hij er mee begonnen; hij had gehoopt het in dien tijd te kunnen voltooien, maar dit was onuitvoerbaar gebleken. Zoo lag voor zijne vrienden en vereerders voor de hand, wat hun te doen stond. Zij konden hem geen aangenamer geschenk bieden, dan een honorarium voor de voortzetting van dezen omvangrijken arbeid.
De aanbieding heeft nu plaats gehad in de jaarvergadering zelve, die zeer druk bezocht was. Het bestuur gaf, met afwijking van den gewonen gang der werkzaamheden, gelegenheid voor deze huldiging tusschen de officieele verslagen. Toen nummer IV der agenda, het ‘Verslag van den staat der Boekverzameling’ aan de orde was, leidde de Secretaris als gasten eenige familieleden van den heer Petit binnen. De Bibliothecaris, hoewel, naar hij mededeelde, zijne doofheid zoozeer was toegenomen dat hij zelfs de klank van zijn eigen woorden niet kon hooren, las niettemin met krachtige stem zijn verslag voor, waarin hij vertelde van den groei der boekerij in de verloopen 25 jaren, een tijdperk waarop hij met groote voldoening terug mag zien. De voorzitter sprak hem eenige woorden toe en gaf daarna het woord aan Dr. C.P. Burger Jr. Deze schetste in een korte toespraak de gevoelens van waardeering, sympathie en vriendschap die ruim 150 mannen en vrouwen uit alle oorden van Nederland vereenigd hadden om hem bij zijn zilveren bibliothecariaat te huldigen en hem te steunen voor de voltooiïng van zijn groote en nuttige bibliografische werk. Hij overhandigde hem eene portefeuille die behalve het geschenk, een fraaie gecalligrafeerde opdracht van de hand van den heer Grevenstuk bevatte - waarvan we hier een afbeelding geven die het origineel slechts heel gebrekkig weergeeft - met eene naamlijst van de schenkers. Hij wenschte uit naam van allen den jubilaris de blijvende werklust en werkkracht toe, om na zooveel andere nuttige en practische boeken ook zijn jongste werk tot voltooiing te brengen.
Van beide toespraken was aan den jubilaris de tekst in handen gegeven, zoodat hij de gesproken woorden kon volgen.
Diep geroerd beantwoordde hij het gesprokene met eene herinnering aan de overledenen die hem in de verloopen jaren hunne waardeering betoond, en bij zijn werkzaamheid gesteund hadden, den hoogleeraar R. Fruin, den bibliothecaris W.N. du Rieu, en den maecenas James de Fremery.