Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het Boek. Jaargang 1 (1912)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het Boek. Jaargang 1
Afbeelding van Het Boek. Jaargang 1Toon afbeelding van titelpagina van Het Boek. Jaargang 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (9.49 MB)

Scans (322.06 MB)

ebook (7.24 MB)

XML (1.16 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek
non-fictie/boekwetenschap


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het Boek. Jaargang 1

(1912)– [tijdschrift] Boek, Het–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 371]
[p. 371]

Varia.

Iets over het papierbedrijf voor honderd jaren.
(De domaniale papiermolen op Het Loo in 1807.)

Bezig zijnde met onderzoekingen betreffende Apeldoorn en Het Loo in den Franschen tijd, vond ik in het Algemeen rijksarchief te 's Gravenhage (afd. Kroondomein, portef. No. 104) een staat van het bedrijf van den domanialen papiermolen op Het Loo in 1807, op last van koning Lodewijk Napoleon vervaardigd. Daar deze staat een blik geeft op exploitatie en productie, leek ze mij merkwaardig genoeg om hier mede te deelen.

Ter toelichting van den toestand het volgende:

Tot de bezittingen van Het Loo, afkomstig van den prins stadhouder Willem V en in 1807 als kroondomein aan Lodewijk Napoleon overgegaan, behoorden een drietal papiermolens en een vierde, waarvan alleen de grond en het waterrecht tot het domein behoorden. De eerste was de vierbaksmolen te Apeldoorn, bij de overdracht op 16 April 1807 geschat op een waarde van ƒ 5250. -, huuropbrengst ƒ 210. -; de tweede de vierbaksmolen te Wiessel, waarde ƒ 4625. -, huur ƒ 185. -; de derde de molen op Het Loo, waarde ƒ 9000. -, huur ƒ 360. -; de vierde de molen op den ‘Tepelenberg’ te Apeldoorn, die aan erfpacht ƒ 42. - 's jaars opleverde en waarvan de waarde toen op ƒ 840. - werd begroot. Tijdens de Bataafsche republiek waren de bestaande huurcontracten vernieuwd en de molens voor de genoemde prijzen tot den eersten Mei 1814 verhuurd geworden. Pachter van den molen op Het Loo was T. Middeling.

Ofschoon mij uit geen enkel stuk is gebleken, waarom koning Lodewijk dit bedrijfsoverzicht liet vervaardigen, lijkt het mij toch aannemelijk, dat het plan heeft bestaan het park van Het Loo met den grond waarop de molen stond, te vergrooten om zoodoende eene betere afronding langs den toen vernieu den weg van Apeldoorn naar Harderwijk te verkrijgen. Het park onderging in 1808 eene groote uitbreiding naar het oosten, zooals nog bestaat, en misschien bestond daarbij de bedoeling den molen te verplaatsen of den huurder op eene of andere wijze schadeloos te stellen.

Mogelijk is het ook, dat de koning van Holland eveneens dit bedrijf in eigen beheer heeft willen nemen, zooals hij omstreeks denzelfden tijd op grootsche wijze met boerderij, veefokkerij enz. heeft gedaan, doch waarvan hij niet veel pleizier beleefde en die hem in plaats van gedroomde winsten groot nadeel opleverden.

Van eenige verandering is echter niets gekomen; de molen op Het Loo is noglange jaren op den ouden voet blijven voortbestaan, en vanwege het kroondomein verhuurd geworden. Een toevallig gevonden bericht in de Amsterdamsche Courant van 20 Juli 1861 deed mij zelfs zien, dat er toen nog met succès werd gewerkt, want daaruit blijkt, dat voor deze fabriek, die kort te voren ƒ 225. - en laatstelijk ƒ 325. - had opgebracht, toen weer ƒ 360. - 's jaars was geboden.

Aan de bijzondere welwillendheid van den heer J.A. van Steyn, Intendant van het Koninklijk paleis en domein van Het Loo, dank ik de mededeeling, dat de molen tot 1864 verpacht was en op 27 Februari 1865 voor afbraak werd verkocht.

Eene specialiteit dezer fabriek was het z.g. patroonpapier (voor patroonhulzen), dat hier vele jaren ten behoeve van het Departement van Oorlog is vervaardigd.

Eene afbeelding (houtgravure

[pagina 372]
[p. 372]

Tableau de la papeterie au loo.
31 Decembre 1807.

DÉPENSES.
Le Bail ƒ 360. " "
Réparations 75. " "
Netoyage des Ruisseaux 8. " "
Pour des Chiffons 2900. " "
Pour la Colle 350. " "
Pour l'Alun 90. " "
Pour le Bleu 450. " "
La nouriture de 5 personnes 750. " "
Gages des ouvriers 300. " "
Les Taxes 60. " "
Frais de Transport des Chiffons et Papier 180. " "
Pour du Savon, du Sel et l'Huile dans le Moulin 60. " "
Dans la Maison (l'Huile) 40. " "
Pour l'entretien des Feutres et des Formes 67. " "
Frais de Transport par eau pour le Papier 60. " "
      _______________
  Total ƒ 5795. " "Ga naar voetnoot1)
Bénéfice durant l'année 1807 142. " "
      _______________
    ƒ 5937. " "

RECETTE.
Pour 250 Rames de Papier de la premiêre qualité à ƒ 7. - ƒ 1750. " "
Pour 325 de la 2e à ƒ 6. - 1950. " "
Pour 200 de la 3me à ƒ 5. - 1000. " "
Pour 225 de la 4me à ƒ 3.10 787. " "
Pour 100 de la 5me à ƒ 2.10 250. " "
Pour 100 du commun pour imprimer à ƒ 2. - 200. " "
      _______________
Total 1200 Rames ƒ 5937. " "
    ƒ 5937. " "

l'Intendant du Palais Royal du Loo.

(signé) J.L.T. DE TENGNAGELL.

[pagina 373]
[p. 373]

naar eene teekening van W. Hekking Jr.) van den molen met omgeving is te vinden op blz. 365 van den jaargang 1862 van het ‘Nederlandsch Magazijn’.

 

G.A. Evers.

Het ‘Egyptisch’ in het gedicht van H. Sweerts.

In het curieuse lijkdicht van H. Sweerts, gewijd aan de nagedachtenis van P. Heemskerk, meesterknecht op de drukkerij der Elseviers, door den heer J.W. Enschedé in dit tijdschrift medegedeeld en toegelicht, worden verschillende, meest Oostersche talen genoemd die de bekwame meesterknecht kon zetten en daaronder ook ‘AEgiptis’(3e couplet, zie blz. 29 van het Januarinummer). De heer Enschedé kon, in zijn toelichting, niet uitmaken wat dit ‘Egyptisch’ eigenlijk was, alleen stelde hij vast dat het niet kon zijn hiëroglyfenschrift.

Ik geloof dat H. Sweerts met zijn ‘AEgiptis’ den jongeren taalvorm heeft bedoeld, dien de geleerden thans ‘Koptisch’ noemen, geschreven, als men weet, met een alfabet, afgeleid van het Grieksche. Bij toeval was mij een herinnering bijgebleven aan het artikel van den heer Enschedé toen ik onlangs, bladerend in het Journal des Savants, nummer van Juni 1912, een blik wierp in een artikel van Prof. Amélineau alhier over ‘les travaux relatifs à laversion copte de la Bible.’ Daaruit bleek mij dat in de zeventiende en nog in het begin der achttiende eeuw ‘Egyptisch’ de gewone term was voor wat thans ‘Koptisch’ heet. Het is voldoende, van de titels door den heer Amélineau geciteerd, er hier één te vermelden: het boek van den geleerden Jezuïet Ath. Kircher, Lingua aegyptiaca restituta (Romae, 1643, in 4). Dat boek is niet, zooals men, enkel op den titel afgaande, zou gelooven, een poging tot ontcijfering van het Oud-Egyptisch, de taal der hiëroglyfen (Pr. Kircher heeft zich met dat onderwerp óók ingelaten, doch eerst in later jaren), maar eenvoudig een Koptische grammatica, de eerste die in Europa het licht zag.

Het ‘Egyptisch’ van Sweerts zal dus Koptisch zijn geweest. Werd nu wezenlijk op de drukkerij der Elseviers vóór 1654 ‘Koptisch’ gezet? Uit hetgeen de heer Enschedé blz. 27 mededeelt, leid ik af van niet, maar dit bewijst niet dat mijn verklaring onjuist is: voor het Armenisch, evenzoo door den rijmelaar genoemd, heeft men dezelfde moeilijkheid (zie aldaar), en toch is in dat geval niet twijfelachtig welke taal is bedoeld.

Mogelijk kan deze kleine aanvulling van de geleerde toelichting van den heer Enschedé aanleiding geven tot een onderzoek over de eerste proeven van Koptische lettertypen in Nederland vervaardigd en gedrukt. Dezelfde drukkerij der Propaganda te Rome waar Kirchers Spraakkunst het licht zag, in 1636 voorafgegaan door een Prodromus coptus van dezelfde hand, had reeds in 1631 de proef van een Koptisch alfabet in het licht gezonden (Faul- mann, Illustrirte Geschichte der Buchdruckkunst, S. 381). Wanneer is in Nederland het eerst dat voorbeeld gevolgd?

Ik wijs hier even op Theod. Petraeus of Petreius, door den heer Amélineau, in zijn artikel, genoemd onder de eerste beoefenaars van het Koptisch. Deze geleerde was geen Nederlander, zooals de schrijver ten onrechte beweert, maar geboortig uit Holstein, doch volgens Jöcher (Gelehrten-Lexicon, i. v. Petreius) verschenen zijn Orientalistische publicaties ‘in Holland’. Inderdaad staan Arabische en Ethiopische tekstuitgaven van zijn hand, verschenen juist te Leiden, bij J. en D. Elsevier, vermeld bij Willems, les Elzevier, p. 185-186, van Berghman, Supplément à Willems, p. 77- 78. Als werk van Petraeus noemt

[pagina 374]
[p. 374]

de heer Amélineau bepaaldelijk een onvoltooid gebleven uitgave van de vertaling der Psalmen in het Koptisch, verschenen in 1663. Werd deze Psalmvertaling óók in Nederland gedrukt? Waarschijnlijk wel, maar daar deBibliothèque Nationale haar niet bezit en ook de gedrukte Catalogus van het British Museum haar niet vermeldt, kan ik dienaangaande niets beslissen. De vraag kan, althans voor het oogenblik, in Nederland gemakkelijker worden uitgemaakt dan hier te Parijs, even als deze andere: of mogelijk ergens in Nederland reeds vóór 1663 Koptisch is gezet en gedrukt?

 

Parijs.

G. Busken Huet.

Nog eens: Bacon is Shakespeare.

Ongeveer anderhalf jaar geleden besprak ik in het Tijdschrift voor boek- en bibliotheekwezen (IX p. 129) het zonderlinge boek van Sir Edwin Durning-Lawrence, waaruit iemand met eenigszins kritischen blik geen anderen indruk krijgt, dan dat de voorvechters van de Shakespeare- Bacon-theorie vindingrijk zijn, maar bovendien heel naïef. Tal van aanwijzingen, waaruitvolgensden schrijver zonneklaar moet blijken dat Bacon zelf zich op bedekte wijze als den auteur van de Shakespeare-drama's heeft doen kennen, worden daar zoo duidelijk bloot gelegd, dat een denkend lezer ziet, dat die aanwijzingen in werkelijkheid niet bestaan. En nu vind ik tot mijne niet geringe verrassing een van de titelprentjes door D. - L. gereproduceerd, in den Gids van November 1912 weergegeven met een bijschrift, dat zonder een eigen meening te brengen, het boek, dat intusschen al twee jaar oud is, aan een ruimen lezerskring als zeer belangrijk aanbeveelt. Ik heb èn het bijschrift, onderteekend A.H., èn den tekst van D. - L. zelven herlezen, maar kon niets vinden, dat in dit titelblad op Shakespeare of zijn werken wijst, tenzij een geestdriftig uitlegger er zooiets zelf listiglijk in brengt. En dit geldt van alles wat D. - L. ten beste geeft. Inderdaad is de Gids, nu hij eens een enkel maal een illustratie brengt, daarmee niet gelukkig.

 

C.P. Burger Jr.

Palimpsest-photographie.

Het ‘Palimpsest-Institut der Erzabtei Beuron’ kondigt in een prospectus van Juli 11. een lichtdrukuitgave van den Codex Sangallensis nr. 193 aan, een handschrift uit de abdij van St. Gallen, eene der eerste en meest vermaarde beschavingscentra uit den tijd der Karolingers. Een 150-tal bladen van dezen codex rescriptus bevatten brokstukken van het boek Daniël naar de vertaling van St. Hieronymus en worden in het prospectus niet alleen om den tekst maar ook om het schrift van belang genoemd. In hoeverre nu dit onderschrift, dat vermoedelijk uit de Vide eeuw dateert, van wetenschappelijke waarde moet worden geacht en als zoodanig de kostbare facsimilé-uitgave rechtvaardigt, valt buiten mijn beoordeelingsgebied, maar toch meen ik mijn twijfel daaromtrent te mogen uitdrukken, omdat het een eenvoudigen Hieronymustekst in romeinsche minuskel en unciaal betreft.

De redactie vraagt mij alleen of hier ‘wezenlijk van iets nieuws en belangrijks’ sprake is. In het latijnsche prospectus wordt nl. gezegd, dat ‘Raphaël Kögel uit Weissbrunn eene nieuwe methode, om palimpsesten langs photographischen weg te voorschijn te brengen, heeft uitgevonden, terwijl hij niet alleen - zooals de deskundigen weten -, de handschriften geheel onbeschadigd en onveranderd laat, maar ook zeer veel sporen van het oudste schrift tevoorschijn brengt, die tot nog toe verborgen waren.’ Of het nu juist aangeduid is, dat hier eene nieuwe methode in toepassing wordt ge-

[pagina 375]
[p. 375]

bracht, is zonder nadere gegevens moeilijk uit te maken en tot heden heb ik Kögel's procédé nergens beschreven gevonden. Het resultaat, beoordeeld naar de op het prospectus afgebeelde bladzijde, munt niet uit bij dat van Pringsheim en GradenwitzGa naar voetnoot1), die reeds in 1894 hunne belangrijke vinding publiceerden, en berust in elk geval op gelijken grondslag. Hoogstens kan dus van verbetering der techniek, als gevolg van rijke ervaring, sprake zijn, zooals eveneens Mente en WarschauerGa naar voetnoot2) voor drie jaren hebben gevonden en medegedeeld.

De photographie is een prachtig en onschadelijk middel voor de ontcijfering van palimpsesten geworden, dat bij vele stukken met succès kan worden toegepast, maar toch niet in alle gevallen een goed resultaat levert. Voor 't laatste verwijs ik als voorbeeld naar de vele vergeefsche pogingen der ‘K. K. Graphische Lehr- und Versuchsanstalt’ te Weenen om het onderschrift van Codex nr. 16 der Weenensche hof- bibliotheek door lichtbeelden vast te leggenGa naar voetnoot3).

G.A. Evers.

voetnoot1)
In dit totaal is een telfout van ƒ 45.-, daar het slechts ƒ 5750.- is; de winst is dus ƒ 142.- + ƒ 45.- = ƒ 187.-.
voetnoot1)
E. Pringsheim [und O. Gradenwitz], Photographische Reconstruction von Palimpsesten. In: Verhandlungen der physikal. Gesellschaft zu Berlin. XIII (1894), bladz. 58-60.
voetnoot2)
O. Mente und A. Warschauer, Die Anwendung der Photographie für die archivalische Praxis. Mit Abb. Leipzig. 1909. Bladz. 22-24.
voetnoot3)
Wiener Palimpseste hrsg. von J. Bick. In: Sitzungsberichte der philos. - histor. Klasse der ksl. Akademie der Wissenschaften. CLIX (1908), nr. 7.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • G.A. Evers

  • Gideon Busken Huet

  • C.P. Burger jr.

  • over Francis Bacon

  • over William Shakespeare

  • over Hieronymus Sweerts