Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het Boek. Jaargang 7 (1918)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het Boek. Jaargang 7
Afbeelding van Het Boek. Jaargang 7Toon afbeelding van titelpagina van Het Boek. Jaargang 7

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (8.26 MB)

Scans (300.00 MB)

ebook (4.85 MB)

XML (1.24 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek
non-fictie/boekwetenschap


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het Boek. Jaargang 7

(1918)– [tijdschrift] Boek, Het–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Uit Noord- en Zuid-Nederlandsche bibliotheken.

Amsterdam. - Universiteitsbibliotheek, en Bibl. Rosenthaliana. - Verslag over het jaar 1917.

De Bibliotheek verkreeg in 1917 verscheidene belangrijke verzamelingen, handschriften en boeken, die we hier allereerst met waardeering moeten vermelden.

Mevrouw de weduwe Vos, echtgenoote van onzen reeds eenigen tijd vroeger overleden stadgenoot mr. Leonard Vos, tond een aantal rechtsgeleerde werken uit zijne nalatenschap ten geschenke. Hoewel het meerendeels de gebruikelijke handboeken voor rechtsstudie waren, die de bibliotheek natuurlijk reeds bezat, waren zij toch zeer welkom voor de opstelling van een kleine handbibliotheek ten gebruike van de rechtsgeleerde faculteit in het universiteitsgebouw. Ook van belang zijn de aan deze boekverzameling toegevoegde dictaten. Mr. Vos was eerst op lateren leeftijd gaan studeeren, en had toen met zeldzame toewijding de studie aangevat, en hetgeen op de colleges behandeld werd met groote zorg op schrift gebracht. Deze als ‘dictaten’ aangeduide opstellen geven dus een beeld van de studie aan onze universiteit in onzen eigen tijd, en verdienen des te meer bewaard te worden, omdat bij het tegenwoordige universiteitsonderwijs dictaten in den vroegeren zin eigenlijk niet meer bestaan.

Een ander monument van de werkzaamheid van een overleden stadgenoot brengt eene schenking van de echtgenoote van wijlen den heer J.E. ter Gouw. Het is eene inhoudrijke verzameling wapenafbeel dingen in kleuren, van de hand van den heer J. ter Gouw, door zijn zoon bewaard zoo lang hij leefde, maar nu, in overeenstemming met diens bedoeling, aan de Bibliotheek gegeven, zoodat dit fraaie en zorgvuldige werk van den geschiedschrijver van Amsterdam eene blijvende bewaarplaats heeft gevonden in de boekerij van de stad. De wapenaf beeldingen zijn deels op losse vellen in omslagen bewaard, deels in eene reeks banden gebonden. Behalve wapens zijn er afbeeldingen van banieren en vlaggen, stamboomen en aanteekeningen van genealogischen aard, en ook een paar boeken over wapenkunde.

Weer van een vroeger tijdvak is een omvangrijke verzameling geschreven stukken, die even eigenaardig in onze bibliotheek tehuis behooren, omdat ze van een oud-Amsterdammer afkomstig zijn. Het zijn missives, brieven, enz. aan, van en over Jeronimo de Vries (1776-1853), zoon van Gerrit de Vries Abrahamsoon en Catharina de Bosch. De collectie is ons toegezonden door bemiddeling van den Algemeenen Rijksarchivaris uit naam van den heer J.G.A.N. de Vries te 's-Gravenhage. We hebben reeds voor eenige jaren van een ander lid der familie de rijke Bilderdijk-collectie van Jeronimo de Vries ten geschenke gekregen, onschatbaar voor de kennis van den dichter, en ook met die bedoeling bijeengebracht, maar tegelijk een monument voor den vriend, die al wat hij van Bilderdijk had, zoo trouw bewaard en verzameld en met zijn aanteekeningen verrijkt had. Nu komt daarbij deze rijke collectie stukken, die ons

[pagina 343]
[p. 343]

Jeronimo de Vries zelf in zijn leven en zijn veelzijdige werkzaamheid doen kennen. Van zijn geboorte-acte af tot de levensberichten, na zijn overlijden door B. ter Haar, P.H. Witkamp en J.J. Belinfante geschreven, ligt hier letterlijk alles voor ons, wat hem betreft: stukken betreffende het Rijksmuseum, het Kon. Ned. Instituut, de Akademie van beeldende kunsten, zijne betrekking als klerk ter politieke Secretarie en als griffier en chef van het Secretariaat, als makelaar, als advocaat, als curator der Nederduitsche en Stads-armenscholen, en als lid der plaatselijke Schoolcommissie te Baarn. We hebben daarbij tijdschriftartikelen en gedichtjes van zijn hand enz.

De heer Taco H. de Beer is reeds bij zijn leven begonnen over zijn boeken en manuscripten te beschikken, en heeft daarbij in de eerste plaats aan de bibliotheek van zijne stad gedacht. Bij schrij ven van 16 Mei 1917 berichtte hij, dat bij ziin overlijden het grootste gedeelte van zijne boeken aan de stad Amsterdam zou komen, en dat hij wat hij missen kon, reeds eerder bij gedeelten zou zenden. Reeds na een maand begonnen deze toezendingen, in September volgde eene groote verzameling boeken en brochures, en ook alles wat hij zelf geschreven heeft, voor zoover dit nog in zijn bezit was. Daaronder in het bijzonder de jaargangen van het ‘Rederijkersweekblad’, ‘Onze Tolk’, Euphonia’, de voorloopers van ‘De Portefeuille’, alles van belang voor ons letterkundig leven in de 193e eeuw, en ook voor de studie van en het onderwijs in de Nederlandsche taal- en letterkunde. Daarbij was ook een niet-uitgegeven werk van den heer De Beer zelven, het zesde deel van zijn Literary Reader, deels uitgewerkt, deels materiaal in portefeuille. Door den dood van den uitgever is de publicatie blijven steken; wie nu lust mocht hebben over den hedendaagschen roman in Engeland iets te schrijven, vindt hier een massa bouwstoffen bijeen, en kan op verzoek ook gebruik maken van wat de heer De Beer zelf nog ín zijne boekerij heeft. Aan de ordening van dit handschriftmateriaal wordt geregeld voortgewerkt; de boeken werden als altijd dadelijk na ontvangst ingeschreven, gecatalogiseerd en in de bibliotheek geplaatst.

Van anderen aard is de schenking van den heer F.H. van Leent te Watergraafsmeer. Hij schonk ons de boekenverzameling, die eertijds toebehoorde aan zijn vader Dr. F.J. van Leent, Inspecteur van den geneeskundigen dienst der Marine. Behalve eenige goed bewaarde tijdschriftreeksen, bracht deze zending ons eene groote verzameling geneeskundige boeken en brochures, o.a. over cholera, beri-beri, over quarantaine, scheepshygiěne, ziekentransport en tropische ziekten, onderwerpen waarvan aan vulling onzer collecties natuurlijk welkom was. Hierbij ook eenige handschriften.

Van den heer E. vom Rath kreeg de bibliotheek een vrij groote boekenverzameling, meest Duitsche literatuur uit de 19e eeuw, met de machtiging om hetgeen onze bibliotheek reeds bezat, aan te bieden aan de Openbare Leeszaal. Het resultaat was eene belangrijke aanwinst voor beide instellingen.

Uit de boekerij, vroeger nagelaten door den hoogleeraar Willeumier, kregen we van de familie eveneens eene vrij omvangrijke verzameling boeken, des te dankbaarder aanvaard, omdat de schenking herinnerde aan de rijke gift, door den genoemden hoogleeraar nog bij zijn leven, nu 40 jaar geleden, aan de bibliotheek toegewezen. Ook hiervan komt een deel ten goede aan de faculteitsboekerij in het Universiteitsgebouw.

Nog moeten vermeld worden partijen boeken ons toegezonden door den heer E.E. Eckstein te 's-Gravenhage, door onzen stadgenoot Dr. M. Boas en door Mr. G.J. Fabius te Rotterdam. Bovendien kreeg de Bibliotheek èn van auteurs en uitgevers èn van bezoekers menig werk ten geschenke, steeds dankbaar aanvaard. Voor de handschriftenverzameling van belang is een Album amicorum van W.F. Scholten, in rood marokijnen band van 1814, door de familie geschonken.

Van het Gemeente-archief kregen we weder, evenals ook in vroegere jaren, een aantal werken die daar òf dubbel waren, òf er minder op hunne plaats schenen. Eveneens van de Openbare Leeszaal. Voor beide instellingen stelden we ook van onzen kant geregeld beschikbaar wat daar gewenscht was en bij ons kon gemist worden. Vooral aan de laatstgenoemde instelling, die eerstdaags zal geopend worden, konden we

[pagina 344]
[p. 344]

grootere partijen boeken afstaan, die reeds verscheidene jaren lang daarvoor ter zijde gezet waren met uitdrukkelijke toestemming van de schenkers.

In de rubriek van deze schenkingen zou men ook de aankoopen uit de vroeger door legaat gestichte fondsen, Potgieter en Sillem, kunnen brengen. Het fonds-Potgieter werpt een belangrijk bedrag aan rente af, wat juist in deze jaren bij aankoop van grootere boekencomplexen voor nieuwe letterkunde zeer te pas kwam. Voor het kleinere bedrag van het fonds-Sillem, dat speciaal voor aankoop van historische werken bestemd is, kon o.a. een merkwaardige pamflettenbundel gekocht worden, gevormd in het begin van de 17e eeuw (1616) door den Amsterdammer Abraham de Goyer, die er een titelblad voor liet drukken; zie eene mededeeling van dr. F.C. Wieder in ‘Het Boek’ 1917, blz. 65.

Ook de gewone aankoopen waren zeer belangrijk. De lage koers van het vreemde geld, gevoegd bij den stilstand in een groot aantal periodieke uitgaven maakte het mogelijk, nu door aankoop heel veel oudere leemten èn in de tijdschriftreeksen èn in den overigen boekenschat aan te vullen. Zoo kon de aangroei van de talrijke laboratorium- en seminariumbibliotheken flink voortgaan, en kon ook voor de groote bibliotheek zelve zonder bezwaar alles gekocht worden wat door de vakgeleerden werd gewenscht, en wat zich verder voordeed.

In de wijze van betaling, ook aan buitenlandsche leveranciers, bracht de organisatie van het gemeentelijke giro-kantoor eene nieuwe zeer vereenvoudigde regeling. Bij een antiquarischen aankoop in Italië deed zich de moeielijkheid voor, dat de boeken voorloopig niet kunnen worden overgezonden. Door vriendelijke bemiddeling van den heer G.J. Hoogewerff konden we ons echter toch het bezit verzekeren; de boeken zijn aan het Ned. historisch Instituut te Rome gedeponeerd, en de betaling is door bemiddeling van dat Instituut geschied.

De bij het overleg voor den aankoop noodige boekhouding, voor enkele jaren flink opgezet door den Adjunct bibliothecaris dr. F.C. Wieder, werd in den aanvang van 1917, toen deze tot Bibliothecaris te Wageningen was benoemd, door hem overgedragen aan mej. D.v. Loevezijn, reeds eenigen tijd als helpster op het bureau werkzaam; deze verkreeg daartoe met ingang van 1 Februari eene aanstelling als leerling. Dit was de eerste van eene groots reeks veranderingen in het personeel. Spoedig daarna ging dr. Wieder heen, en het duurde vrij lang eer over de keus van een opvolger eene beslissing kon worden genomen. Verscheidene sollicitanten trokken zich terug wegens de te lage bezoldiging. Met 1 September trad als zijne opvolgster mej. dr. B.M. v.d. Stempel in functie, die reeds verscheidene jaren als volontair en als Conservator aan de bibliotheek had gewerkt. Intusschen hadden we (1 Juli) een anderen Conservator verloren, nl. dr. C.E. Daniëls, en wel ten gevolge van de verordening die 70-jarigen van gemeentedienst uitsluit. Hij heeft zich buiten gevestigd, waar hij, na een lang en rusteloos werkzaam leven, nu eenige rust geniet.

Sterk veranderde het leerlingenpersoneel; de leerling W.C. Kok verkreeg eene andere betrekking; zijn opvolger moest reeds na een paar maanden wegens ontrouw ontslagen worden. Ook mej. G.M. Vos verliet de Bibliotheek voor een andere betrekking. Daarna werden onze twee bureauhelpsters, mej. A. Hollander en mej. N. Wijndelts als leerlingen aangesteld. Onze vroegere leerling J.N. Molenaar die van het begin van den oorlog af in dienst was geweest bij de Grenadiers, en daar tot den rang van sergeant was opgeklommen, kwam na ruim 3 jaar terug en werd als Amanuensis benoemd. De voltooiing en in gebruik stelling van de centrale verwarming maakte een stoker noodig; voor dezen dienst werd een geschikt man gevonden in den persoon van H.J. v.d. Steeg, die met 15 October als Bediende werd aangesteld.

Hiermede zijn alle personeelveranderingen die in 1917 plaats vonden, vermeld, maar inderdaad zijn we er niet mee aan het einde. De zorg voor de handschriften eischte een nieuwen Conservator; maar vooral maakten de eischen van catalogiseering en de sterk toenemende drukte versterking van de middelrangen, reeds sinds een paar jaar wenschelijk geacht, dringend noodig, zoodat dan ook besloten werd, de daarvoor noodige posten op de begrooting van 1918 te brengen. Ook moest omgezien worden naar een

[pagina 345]
[p. 345]

jongmensch die bij het boeken halen kon belpen. Over een en ander zal het volgende verslag dus nader moeten berichten.

Ook aan verbetering der bezoldiging van het personeel was aldoor behoefte. Tijdelijk werd hier, zooals voor andere gemeentediensten, geholpen met duurtetoeslag, kindertoeslag, vacantietoeslag: een algemeene verhooging van de salarissen, vooral ook voor de zoo erg laag toegemeten loonen der bedienden, werd nog tot 1918 verschoven.

Aan de catalogiseering werd, als altijd, voortgewerkt; de te groote achterstand, waarvan in het vorige verslag melding gemaakt werd, kon echter nog niet worden ingehaald, al werkte de drukkerij iets flinker dan te voren. Op den duur zal althans voor dringend werk vrijstelling noodig zijn van het verbod om bij particulieren te doen drukken.

Gereed kwam deel VI van den handschriftencatalogus, dat tegelijk met het tweede stuk van deel IV aan de buitenlandsche bibliotheken kon worden verzonden. Uit den aanwinstencatalogus voor 1917 werden overdrukken gemaakt en verspreid van de afdeelingen Nieuwe letteren en Wijsbegeerte, opvoedkunde, onderwijs.

Begonnen en voorbereid werd de druk van afzonderlijke catalogussen van de laboratoria voor ziektekundige ontleedkunde, gezondheidsleer, en ontleedkunde, van de speciale (zoogen. Seminarium-) bibliotheek voor klassieke letteren, van de boekerij van de Nederlandsche keel-, neus-, oorheelkundige vereeriging. De goede voortgang van een en ander moest wachten op de reeds aangeduide personeeluitbreiding.

Overigens werd als altijd het werk aan de handschriften-catalogussen voortgezet door den Conservator dr. M.B. Mendes da Costa en door dr. B.M. v.d. Stempel, hoewel laatstgenoemde daaraan na hare nieuwe benoeming minder tijd kon wijden. Voorts werd tijdelijk hieraan meegewerkt door mej. G. te Winkel. Aan den tijdschriftencatalogus bleef de Conservator A.A. Ganderheijden geregeld werken. De systematische catalogus werd en wordt steeds door dr. J.F.L. Montijn bijgehouden en telkens bij gedeelten herzien. In de groote alfabetische catalogussen werd de in voeging der titels bijgehouden door den beambte J.N.J. Jensen. De geregelde inschikking in den tweeden alfabetischen catalogus werd verricht door den heer D. de Man.

De opstelling voor het publiek van dezen catalogus, die nu alle titels van 1886 af bevat, kwam in 1917 tot uitvoering, nadat eene fabriek hier de noodige kastjes voor meer dan den dubbelen prijs van de vroeger uit Brussel betrokkene, had geleverd. Zij zijn niet geheel gelijk aan de vroegere, maar kunnen toch met deze worden gebruikt. Daar ook deze catalogus steeds aangroeit, zal de opstelling op het bovenportaal, nu in negen kastjes van 36 laden, er spoedig meer vorderen, en daartoe zal ook de betimmering van die localiteit weer wijziging eischen. De uitbreiding van personeel, waartoe reeds in beginsel besloten is, zal aan het toezicht in dit nieuw in dienst gestelde lokaal en het terecht helpen van de bezoekers ten goede komen.

Het bureau-werk eischt steeds meer van het personeel. Zoo ergens, dan doet zich hier steeds benauwender de onvoldoende toestand gevoelen van onze localiteit, waardoor eene flinke ruimere organisatie met meer gesplitste bediening bijna niet is in te voeren. Trouwens ook wat de ruimte voor het publiek en de plaatsing voor boeken betreft, en ook in alle andere opzichten, is de vestiging in ons oude huisaan den Singel al lang onhoudbaar. Intusschen ziet het er niet naar uit, dat in de tegenwoordige omstandigheden aan uitvoering van een nieuw bouwplan te denken zou zijn. Het nieuwe boekenmagazijn kwam wel gaandeweg eenigszins tot voltooiing, maar van verwarming moest vooreerst worden afgezien, en van de reeds vooruit bestelde boekenkasten was in 1917 nog niets te bespeuren en ook daarna kon wegens onvolledig geleverd materiaal nog slechts aan opstelling van enkele kasten gedacht worden.

Ook in het voorgebouw moesten we steeds weer op nieuwe gelegenheid voor plaatsing van boeken bedacht zijn. Wij werken daar al meer en meer naar boven. Een groot stuk zolder is nu, zooals reeds in het vorige verslag vermeld werd, afgescheiden en met boekenrekken voorzien, om als magazijn voor de Bibliotheca Rosenthaliana te dienen. De inrichting is vrij bevredigend; het magazijntje is al grootendeels volgezet, en daardoor zijn de beide er onder liggende

[pagina 346]
[p. 346]

lokalen weer eenigszins vrijgekomen. Het geheel blijft echter klein en bekrompen; ook hier is een nieuwe, ruimere installatie een dringende eisch voor de naaste toekomst.

Noch sterker doet zich deze eisch gevoelen bij de inrichting van speciale vakboekerijen (zoogen. Seminaarbibliotheken). Hiervoor zijn enkele tamelijk kleine bovenvoorkamers voorloopig wel geschikt, naarmate ze door verplaatsing van andere collecties er voor kunnen worden vrij gemaakt. Zoo kwam nu op de zoogenaamde Boot-kamer de boekerij voor klassieke letteren vrijwel in orde. Op een kamer daarnaast, die echter slechts gedeeltelijk vrij is, kon ik eene reeds rijke verzameling boeken over geschiedenis, meest vaderlandsche, bijeen plaatsen. Bij eene goede bibliotheekinrichting zal dit wel op veel grooter schaal moeten gedaan worden; de Nederlandsche letteren, en de groote verzamelingen Vondel, Bilderdijk Multatuli, de collecties oude Nederlandsche drukken en uitgaven, de verzamelingen betreffende reizen en kaarten; dat alles zal met der tijd tot een groot, maar naar zijn inhoud organisch geordend geheel moeten worden samengevoegd. Ons Vondelmuseum, gebrekkig als het opgeborgen is in een donkere achterkamer, en dat toch steeds belangstelling wekt en zich uitbreidt, geeft duidelijk aanwijzing, welken weg we in dezen op moeten.

De verwarming van het voorgebouw kwam nog juist vóór den winter tot stand; de toestellen werken sedert dien tijd geregeld; brandstoffen kwamen er telkens nog juist in voldoende hoeveelheid. Hiermede is door de opheffing van den kacheldienst in het gebouw een zeer groote verbetering verkregen.

Veel minder gunstig staat het met de verlichting, die nog steeds met gasgloeilicht geschiedt. In het begin van het jaar kwamen opeens de noodlottige voorschriften van zuinigheid met gas. Van 12 Februari af werd de bibliotheek des avonds gesloten wat tot 1 Mei duurde. Daarna moesten we nog geruimen tijd de avondbezoekers vroeger wegzenden. In het najaar werd daarentegen op zoo ruim mogelijke openstelling aangedrongen, juist met het oog op de gasbeperking te huis, waardoor bibliotheekbezoek voor velen eene uitredding bracht. Het zou zeker eene groote verbetering zijn, als de gasverlichting door electrische vervangen werd, zooals in 1917 alom in de stad op groote schaal geschied is.Ga naar voetnoot1)

Aanwinsten van de Bibliotheek over 1917.

Aantal loopende tijdschriften en vervolgwerken 3316
Nieuw ingeschreven boeken 5307
Nieuw ingeschreven dissertaties 184
Aanwinsten van het Wiskundig Genootschap ‘Een onvermoeide arbeid komt alles te boven’ 239
Aanwinsten van de Paedagogische Bibliotheek 292
Aanwinsten van de Maatschappij tot bevordering der Geneeskunde 53
Aanwinsten van het Aardrijkskundig Genootschap 90
Aanwinsten van het Evangelisch Luthersch Seminarium 18
Aanwinsten van de Maatschappij tot bevordering der toonkunst 4
Aanwinsten van de Vereeniging voor Noord Nederlands muziekgeschiedenis 1
Aanwinsten van de Maatschappij voor tuinbouw en plantkunde 38
Aanwinsten van de Algemeene Pharmaceutische Bibliotheek 71

Bibliotheca Rosenthaliana.

In het zevende jaarverslag van het Rosenthal-fonds, uitgebracht door den conservator der Rosenthaliana den heer J.M. Hillesum, wordt geconstateerd, dat de invloed van den oorlog op de vruchtbaarheid der Joodsche literatuur in 1917 grooter geweest is dan in de beide daaraan voorafgaande jaren. Toch mag 1917 ten opzichte der verrijking van de verzameling der Rosenthaliana niet ongunstig genoemd worden. De boekerij werd met een 250-tal nummers vermeerderd.

Tot de belangrijkste aanwinsten worden gerekend:

aEen collectie Hebreeuwsche responsen in handschrift door Joodsche godgeleerden in ons land beantwoord ter verkrijging
[pagina 347]
[p. 347]
van den Moretitel. Deze collectie werd aangekocht ait de verzameling van wijlen den opperrabijn M. Monasch.
bEen kostbare Pesachhaggada (voordracht voor de beide avonden van het Israël. Paaschfeest) in 1751 op perkament geschreven en met fraaie penteekeningen voorzien door Aaron Herlingan uit Gebits, beambte aan de Kon. Bibliotheek te Weenen. Het exemplaar is gebonden in een roodgekleurden en met goudstempels voorzienen perkamenten band.
cEen boek van Johanna Annius getiteld: Quaestiones super mutuo judaico et civili et divino’, in het jaar 1497 te Venetië verschenen en handelende over het leenen op rente en het beleenen op panden.
Ook de atlas betreffende de joden in Amsterdam werd met een dertigtal nummers, waaronder 2 curieuse penteekeningen verrijkt. Bovendien gaven verschillende gemeentelijke instellingen, vereenigingen en particulieren van hun bijzondere belangstelling door het zenden van geschenken blijk. Het verslag vermeldt nog het heugelijke feit van de verruiming der Rosenthaliana door het bijtrekken van een derde lokaal voor de opstelling der boekerij. Aan het onderhouden en completeeren der verzameling werd wederom de noodige zorg besteed. De daaraan verbonden kosten werden door het fonds bestreden.
Een adjunct die zich uitsluitend met het beschrijven der boeken bezig houdt, en een registrator voor de archivalia der Rosenthaliana werden deels door het fonds, deels uit het bibliotheekbudget gesalarieerd.

Rotterdam. - Bibliotheek en leeszalen der gemente. - Verslag over 1917, uitgebr. door den bibliothecaris J.A. vor der Hake.

De uitbreiding van het aantal ambtenaren met drie nieuwe krachten, waartoe de Gemeenteraad in zijn laatste zitting in 1916 reeds het besluit nam, had in den loop van dit jaar plaats. Mej. E. Lindeboom, volontaire sedert 1 December 1915, werd met ingang van 1 Juli tot ambtenaar aangesteld, de dames C.J. van Wicheren en J.B. van Melle met 1 Augustus. Ziekte noopte evenwel mej. Lindeboom op 15 October reeds weder ontslag uit haar betrekking te vragen. De bibliotheek verliest in haar een goede kracht. Mej. H.A. van der Valk neemt de door dit vertrek opengekomen plaats tijdelijk in. Deze personeeluitbreiding maakte het mogelijk aan het filiaal in de 3de Pijnackerstraat het daar noodige aantal ambtenaren te geven; de dienst wordt er thans waargenomen door de heeren S.J. Robitsch en A.M. Noorloos en mej. C.J. van Wicheren. Burgemeester en Wethouders ontsloegen den met het toezicht op de courantenleeszaal belasten A.W. Koks, op zijn verzoek, 10 Februari eervol uit zijn betrekking. J.A. Frenks, die nu, met W. de Vries, den dienst waarneemt, volgde hem op. Op 1 Mei werd mej. C.W. Hamers aan het personeel toegevoegd, die als typiste en schrijfster de beide uitleenbureaux ten dienste staat. W. Quispel en J. van Oudheusden kwamen, onderscheidenlijk op 1 Januari en 7 Mei, als magazijnbedienden in bibliotheekdienst. De door den Raad op 24 Mei vastgestelde verordening, regelende de rangen en de bezoldiging van ambtenaren en beambten bij verschillende gemeentelijke dienstvakken, heeft voor de bibliotheek het ambt van adjunct-bibliothecaris geschapen. Uw Commissie besloot echter voorloopig aan Burgemeester en Wethouders geen voorstel te doen om over te gaan tot het doen vervullen van deze betrekking. Na het tot stand komen van bovengenoemde verordening werd de heer F.J. Hoogeveen tot commies bevorderd, de heeren A. Makkink en W. Walters tot adjunct-commies. De overige ambtenaren werden in groep XVII, die der klerken, ingedeeld. Er is echter grond voor de verwachting, dat Burgemeester en Wethouders deze indeeling nader onder de oogen zullen zien en voor het bibliotheekpersoneel beneden den rang van adjunct-commies een nieuwe groep met eigen naam en andere salarisgreuzen aan den Raad zullen voorstellen.

Met de bewerking van den systematischen catalogus ging de heer F.J. Hoogeveen geregeld voort. Hij voltooide de afdeeling Rechtswetenschap en maakte een aanvang met de bewerking van die der Godgeleerdheid. Ook werd dit jaar begonnen met het aanleggen van een geregeld voort te zetten en bij te houden klapper op den systematischen catalogus. De in het vorige verslag uitgesproken verwachting, dat het besluit

[pagina 348]
[p. 348]

tot aanstelling van nieuw personeel de in 1415 begonnen herziening van den alfabetiseben catalogus krachtig zou doen voortgaan, ging niet in vervulling. De beide uitleenbureaux, met al wat daaraan annex is, blijven zooveel beslag leggen op den tijd, ja doen dat zoo in steeds sterker mate, dat de catalogus daaronder lijdt. De letter B kon niet voltooid worden. De titels uit Nijhoff's index zijn gereed tot en met het jaar 1915. Zij konden voor het publiek nog niet toegankelijk worden gesteld bij gebrek aan laden, waarvan de oorlog het verkrijgen moeilijk maakt. Van de ‘Mededeelingen’ verschenen de nummers 10 en 11, beide de nieuwe aanwinsten bevattend.

In de uitleenbureaux werd in voor- en najaar opgemerkt dat het bezoek zich 's avonds bepaalde tot de eerste uren en dat, stellig tengevolge van de lichtbesparing in de stad, na 9 uur weinig bezoekers meer kwamen. Dit gaf Burgemeester en Wethouders aanleiding op Uw verzoek te bepalen, dat de uitleenbureaux 's avonds om 9 uur konden worden gesloten, zoolang de omstandigheden dat wettigden. Zij zijn toen, in beide bibliotheken, alleen van 1 Mei tot 1 October 's avonds tot 10 uur open geweest. Het plan om de uitleening van studieboeken van die der ontspanningslectuur te scheiden, reeds het vorige jaar ontworpen, kwam tot uitvoering. Op 3 September werd de afzonderlijke studieboeken-uitleening in het catalogusvertrek (vóór de groote zaal) geopend. Dat de nieuwe maatregel door de bezoekers werd gewaardeerd, blijkt uit het cijfer der uitgeleende wetenschappelijke werken, dat onmiddellijk na deze scheiding steeg. Als naar gewoonte werd een drietal weken in Juli, dit jaar van den 5den tot den 25sten, in de centrale bibliotheek geen ontspanningslectuur uitgeleend, om de tot deze afdeeling behoorende boeken te kunnen doen controleeren, herstellen, van nieuwe omslagen voorzien, enz. In het filiaal was, nu een vast corps ambtenaren daar het mogelijk maakte, het bureau van afgifte ook weer in den morgen, van 9 tot 1 uur geopend, 's Avonds is het van 6 tot 10 uur open (tijdelijk, om de boven aangegeven reden, van 6 tot 9 uur).

Door aankoop en schenking nam de voorraad in 1917 met 2279 deelen toe, waardoor het totaal bezit steeg tot 74.858 deelen. Wat de geschenken betreft verdienen afzonderlijk vermeld te worden: ten eerste het legaat van den heer J.J. Janssen Schollmann, dat de bibliotheek verrijkte met een 700-tal werken, vooral op het gebied der Nederlandsche en buitenlandsche taal- en letterkunde; ten tweede de belangrijke en zeer gewaardeerde schenking van de Duitsche regeering, bestaande uit een keurverzameling, ook wat het uiterlijk aangaat, van de werken van oudere en jongere Duitsche auteurs, in totaal 370 deelen omvattend; ten derde een aantal werken van hedendaagsche Fransche auteurs, die het Office français des Pays-Bas. in den Haag gevestigd, ons vereerde. Nog zij vermeld dat het Britsche Consulaat-generaal in November mededeelde, dat zijn regeering besloten had aan de bibliotheek een aanzienlijk getal werken op het gebied van kunst, wetenschap en literatuur te doen toekomen, welke toezegging, evenals de schenkingen, met groote erkentelijkheid door Uw Commissie werd ontvangen. Veel meer dan de studieboeken is de ontspanningslectuur altijd onderhevig aan schommelingen, wat het aantal betreft. Staan tegenover de gestadige uitbreiding van de wetenschappelijke werken schaarsche verliezen, het veelvuldig in handen zijn der romans maakt er ieder jaar niet weinig onbruikbaar, die derhalve uitvallen en het bezit, bij voortdurenden aankoop, toch vrijwel op eenzelfde hoogte doen blijven. De centrale bibliotheek bezat op 31 December 711 Fransche, 974 Duitsche, 1236 Engelsche, 3583 Nederlandsche (oorspronkelijke en vertaalde) werken van belletristischen aard en 1148 jongens- en meisjesboeken; het filiaal 1403 Nederlandsche en 729 jongens- en meisjesboeken.

Voor de studiezaal van het Rotterdamsch Leeskabinet werden 31 introducties uitgereikt, waarvan 23 personen gebruik gemaakt blijken te hebben. 718 boeken werden van de inrichting geleend.

Bij de bijlagen, voor zoover noodig, een enkele opmerking, voornamelijk om het verschil met een jaar of vorige jaren te doen uitkomen.

Bijlage I bevat de namen van personen en instellingen, die in het afgeloopen jaar boeken schonken aan de bibliotheek.

Bijlage II, de in de leeszalen aanwezige

[pagina 349]
[p. 349]

couranten en tijdschriften opsommend, vermeldt voor de centrale bibliotheek 31 nieuwe titels, maar mist er 12, in het vorig verslag voorkomend. Voor het filiaal zijn deze cijfers onderscheidenlijk 16 en 5.

Bijlage III, het aantal der op de leeszaal geraadpleegde werken vermeldend, komt voor het eerst in dit verslag voor en is, mede tengevolge van deze nieuwheid, nog wat onvolledig. Maatregelen zijn genomen dat een volgend maal deze boeken, evenals de uitgeleende, gespecificeerd naar de vakken waartoe zij behooren worden opgegeven.

Bijlage IV, de tabel der uit andere bibliotheken (het Rotterdamsch Leeskabinet daaronder begrepen) geleende boeken, wijst uit dat van elders in totaal werden betrokken, in

1913 1.022,
1914 1.208,
1915 1.915,
1916 2.464,
1917 2.172 deelen,
d. i. 292 minder dan in 1916, welke vermindering, in verband gebracht met de (bij 1916 vergeleken) stijging van het totaal aantal uitleeningen, het gelukkige feit bewijst, dat de eigen bibliotheek, door doelmatigen aankoop, meer dan in vorige jaren het geval was, in de behoeften heeft kunnen voorzien.

Bijlage V, de tabel der uitgeleende boeken, toont aan, dat het totaal der uitleeningen in beide bibliotheken 150.282 bedragen heeft (106.516 in de centrale bibliotheek, 43.766 in het filiaal); 1917 geeft dus, met 1916 vergeleken, een vermeerdering van het aantal met 11.013 te zien, van welke 7.521 op rekening van de centrale moeten worden gebracht, 3.492 op die van het filiaal.

Het totaal der uitgeleende studieboeken bedroeg in

1913 7.383,
1914 8.588,
1915 17.412,
1916 21.231,
1917 24.586 deelen,
een vermeerdering dus, bij het vorige jaar vergeleken, van 3.355. Het grootste aantal uitleeningen had plaats in de centrale bibliotheek op 30 December, n.l. 676, in het filiaal op 27 December, te weten 246. 6.786 lezers aan de centrale en 2.516 aan de bijbibliotheek, totaal 9.302, leenden de in deze bijlage vermelde werken. Daaronder zijn voor 1916 2.454 nieuw ingeschrevenen aan de centrale en 1.101 aan het filiaal begrepen. Van het aan de centrale bibliotheek ingeschreven aantal lezers zijn er 3.313 die tevens studieboeken lezen, 50% dus ongeveer; voor de bijbibliotheek is dit cijfer 592, derhalve ± 24%. Ten slotte worde onder dit hoofd vermeld, dat onze instelling in het verloopen jaar aan 23 verschillende bibliotheken 321 boeken heeft uitgeleend.

Bijlage VI doet zien dat de leeszalen in 1917 door 147.458 personen bezocht werden, d.i. door 13.166 bezoekers meer dan in het vorige jaar. Gesplitst bedraagt deze vermeerdering voor de centrale bibliotheek 9.724 voor het filiaal 3.442.

Bij schrijven van 8 Juni deden Burgemeester en Wethouders opgronden, in dat schrijven nauwkeurig ontwikkeld, doch die hier buiten beschouwing kunnen blijven, aan den Gemeenteraad het voorstel om, nu het Boterhuis was afgebroken en dus het gansche terrein voor de nieuwe bibliotheek vrij, over te gaan tot de onderheiing. De Gemeenteraad, van oordeel dat aan den verderen bouw van de bibliotheek onder de huidige omstandigheden toch voorshands niet te denken viel, zag in de uitvoering van dit voorbereidende werk geen belang en verwierp het voorstel in zijn zitting van 13 Juli - daarmede aan Uw Commissie opnieuw de taak overlatend om voor geruimen tijd middelen te vinden ter voorziening in het nijpende ruimtegebrek in de centrale bibliotheek. Die taak is moeilijk. Want de toestand daar is slecht. Niets meer en niets minder. Kwam het in vorige jaren in den winter nog al eens voor, dat personen, die de leeszaal wilden bezoeken, bij gebrek aan plaats òf onverrichter zake terugkeeren òf zich een tijdlang wachten op het portaal moesten getroosten, in het najaar van 1917 werd dat, zoowel in de middag- als in de avonduren, regel, niettegenstaande er in 1916 een tijdelijke uitweg was geschapen, door inrichting van een afzonderlijke courantenleeszaal. Kon met betrekking tot deze courantenleeszaal in het vorige verslag niet ten onrechte gezegd worden: ‘zij bleek goed te voldoen en schonk welkome ruimte en meer rust in

[pagina 350]
[p. 350]

de nu enkel tot studiezaal bestemde, tot dusver eenige, leeszaal in de bibliotheek’, in 1917 bleek toch wel dat ‘studiezaal’ niet het juiste woord was, voor een localiteit, die allerlei eigenschappen, noodig voor een goede studiegelegenheid, mist. Ongunstig gelegen, gehoorig, slecht van vorm, moeielijk te ventileeren, is zij ook daarom voor menigeen een verwerpelijke gelegenheid om te studeeren, omdat het er altijd onrustig is. Die onrust ontstaat, doordat in deze zaal niet alleen alle tijdschriften, dus ook ‘kijk’- tijdschriften, maar bovendien alle adresboeken en dergelijke werken hun plaats hebben, waarmede we hier willen zeggen: dat er een onophoudelijk gerucht is van den komenden en gaanden man. In deze omstandigheid heeft men dan ook de oorzaak te zoeken van het boven gememoreerde feit, dat er betrekkelijk zoo weinig boeken op de leeszaal geraadpleegd worden: en herhaaldelijk komen personen, aan wie door de ambtenaren is meegedeeld dat een bepaald boek niet mag worden uitgeleend, aan den bibliothecaris vragen om een uitzondering te willen maken, omdat in de groote leeszaal niet te studeeren is. De boekenaanwas is oorzaak dat al meer werken uit het eigenlijke magazijn moeten worden overgebracht naar het hulpgebouw in de Karrensteeg, wat zeggen wil: dat al meer boeken des avonds aan het publiek niet kunnen worden ter hand gesteld, omdat in het hulpmagazijn dan geen personeel en geen licht is. Dit zijn ernstige dingen in een ernstigen tijd. Want als het waar is - en alle teekenen wijzen er op dat het zoo is - dat er na den oorlog een groote opbloei van geestelijk leven zal zijn, een drang naar weten, een machtige behoefte aan de dingen des vredes: kunst en wetenschap, dan zal het zoo te betreuren zijn, dat de stad, die op bibliotheekgebied in Nederland terecht zoo'n goeden naam heeft, omdat ze voorging, lang voordat andere steden ook nog maar volgen durfden, die haar burgerij gaf wat andere steden de hare onthielden, en waarvan die burgerij dus nu ook veel verwacht, dat Rotterdam haar bevolking dan zal moeten teleurstellen en niet zal kunnen voorzien in behoeften, welker vervulling wèl van haar verwacht wordt. Van het pand aan de Karrensteeg, waarvan het parterre, de 2de- en de zolderverdieping reeds bij de bibliotheek in gebruik waren, werd op 1 Augustus ook de eerste verdieping ter beschikking gesteld, zoodat nu het geheele huis de bibliotheek ten dienste staat. Maar - reeds thans wordt het oog geslagen op het zich daarnaast bevindende huis, en schijnt de dag niet ver meer, dat Uw Commissie zal worden uitgenoodigd om zich tot Burgemeester en Wethouders te wenden met het verzoek ook dat pand voor de aan Uw zorgen toevertrouwde inrichting af te staan, omdat Karrensteeg 17 tot aan den nok gevuld is! De in 't eind van het vorige jaar begonnen vertimmering en verbreeding van het tot dusver alleen als cataloguskamer in gebruik zijnde vertrek, dat voortaan ook dienst zou moeten doen als uitieenlokaal voor studieboeken, werd in 't begin van dit jaar voltooid. Begin September in gebruik genomen, bleek het in de wintermaanden al weer vrijwel te klein te zijn, en bewees ook deze verandering opnieuw dat elke aangebrachte verbetering in de centrale bibliotheek maar.... lapwerk is! In Juni werd de bibliotheek met een tweede lijn aan het gemeentelijk telefoonnet verbonden, waartoe in December 1916 door Burgemeester en Wethouders bereids machtiging was verleend. In de leeszaal van de bijbibliotheek werd in 't voorjaar, in boekenmagazijn, wachtlokaal en trapportaal aldaar in 't najaar, de gasverlichting vervangen door een electrische, zoodat nu ook het filiaal geheel en al electrisch verlicht is, en daarmee voldaan werd aan een door Uw Commissie reeds voor jaren gekoesterden wensch.

De begrooting voor den dienst van 1917 werd in ontvangsten en uitgaven door den Gemeenteraad vastgesteld op ƒ 34.463, -. Maar de op 24 Mei van kracht geworden verordening, regelende de rangen en de bezoldiging van ambtenaren en beambten bij verschillende gemeentelijke dienstvakken, die voor velen, in de bibliotheek werkzaam, salarisverhooging met zich bracht eenerzijds. en de bepaling van Burgemeester en Wethouders, dat de door de gemeente verschuldigde pensioenstortingen voor na 1 Mei 1913 in dienst gekomen ambtenaren door alle takken van dienst ieder voor zich moeten worden gedragen anderzijds, maakten overschrijding van de post salarissen, en

[pagina 351]
[p. 351]

daarmede van de geheele begrooting, onvermijdelijk. De uitgaven over 1917 beliepen voor de centrale bibliotheek ƒ 34.425,01, voor het filiaal ƒ 5.168,40, in totaal ƒ 39.593,41.

voetnoot1)
De Statistiek 1916 en 1917, die aan het Verslag is toegevoegd gaven we reeds vroeger, Januari-afl. blz. 15.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken