden zich afzijdig. Eerst toen hun een vaste rente van 4% beloofd werd en daarenboven de verlokkende kansen van een ingewikkeld premiestelsel hun werden voorgespiegeld, kwamen zij naderbij. Het was een van deze aanlokkelijke obligaties, die Pieter v. Lochem bezat. Van Winter I blz. 82 en ibidem Bijlage I.
voetnoot2)
Een bijzonder soort Amerikaansche staatsschulden waren de liquidated debts. ‘Liquidated debt’ is ‘vereffende schuld’, d.w.z. Amerikaansche staatsschuld, wier ‘vereffening’ hierin had bestaan, dat de nominale waarde, luidende in gedeprecieerde papieren dollars, in gouddollars was omgezet. Deze schatkistbilletten op goudbasis, waarvan een groot gedeelte in Hollandsch bezit was gekomen, luidden op naam. Stadnitski en Vollenhoven, bankiers te Amsterdam, brachten deze ‘vereffende’ Amerikaansche schatkistbilletten tot een groot bedrag in een onderneming tot gemeenschappelijk bezit van Amerikaansche fondsen in. Tegen het bezit dezer schatkistbilletten gaf de onderneming 6% obligaties van f 1000 uit, die in Nederland gretig werden gekocht. Van Winter I blz. 133 en ibidem Bijlage II.
voetnoot3)
Deze obligatie was een bewijs van participatie in ‘een negotiatie van f 3.000.000, gevestigd op een millioen acres lands, liggende in den Staat van New-York in Noord-Amerika, ... onder directie van Stadnitski en Zoon te Amsterdam’. De rente ad 5% werd slechts gegarandeerd over 5 jaar (1 Jan. 1793-1797); daarna waren de deelhebbers aangewezen op de resultaten van de landonderneming zelf. Van Winter II blz. 243.
voetnoot1)
Een bewijs van participatie in het fondsenbezit, dat aan deelgenooten in de handelssocieteit van De la Lande en Fynje (Van Winter I blz. 129) was ten deel gevallen, toen genoemde onderneming hare vorderingen overdroeg aan Daniel Parker voor $ 500.000 liquidated debt (Van W. I blz. 140, 145). Aanvankelijk werden, in verband met de ongeregelde betalingen, door de Unie verricht, de baten uit Amerika onder de geïnteresseerden verdeeld, zonder dat eenige vaste rente kon worden bepaald. Toen (1790) Hamilton's funding law in werking trad, waarbij de hoofdsom voor ⅔ als 6% fonds werd erkend, werd geregeld 4% uitgekeerd; als 4% fonds vindt men deze negotiatie dan ook sinds 1790 in de prijscouranten vermeld.
In 1795 besloot het Amerikaansche Congres ingaand 1 Jan. 1796 met aflossing in annuïteiten van 8% te beginnen. Ten gevolge daarvan was reorganisatie noodig van alle negotiaties, ook van de onderhavige. Bij advertentie in de Amsterdamsche Courant van 23 Aug. 1796 kondigde de directie toen aan, dat voortaan per obligatie van 1000 gulden 50 gulden zou worden uitbetaald per jaar, waarvan 20 gulden voor aflossing. Reeds op 25 Aug. 1796 kwam zij daarvan, op verzoek van haar clienten, terug; zij bood aan per obligatie 35 gulden, dus 3½% rente te betalen en van tijd tot tijd bij uitloting geheele stukken af te lossen. Deze regeling bleef bestaan tot Aug. 1797, toen weer 4% werd uitgekeerd, en dus minder voor aflossing werd gereserveerd; zoo bleef het tot 1810 (Vgl. Van W. II blz. 373). 3½% Effect, waarvoor het fonds in den inventaris staat genoteerd, is het slechts gedurende één jaar geweest (Aug. 1796/7), juist in den tijd, waarin de nalatenschap van Van Lochem werd vereffend. Zie blz. 91 n. 1.
voetnoot2)
Bedoeld zal zijn de z.g. Courant-Bank, die in 1736 werd gesticht; zij was een geoctroyeerde leen- en wisselbank en gaf bankpapier uit. In 1773 nam de Staat deze bank over; de aandeelhouders ontvingen schuldbekentenissen. Door overmatige papieruitgifte geraakte het Deensche geldwezen in de war; tot herstel werd in 1791 de Deensche speciebank gesticht. Hwb. der Staatsw. II (1924) S. 175.
voetnoot1)
Bij resolutie van 4 Sept. 1793 schreven de Gecommitteerde Raden van Holland een ‘negotiatie bij wijze van loterije in obligatiën’ uit. Deze ‘loterij-negotiatie’ werd uitgegeven in 4 klassen, die onderscheidenlijk Jan. 1794, April 1794, Juli 1794 en October 1794 zouden uitloten. Zij omvatte 12.000 loten ad f 1000, welke voor de vier klassen in vier van f 250 konden worden gesplitst; in het laatste geval werden de loten niet anders uitgegeven dan bij vier tegelijk. Er waren 4 × 12.000 = 48.000 prijzen, benevens acht premiën. In elke klasse werden nl. twee premiën gegeven: één van f 1000 voor het eerste lot en één van f 2000 voor het laatste lot. De prijzen in de eerste klasse waren: 11.000 van f 275; 500 van f 300; 200 van f 325; 100 van f 350; 90 van f 400; 80 van f 500; 20 van f 1000; 6 van f 2000; 1 van f 3000; 1 van f 5000; 1 van f 10.000; 1 van f 20.000. Voor de tweede, derde en vierde klassen waren de prijzen hooger; de laagste in elke klasse waren onderscheidenlijk f 300; f 325; f 350. Het totaal der prijzen en premiën bedroeg f 15.600.000, waarvoor de publieke kas een bedrag van f 12.000.000 ontving. De prijzen werden uitbetaald, niet in geld, maar in 4% obligatiën. De emissiekoers dezer negotiatie kan derhalve gesteld worden op 77%.
De Hollandsche loterij-negotiatie van 1793 werd in de eerste klasse geen succes. Gecommitteerde Raden moesten zulks aan de Staten van Holland rapporteeren, en dat, terwijl ‘voor de defensie van het vaderland en de protectie van de commercie’ de publieke kas voor de noodzakelijkheid van steeds nieuwe uitgaven stond. Den 19en Maart 1794 besloten de Staten van Holland tot een wijziging hunner obligatie-loterij.
Eenerzijds beteekende het nieuwe emissie-plan een benadeeling van den belegger. De rente der obligatiën van de nog resteerende drie klassen toch werd teruggebracht van 4 op 3%; daarenboven moesten zij voor drie vierde-lot, tot welks verkrijging de gelegenheid werd opengesteld, betalen f 775 inplaats van f 750.
Tegenover deze nadeelen stonden echter twee voordeelen van beteekenis: a. de nieuwe obligatiën gaven hun (lagere) rente ‘vrij geld’, d.w.z. zij konden door geen belastingen of kortingen worden getroffen; b. de nieuwe deelnemers zouden slechts medespelen in de hoogere klassen, waarvan de prijzen, gelijk wij zagen, lagen boven die der eerste klas. Het was daarom noodig degenen, die reeds in den aanvang hadden ingeteekend en die nu in het nadeel zouden komen, schadeloos te stellen voor hun deelneming in de laagste klasse. Zoo kwam de geheele negotiatie voor alle deelnemers op gunstiger basis te staan.
De obligatie, nominaal f 975 (f 300 + f 325 + f 350), die Pieter van Lochem bezat, moet zijn voortgekomen uit de loterij-negotiatie 1793/4, nadat zij, met haar drie resteerende klassen, tot gunstiger voorwaarden was opgevoerd.
voetnoot1)
Door de provincie Overijsel werden op ongeregelde tijden geldleeningen, z.g. negotiaties, uitgeschreven. In het laatst van 1794 en daarop volgende jaren moest de provincie herhaaldelijk geld opnemen en zoo werd o.a. op 5 Dec. 1794 een ‘ordonnantie op eene geforceerde negotiatie van 2%’ gearresteerd. Ieder, die f 5000 of meer bezat, moest 2% storten op een der kantoren van de ontvangers van Salland, Twenthe of Vollenhove, òf op dat van den ontvanger van den 50en penning. Daarvoor werden recepissen, d.w.z. voorloopige obligaties, afgegeven, welke later werden ingewisseld voor de eigenlijke obligaties. De rente was 4%; zij ging in met den datum van de storting. De recepissen, resp. de obligaties, stonden op naam of in blanco. Bij publicaties van 27 Febr. 1795 en 11 Juli 1795 volgden nieuwe leeningen op soortgelijken voet; bij publicatie van de Gedeputeerden van 13 Maart 1795 werd de doodstraf gesteld op het vervalschen der provinciale recepissen.
voetnoot2)
Aldus in den tekst.
voetnoot2)
Aldus in den tekst.
voetnoot1)
wever.
voetnoot2)
fabrikeur. Zie Inleiding.
voetnoot3)
fabrikeur.
voetnoot1)
fabrikeur. Zie Inventaris I.
voetnoot2)
Moet zijn II maanden.
voetnoot1)
chirurgijn.
voetnoot2)
fabrikeur.
voetnoot3)
wever.
voetnoot4)
timmerman.

voetnoot1)
Hier blz. 80.
voetnoot2)
Hier blz. 88.
voetnoot1)


illustratie

voetnoot1)


illustratie

voetnoot1)


illustratie

voetnoot1)
De balans schijnt opgemaakt te zijn na 25 Aug. 1796, hoewel de onderteekening op 1 April 1796 is gedateerd. Zie blz. 83, n. 1. Het effect ad f 1000, - Handelssocieteit is vermoedelijk als 3½% effect in den inventaris gezet, hoewel het pas 25 Aug. 1796 tot 3½% effect was geworden.
voetnoot5)
Zie noot 4).
voetnoot2)
Deze post is geheel samengesteld uit obligatiën en verzettingen. De loopende schulden aan H. Vrielink en B. Keijzer werden in obligatiën omgezet, en zijn daarom mede in deze groep opgenomen.
Een obligatie ten laste van den insolventen boedel van C. Bavink te Leer ad f 1000. - is in den inventaris slechts pro memorie opgenomen.
voetnoot3)
De waarde der effecten is de inkoopwaarde. Om den oorlog en omdat ‘Zeland, de O.I. Comp. en de Poolsche Princen hebben opgehouden te betalen’, wordt de momenteele waarde f 1000. - lager geschat.
voetnoot4)
Hierin zijn opgenomen de reeds uitbetaalde legaten, nl. een legaat ad f 300. - ten behoeve van de Doopsgezinde gemeente en een legaat ad f 100. - ten behoeve van de algemeene armen.

voetnoot1)
In den voorloopigen inventaris staat: ‘Barend Bavink, obligatien f 16590. Intres tot 1 Jan. 1796 betaalt.’
voetnoot1)
In den voorloopigen inventaris staat: ‘f 1000 liquidated debt, n. 802, bij Stadnitski en Vollenhove te Amsterdam ingekogt à 124%, f 1240.’ De liq. debt werd niet tegen inkoopwaarde, maar waarschijnlijk tegen beurswaarde op den definitieven inventaris gezet. Vgl. Inleiding en Inventaris II.
voetnoot2)
In den voorloopigen inventaris staat: ‘f 1000 Weener Bank 5%, n. 2140, bij Goll en Comp. te Amsterdam ingekogt à 100% f 1000; 22 maand intres à 5%, min 10 gld. 81,13.’ Blijkbaar is er in die 22 maanden maar één keer 1% rente uitgekeerd; de resteerende nog verschuldigde obligatierente werd, op hoop van zegen, bij de waarde van het effect opgeteld. Ook hier blijkt het effect voor een andere waarde dan de inkoopwaarde op den definitieven inventaris te staan.
voetnoot1)
In den voorloopigen inventaris staat: ‘Overijsselsche recipissen van 50 penning f 1965.’
voetnoot2)
In den voorloopigen inventaris staat: ‘Het huis, agterhuis, where en hof, door haar zelven bewoond en gebruikt, en gelegateerd aan haare dogter Gezina Bavink, zie moeders testament, voor f 8000.’
voetnoot3)
In den voorloopigen inventaris staat ‘Het huis, agterhuis, where en hof, door Barend Bavink bewoond, gelegateerd volgens moeders testament aan haren zoon Barend Bavink voor f 8000.’
voetnoot1)
In den voorloopigen inventaris staat: ‘De compagnie, canteerende op de firma de weduwe Hendr. Bavink en Zoon, debent aan gelden op intres à 3%, waarvan den intres tot 1 January 1796 betaalt is, de zomma f 9000.’ De geheele vordering ad f 9000 werd aan Gezina Bavink toegewezen. In den voorloopigen inventaris staat dienaangaande: ‘Gezina Bavink (ontvangt) de obligatiën en versettingen ten laste van de compagnie de weduwe Hend. Bavink en Zoon, f 9000.’

voetnoot2)
In den voorloopigen inventaris staat: ‘Hier moet afgetrokken worden deze schulden en lasten des boedels.’
voetnoot3)
In den voorloopigen inventaris staat: ‘Aan de compagnie van de weduwe Hendr. Bavink en Zoon, per slot van rekening, f 3020.’
voetnoot1)
In den voorloopigen inventaris: staat ‘Idem voor ¼ van een legaat van haar grootvader Barend Bavink f 500.’
voetnoot2)
In den voorloopigen inventaris staat: ‘Gezina Bavink koomt voor haar vaderlijk erfgoed, gelijk haar broeder en zuster bij haar trouwen ontfangen hebben, f 6000.’
voetnoot3)
Blijkens den voorloopigen inventaris: ‘wegens verdiend loon bij afrekening’. Een legaatje was er dus voor Jenneken niet overgeschoten.
voetnoot4)
In den voorloopigen inventaris staat: ‘Gelijk ook nog te verdelen zal zijn al hetgene door het gerigte te Leer uitgedeeld zal worden voor de pretensy van onze moeder ten lasten den insolventen boedel van Coenraad Bavink, van een somma f 18579.’ Het verlies, voortspruitend uit de insolventie van Coenr. Bavink, schoonzoon van de overledene, kwam niet ten laste van zijn drie dochters Catharina, Alida en Gezina, maar van de geheele nalatenschap.
voetnoot1)
Zie blz. 115.

voetnoot1)
Deze is bij het opmaken van den inventaris reeds verdeeld.
voetnoot2)
Uit de balans per 1 Januari 1796 van de fa. Wed. H. Bavink en Zoon (no. IV) blijkt, dat de Wed. H. Bavink-van Lochem voor de helft deelgenoote in de firma was.
voetnoot3)
De vordering op den insolventen boedel van C. Bavink bedraagt fl. 18.579. -. -.
voetnoot4)
Samengesteld uit een deposito in de firma H. Bavink en Zoon ad fl. 9000. - en de overige obligatiën en verzettingen tot een bedrag van fl. 40.610,11.
voetnoot5)
Hieronder vallen ook Wed. Hendrik Bennink en Dirk Lubbers, die in den inventaris tusschen de debiteuren u/g staan vermeld.
N.B. 1 st = 16 penningen.
voetnoot1)
Deze is bij het opmaken van den inventaris reeds verdeeld.

voetnoot1)
In den inventaris van 1 Jan. 1793 staat: ‘de waarde van dien (nl. van den inventaris) getaxeerd ten aanzien der fabriq na den inkoopprijs met bijvoeging van de daarop gevallene oncosten, en ten opzigte der kam- en rietemakerij denzelven voet als op 31 Dec. 1780 gehouden, gevolgt.’

voetnoot2)
Caraque-katoen kan afkomstig zijn van Caracas in Venezuela. Vgl. Le Long, De koophandel van Amsterdam (1801) II blz. 231, waar sprake is van Caraque-katoen, aangevoerd uit Curaçao.
voetnoot3)
Berekening toont aan, dat 1 groot = halve stuiver; en dat 1 baal gerekend wordt op 104 ℔.

voetnoot1)
In den inventaris van 1 Jan. 1793 staat: ‘den inkoop van 6 Dec. 1792 van 15 balen bedragende volgens rekening van de heeren Ten Broeke 4282-16-8’. Ook de firma Wed. H. Bavink en Zoon te Almelo kocht dus in door bemiddeling van Ten Broeke en Co. te Amsterdam (zie Inventaris I). Voor den aanvoer van Oostindische katoenen garens vergelijke men Le Long II blz. 122, 123.
voetnoot2)
Katoen van de kust van Coromandel.
voetnoot3)
Zekere hoeveelheid van de eene of andere stof, welke bestaat uit door elkaar loopende en in elkaar verwarde vezels, stengels of draden. In Twente kent men nog het woord: 'ne kladderi-j, een nietigheid.

voetnoot4)
Bedoeld zijn katoenen garens, hier te lande gesponnen. In den inventaris van 1 Jan. 1793 staat te dezer plaatse: ‘Inlandsche gesponne catoene garens.’
voetnoot5)
In den inventaris van 1 Jan. 1793 komt nog geen machinaalgesponnen katoenen garen voor. De Nieuwe Algemeene Konst- en Letterbode, 30 Oct. 1795, vermeldt: ‘Men moet tot lof van de weduwe Hendrik Bavink en Zoon melden, dat dezen, door het uitdeelen van premiën, het in de spinnerij der katoen in hare stad zo verre gebragt hebben, dat zij uit één pond West-Indische katoen de lengte van 96.000 ellen gekregen hebben; zoveel vermag lust, aanmoediging en beloning.’ - Het machinaal-gesponnen garen zou afkomstig kunnen zijn van de mechanische katoenspinnerij te Utrecht; vgl. Z.W. Sneller, Een mechanische katoenspinnerij etc. Het lijkt evenwel het meest waarschijnlijk, dat in 1795 de handspinmachine bereids in Almelo was ingevoerd; vgl. Z.W. Sneller, De toestand der Twentsche weefnijverheid omstreeks het jaar 1800. Tijdschrift voor Geschiedenis, 1926. Vgl. voorts Staat der fabrieken te Almelo ao 1800 (R.A. Zwolle, Rechterlijk archief der stad Almelo): ‘De catoen word hier omstreeks op een wiel gesponnen; ook zijn hier zedert eenige jaaren handmachinen, op dewelke 100 draden tegelijk gesponnen worden, van dewelke de eerste in de Westphaalsen kreijtz en de volgende in dit departement gemaakt zijn.’
voetnoot1)
De lezing en de beteekenis van deze letters zijn onzeker.
voetnoot2)
inlandsch.
voetnoot3)
174 stuk à 3¼ st. (1 st. = 16 p.) = 9048 p. = 28-5-8. M.a.w. ‘⅝ tot 1½ L.’ kan niet op de hoeveelheid slaan. Waarschijnlijk heeft L betrekking op het nummer van het garen; hoe lager nr. hoe duurder: 2¾ st., 3 st., 3¼ st.
voetnoot4)
Zie blz. 60.
voetnoot5)
Zie blz. 101.
voetnoot1)
In den inventaris van 1 Jan. 1793 komen onder het hoofd: Inlandsche gesponnen katoenen garens de volgende posten voor: 178 ℔ van De Haes à 25 st.; 12¾ cat. (katoen) van Te Kloot à 46 st., etc. Die De Haes en Te Kloot zijn blijkbaar inheemsche spinners van katoenen garen. Ook Syboth kan zulk een inheemsch katoenspinner zijn.
voetnoot1)
In den inventaris van 1 Jan. 1793 komen onder het hoofd: Inlandsche gesponnen katoenen garens de volgende posten voor: 178 ℔ van De Haes à 25 st.; 12¾ cat. (katoen) van Te Kloot à 46 st., etc. Die De Haes en Te Kloot zijn blijkbaar inheemsche spinners van katoenen garen. Ook Syboth kan zulk een inheemsch katoenspinner zijn.

voetnoot2)
knot.
voetnoot3)
strengen.
voetnoot4)
onbekend.
voetnoot5)
onbekend.
voetnoot6)
Blijkbaar is bedoeld, dat 26 stuk garen voor 20 zouden worden gerekend. Men vergelijke voor dergelijke handelsgebruiken Z.W. Sneller-W.S. Unger, Bronnen tot de geschiedenis van den handel met Frankrijk no. 464 en passim.
voetnoot7)
Heede = afval van vlas, dat na het zwingelen en hekelen overblijft en van de korte deelen is gezuiverd. Heeden garen is dus garen van slecht vlas.
voetnoot8)
Van Herford in Westfalen. In den inventaris van 1 Jan. 1793 komt ook nog ‘Oostvriesch’ garen voor.
voetnoot1)
Bedoeld zijn uiteraard: linnen kettings.

voetnoot2)
In den inventaris van 1 Jan. 1793 staat: ‘Alle gebleekte goederen, die in huis en bij Johanna Troost bevonden zijn op ulto. December 1792.’
voetnoot3)
Blijkbaar in de voorgaande 77 stukken begrepen.
voetnoot4)
meer loon?
voetnoot1)
Zie voor dit in loondienst bleeken en kalanderen de Inleiding op Invent. I.
voetnoot1)
Zie voor dit in loondienst bleeken en kalanderen de Inleiding op Invent. I.
voetnoot1)
Zie voor dit in loondienst bleeken en kalanderen de Inleiding op Invent. I.

voetnoot2)
Waarschijnlijk is bedoeld: breed 1 el; breed ⅝ el.
voetnoot2)
Waarschijnlijk is bedoeld: breed 1 el; breed ⅝ el.

voetnoot3)
In den inventaris van 1 Jan. 1793 staat:
1 vat weedasch, met de vragt 63 gl.
4 vaties C.H. asch à 32 gl. 128 gl.
De asch dient voor het bleeken.
voetnoot3)
In den inventaris van 1 Jan. 1793 staat:
1 vat weedasch, met de vragt 63 gl.
4 vaties C.H. asch à 32 gl. 128 gl.
De asch dient voor het bleeken.
voetnoot1)
In den inventaris van 1 Jan. 1793 staat: ‘Hekkels weeftouwen en al het gekogte bij Gerrit H. Coster 66 gl.’
voetnoot2)
In den inventaris van 1 Jan. 1793 staat: ‘een winde-machiene, volgens inkoop 18 gl.’ Een wind-machine is een scheer-machine.
voetnoot3)
Een doektafel dient voor het opmaken van geweven stukken.
voetnoot4)
In den inventaris van 1 Jan. 1793 staat: ‘klander met toebehoren en pokhout rollen 580 gl.’ Pokhout is zeer hard hout, afkomstig uit West-Indië.
voetnoot1)
In den inventaris van 1 Jan. 1793 staat: ‘een klokke in pakhuis.’
voetnoot2)
Komt onder hetzelfde hoofd in den inventaris van 1 Jan. 1793 voor. Het gebruik in de ‘fabriq’ is onbekend.

voetnoot3)
Zie Inv. III.
voetnoot4)
In den inventaris van 1 Jan. 1793 staat: J.W. Heppe, 28-15-8.
voetnoot1)
In den inventaris van 1 Jan. 1793 staat: ‘obligatiën ten laste O.I. Comp. 659 gl.; op America dito 1200 gl.’ Vgl. Inv. II.
voetnoot1)
In den inventaris van 1 Jan. 1793 staat: ‘obligatiën ten laste O.I. Comp. 659 gl.; op America dito 1200 gl.’ Vgl. Inv. II.
voetnoot2)
In den inventaris van 1 Jan. 1793 staat: ‘Gebr. H. Vaalman 1346-10.’
voetnoot1)
Zie Inv. II.
voetnoot2)
Blijkbaar de firmant, die - evenals zijn medefirmante (zie beneden) - een schuld heeft aan de firma.
voetnoot3)
Inv. II.
voetnoot4)
Vgl. voor deze schuld van de firmante aan de firma Inv. III, blz. 96.
voetnoot3)
Inv. II.
voetnoot5)
In den inventaris van 1 Jan. 1793 is het slot van hoofdstuk H.: ‘Onder de wevers 215-6; onder de spinners 7-9; onder de spinnerij hier 144-5-10; onder het werkvolk 22’. Men mag aannemen, dat het voorafgaande behoort tot het negotieboek D.

voetnoot1)
Zie de Inleiding.
voetnoot1)
Zie de Inleiding.
voetnoot2)
Mogelijk kammen, waarvan de uiteinden met een ijzeren bandje voorzien waren, ten einde splijten te voorkomen.
voetnoot3)
zekere maat, met name voor koren en zout.
voetnoot4)
toestel om de ketting van een weefstuk te verdeelen.
voetnoot5)
kammen voor het maken van marseille-weefsels (een soort geweven keper met patroontje). XIIII, XIII ½ etc. geeft de fijnheid van de kam en ook de fijnheid van het garen aan; zie blz. 113: getwijnt garen XII en daarboven.
voetnoot6)
1 stuiver = 16 penningen.
voetnoot1)
In den inventaris begint hier een nieuwe bladzijde. Het hoofd: ‘Els breed’ (= goed van één el breed) moet waarschijnlijk 3 posten hooger staan, waar dan de weefsels beginnen van 94 gang, 89 gang, etc.
voetnoot2)
Uit den inventaris van 1 Jan. 1793 blijkt, dat bedoeld is 85 gangsweefsel. Gang = gedeelte van den ketting als eenheid genomen, bestaande gewoonlijk uit 20 draden.
voetnoot3)
kam en riet tot het vervaardigen van pellen weefsels.
voetnoot3)
kam en riet tot het vervaardigen van pellen weefsels.
voetnoot1)
onbekend.
voetnoot1)
latten tusschen kam en trede, waaraan de onderste kamschachten vastgebonden zijn.
voetnoot2)
Mogelijk borstels voor het sterken van de ketting met gekookt roggemeel. Voor het sterken werd de kettingboom een eind afgerold en achter het weefgetouw op een paar schragen gelegd, zoodat een paar meter van de ketting kon gesterkt worden.
voetnoot3)
In den inventaris van 1 Jan. 1793 staat: ‘een twijnmolen en toebehoren 35 gl.’. M.a.w. er is geen afschrijving.
voetnoot4)
De lezing en de beteekenis zijn onzeker.
voetnoot5)
Bedoeld zijn waarschijnlijk drummels: einden van kettingen; kettinggaren, dat niet meer als weefgaren, doch wel bv. als knoopgaren kan worden gebruikt.
voetnoot6)
Waarschijnlijk een bepaald aantal rieten, zooals bv. een gros.

voetnoot1)
De volgende posten hebben betrekking op het entrepreneursbedrijf.
voetnoot2)
De firmante heeft een obligatie ten laste van de firma. Zie Inv. III.

voetnoot1)
Gld. St.
13 ruiten glas 3, 5, -
14 paar krassen à 22 st. 15, 8, -
't gekochte van Gerrit Koster 10, -, -
weefgetouw met toebehooren 18, -, -
klein dito 3, -, -
winde-machine 18, -, -
doektafel 3, -, -
kalander 580, -, -
2 scheerramen 24, -, -
pers 40, -, -
schalen, balansen en gewichten 22, -, -
5 lessenaren 9, -, -
ijzeren kist 15, -, -
2 kasjes 10, -, -
schrijfboeken 5, -, -
garenketel 400, -, -
koperen ketel 6,16, -
scheerpijpen 15, -, -
zakken, linnen kleeden en lakens 30, -, -
pakkisten 175, -, -
koperen doofpot 15, -, -
klok 11, -, -
2 Engelsche lampen 25, -, -
zonnemicroscoop 20, -, -
brandspuit 63, -, -
kachel 6, -, -
witte eiken kast 12, -, -

 


Zie voor het ontbreken van huizen etc. Inleiding blz. 49.
voetnoot2)
ongesponnen katoen 2725, -, -
Oostindische katoenen garens 290,11,12
inlands gesponnen garens 2699, 6, -
witte en grijze linnen garens 2694,17, -
4 vaten asch 268, -, -
6 vaten CH asch à 32 gld. 192, -, -
40 ℔ à 2¼ st. 4,10, -
vrachten 11, -, -
6 vaatjes zeep 60, -, -
30 schepels rogge 90, -, -
papier volgens rekening 75,10, -
13½ ℔ blauwsel à 7½ st. 5, 1, -
43 boek wit papier à 4 st. 8,12, -
32 dito blauw à 4 st. 6, 8, -
23 dito violet royal à 6 st. 6,18, -
16 strengen bindtouw 2,16, -
388 kaartjes à 25 st. 4,17, -
4 schuiten turf 32, -, -
⅞ ℔ lak 12, -, -

 

voetnoot3)
witte goederen 14.891,14, -
grijze goederen 4.831, -, -

 

voetnoot4)
Zie aant. 7.
voetnoot5)
twijnmolen 35, -, -
't verdere gereedschap, met alles wat tot de kam- en rietmakerij behoort 115, -, -

 

voetnoot6)
Zie aant. 7.
voetnoot7)
De rekening ‘Debiteuren’ is een verzamelrekening. De bedragen, uitstaande onder de wevers, spinners enz. en de bedragen der kamrekeningen zijn opgenomen onder Textielbedrijf en Kam- en Rietmakerij.
Voorts worden nog afzonderlijk opgenomen Effecten (zie aant. 8) en Kas.
't Gemengde karakter van deze debiteuren-rekening blijkt verder uit de posten Barend Bavink fl. 3371 en Wed. Hendr. Bavink fl. 3020, schulden van de firmanten aan de zaak.
voetnoot8)
7 loten in de O.I.C. 658, -, -
4 pct. obligatie op Amerika met de loterij 1000, -, -
obligatie op de landerijen van Amerika, 5 pct. 1000, -, -
obligatie op Amerika, 5 pct. 1000, -, -
4 maanden interest 16,10, -
recepissen v/d provincie Overijssel à 2½% 600, -, -
_____
4274,10, -

 

voetnoot9)
Zie aant. 7.
voetnoot10)
De beteekenis van dezen aftrek is onbekend.
voetnoot11)
Hieronder komt voor een schuld van de firma aan de Wed. Bavink, een der firmanten, groot fl. 9000. Zie ook Inv. III.
voetnoot12)
De telling klopt niet geheel door een kleine onnauwkeurigheid in den inventaris van de kam- en rietmakerij.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Zeger Willem Sneller

  • Pieter van Lochem

  • Aaltjen van Lochem

  • Katharina van Lochem

  • Lambertus Nieuwenhuis

  • Barend Bavink

  • Geziena Bavink

  • Catharina Bavink

  • Alijda Bavink

  • Maria Bavink

  • over Herman van Lochem

  • over Pieter van Lochem

  • over Aaltjen van Lochem


editeurs

  • Zeger Willem Sneller


datums

  • 24 januari 1783

  • 26 april 1785

  • 1 januari 1783

  • 6 november 1795

  • 10 december 1795