artikelen nu ‘root scharlaken, oock swart, geel, groen, purker (sic!),... linnelaken, zijde laken, ghebloemt fluweel, dammast, satijn, cammelot, roode coralen paternosters, coraal in tacken, fraye spieghels, glasen,... pampier, brillen van alle ghesichten’, in plaats van ‘goet laken, goet lijnen laken van alle soorte: goet zijden laken, camelot, damast, fluweel... goet vleesch, goeden visch ende goede haringhen,... goede boter, goede keese,... een goede bonnet, oft eenen goeden boeck in Franchoys, oft int Duytsch, oft int Latijn, oft eenen schrijfboeck.’ Evenzo hebben tayeelen, masen, coupangen en kassen ‘welck is Atcheins ghelt’, de guldens, ponden, schellingen groot, stuivers en blanken vervangen.
De 6e samenspraak van de Houtman: om een schult te eyschen, volgt weer geheel de 3e van de Coll., natuurlik met enkele veranderingen betreffende de munt. Zo is ook H 7: om na den wegh te vraghen, met andere ghemeene propoosten, nagenoeg gelijk aan Coll. 4.
De 8e van de Houtman: om Peper te doen weghen, zoekt men natuurlik bij Barlaimont vergeefs. Maar de 9e, zeer lange: van een Maeltijdt van thien personagien, is weer haast woord voor woord gelijk aan de eerste van de Coll., en hier leert men dan in het Maleis zeggen dat men ‘leert Franscoys spreken’, evenals dat men ‘op de Lombaerde veste’ ter schole gaat.
H 10, zonder titel, handelt weer over koopmanschap, maar verschilt toch aanmerkelik van Coll. 7, die hierop ook betrekking hebben. Waarschijnlik is het echter wel aan een andere uitgave van Barlaimont ontleend; er wordt b.v. gesproken van iemand, die niet is ‘van deser stadt’, maar ‘van Ghent’. Zo ook doet 11 met zijn ‘ghewast Laken, Vlas ende Catoen’, nog al vlaams aan, maar is niet in de Coll. te vinden. 12: van de Scheeps-varinghe, evenmin.
De drie tsamensprekinghen inde Duytsche ende Madagaskersche sprake komen overeen met de 2e, 3e en 4e in het Maleis.
Volledigheidshalve merken wij op, dat het achtste hoofdstuk van de Coll.: om te leeren maken brieven of missiven, obligatien, quitantien ende voorwaerden, bij de Houtman niet voorkomt, terwijl de woordenlijst, die in beide werken volgt, geen overeenkomst vertoont.
Waar de Colloquia, ondanks de vele overeenkomst, toch blijkbaar niet het handeksemplaar van de Houtman geweest zijn, vergeleken wij zijn werk ook met de genoemde Vlaams-Franse Ghemeyne spraken. Het resultaat was negatief. Wel is ook hier uit den aard der zaak zeer veel overeenkomst, maar toch iets minder dan zoëven, daar