Het Boek. Jaargang 7
(1918)– [tijdschrift] Boek, Het–
[pagina 29]
| ||||||
Bibliographische aanteekeningen over van Alphens ‘Kleine gedigten voor kinderen.’III. Nadrukken.Het auteursrecht der ‘Kleine gedigten voor kinderen’ was van den beginne af aan zeer onzeker, en daar het succes groot was, waren de nadrukken veelvuldig. Degene, die ik zag, of welke ik vermeld vond, doe ik hier volgen. Ik ben er echter van overtuigd, dat deze opsomming geenszins volledig is. De oudste nadruk, welke ik vond, schijnt mij;
Nadruk der eerste uitgave met zeer slordige typographie, misschien in het zelfde jaar der eerste uitgave in Friesland verschenen. Waarschijnlijk wordt op deze uitgave gedoeld in het voorbericht van den hier volgenden Frieschen nadruk:
Het zeer curieuse ‘Voorbericht van den drukker aan den lezer’ laten wij hier volgen:
| ||||||
[pagina 30]
| ||||||
In deze voorrede is uit een bibliographisch oogpunt vooral opmerkelijk, dat in 1780, en dus slechts twee jaar na de eerste uitgave (1778), de ‘Kleine gedigten’ reeds ‘een en ander maal’ nagedrukt waren. Gelijk ik ter plaatse reeds vermeldde, wordt hier waarschijnlijk gedoeld, op den nadruk onder No. 1 vermeld. Op welke meer?... Ik vond slechts een titel, als bijlage bij onder staanden brief gevoegd, van:
Ze werd ook verkocht in combinatie met de muziek van Rulofs, welke de uitgever dier muziek, Gerbrand Roos, te Amsterdam, met den nadruk saamgebonden verkocht. Van Terveen reprimandeerde hem daarover, gelijk uit het volgende schrijven blijkt, dat teekenend is voor de kennis der handelszeden van dien tijd. Mejuffrouw Terveen en Zoon. | ||||||
[pagina 31]
| ||||||
drukken in 8o, zo ik die in 't vervolg dan nodig hebbende, bij het 50 te gelijk wel wat minder dan den vollen prijs zal geven, terwijl UE. ook stellig verzekeren, dat ik van heden af zonder de muziek geen exempl. dan UE. druk zal debiteeren, waartoe ik verzoeke UE. mij dan eenigen bij occasie in commissie bij provisie geliefd te zenden. UE. betuijgd geen lief hebbers te zijn, van een ander door hatelijke advertissens ten toon te stellen, hier heeft men zo het anders geschikt kan worden ook weinig aan, alzo men de beurzen der courantiers daar maar alléén mede vuld. Mij teffens hier mede streelende wij UE. opzettelijk geen reden tot ongenoegen gegeven hebben, en altoos zo veel mij mogelijk is dit met mijn confraters (waar van verre de meeste mijne goede vrienden zijn) zoveel mogelijk tragt te vermijden, dat mij dunkt nu te Uwaarts bij deze overtuijgend doe blijken, om mij te ontheffen van den blaam, in het einde Uwer missive gebezigd, alsof mijn gedrag bij het aankopen of verkopen der nadruk de toetssteen der eerlijkheid niet kan doorstaan. Het berouw van G. Roos bleek intusschen niet zeer oprecht te zijn, want later verkocht hij de muziek gebundeld met den nadruk van J. Wortman.
In den muziekcatalogus van D.F. Scheurleer 2e vervolg, pag. 109, vind ik vermeld:
Dit is waarschijnlijk een oudere druk van de zelfde uitgave; Woertman en Wortman zullen wel afwijkende schrijfwijzen zijn van den zelfden naam. Van dezen nadruk bevindt zich in de Universiteitsbibliotheek te Amsterdam ook een zeer zonderling geïllustreerd exemplaar, doorschoten met zestien plaatjes uit de ‘Fabelen en kleine gedichten voor kinderen’ van Pieter 't Hoen. Het oorspronkelijk boekje bevat 48 plaatjes (van P. Wagenaar en C. Philips). Blijkbaar heeft dus de vervalscher Wortman eenige stellen van deze plaatjes bij den uitgever Jacobus de Ruyter te Amsterdam weten machtig te worden, ze elk in drieën verdeeld, en ze aldus bij zijn nadruk ingevoegd. Hij heeft dit gedaan op de meest zorgelooze manier, want de 16 prentjes van het exemplaar der Universiteitsbibliotheek te Amsterdam staan in de zelfde volgorde, waarin ze bij 't Hoen voorkomen. Ze passen | ||||||
[pagina 32]
| ||||||
over 't algemeen volstrekt niet bij de versjes, hoewel door een toeval versje en prentje weleens een weinig overeenstemmen: aldus het prentje tegenover pag. 56, dat bij ‘Het Lijk’ (pag. 59) schijnt te behooren. De poging tot vervalsching kon niettemin succes hebben, omdat deze prentjes in vorm en uitvoering zeer veel op de echte Van Alphen-prentjes lijken. Waarschijnlijk zullen hier of daar nog wel exemplaren dezer editie voorkomen, die een ander deel der prentjes bevatten. Een nadruk, die bovenal gedurende vele jaren den uitgever van Terveen een doorn in 't oog is geweest, en die, gelijk we uit den hiervoor gepubliceerden brief van E.V.D.J. zagen, een argument werd voor de uitgave der goedkoope schooleditie, is de volgende:
Een andere geheel afwijkende nadruk van de zelfde uitgevers is:
De uitgaven van S. en W. Koene onderscheiden zich door bizonder slechte correctie. Op bladz. 70 van den druk met houtsneden komt de volgende vermakelijke variant voor: Mijn lieve kinders! schrikt toch niet,
Wanneer gij doode lijken ziet,
Zoudt gij voor lijken beven?
Het oorspronkelijke versje heeft hier natuurlijk ‘doode menschen’. Een niet minder grappige fout vindt men op pag. 62 der editie van J. Wortman; waar de eerste strophe van ‘Flipje, de Vader en de Tuinman’ aldus gevarieerd is: ‘Wel, waarom snoeit ge toch de boomen,
Zeg, stoute Piet?
Daar aan die takjes vrucht zou komen,
Gelijk ge ziet.
| ||||||
[pagina 33]
| ||||||
Het oorspronkelijk heeft ‘trouwe Piet.’ Wij kunnen niet nalaten op te merken, dat deze volksconjectuur misschien logischer is dan het origineel. Uit den kindermond klinkt dit ‘stoute’ zeer natuurlijk. De jongste nadruk, dien ik aantrof, is:
Ook aan deze uitgave is een merkwaardige geschiedenis verbonden Ze was een triomfkreet over het proces in zake het copierecht, dat door van Belle in tweede instantie van Van Terveen gewonnen werd. Bij de bespreking der vertalingen in den volgenden jaargang hoop ik hier uitvoeriger op terug te komen. Van eenige andere nadrukken heb ik slechts in schriftstukken een vermelding gevonden; de boekjes zelf kwamen mij niet in handen. 9. In 1837 deed de uitgever Van Terveen een poging een Frieschen nadruk te vervolgen, die in 1803 te Leeuwarden verschenen zou zijn. 10. In 1842 diende hij een klacht in over een Zeeuwschen nadruk, die ontdekt werd bij de weduwe Jongkindt te Middelburg. Het Bestuur van de Vereeniging tot bevordering van de belangen des Boekhandels ontraadde echter vervolging, omdat deze vrouw te goeder trouw was en in behoeftige omstandigheden verkeerde. Deze nadruk was reeds van ouder datum, want haar man, blijkbaar de hoofdschuldige, was toen reeds 15 jaar dood. 11. In November 1848 werd verder een poging gedaan, om een nadruk te beletten, die in Sittard gedrukt was en in Maastricht verkocht werd. Ik heb echter over deze edities tot nu toe niets naders te weten kunnen komen. Zonder twijfel zijn er veel meer nadrukken geweest dan de hier vermelde. Sommige echter zullen wel spoorloos verdwenen zijn. Voor aanvullingen op dit hoofdstuk houd ik mij aanbevolen.
Wordt voortgezet. J.D.C. v. Dokkum. |
|