Uit Noord- en Zuid-Nederlandsche bibliotheken.
Incunabelen in de Belgische bibliotheken.
In het Octobernummer van het Zentralblatt für Bibliothekswesen is een verslag opgenomen van K. Haebler uit Berlijn over de inventariseering van de incunabelen in België. De lezing wekt zeer gemengde gevoelens. Allereerst doet ze de vraag rijzen: Was dit verslag niet beter ongedrukt gebleven? Er spreekt nog zoo geheel de geest uit van het oude Duitschland, de opvatting dat geweld een recht geeft. Wie met overmacht een ander aanvalt en neerwerpt, is daardoor gerechtigd hem alles af te nemen.
In België ontbrak het niet aan eigen krachten om daar dit werk te verrichten, al was het nog niet veel opgeschoten; de Vlaamsche Akademie had het feitelijk reeds op sommige punten aangepakt, enkele grootere bibliotheken hadden het ook al gedaan of waren er mede bezig. Maar het was opeens tot staan gebracht door de Duitsche invasie. En deze had meer gedaan; te Leuven waren een 400-tal incunabelen; ze zijn ‘leider infolge der Kriegsereignisse zu Grunde gegangen’; de Stadsbibliotheek te Ieperen ‘soll einen kleinen Bestand von Wiegendrucken besessen haben’, maar wat er van geworden is, daarover is ‘zur Zeit nichts Näheres in Erfahrung zu bringen’; in Doornik is een bom uit een vliegmachine door dak en vloer heen geslagen ‘und nur dem Umstande dass sie nicht explodiert ist, hat die Bibliothek es zu verdanken, dass sie nicht ernstlich geschädigt worden ist’.
Al deze feiten vermeldt de verslaggever met bijna naïeve nauwgezetheid; maar hij heeft er niet het gevoel door gekregen dat hij als Duitscher daar niet erg op zijn plaats was. Toch werd hem dit wel eens heel duidelijk te verstaan gegeven. In het bisschoppelijke seminarium te Leuven mocht hij de verzameling van 250 incunabelen ‘in dem vergitterten Repositorium bewundern, in dem sie vereinigt sind. Der Bibliothekar der mich im übrigen brieflich und persönlich mit der ausgesuchtesten Höflichkeit behandelte, erklärte mit aller Entschiedenheit, dass er es mit seinen Pflichten nicht für vereinbar ansehen könne, einem deutschen Gelehrten die Bestände seiner Bibliothek zugänglich zu machen’. Beter schoot hij natuurlijk op bijstaats- en stadsbibliotheken. Bibliothekarissen in dienst van Staat of gemeente moesten wel mooi weer spelen; te meer waar door de kunstmatige partijverscherping sommigen geheel van het Duitsche dwangbewind afhankelijk waren gemaakt. Zoo heeft de reiziger dan toch een aantal inventarissen bijeen gekregen, en meent daarmede een goed resultaat te hebben bereikt. ‘Daneben sind die Anknüpfungspunkte gewonnen, die es ermöglichen sollen, auch für den weiteren Verlauf der Arbeiten die belgischen Bestände der Kommission zugänglich zu erhalten. Die Voraussetzung dazu ist allerdings dass die politische Gestaltung der Verhältnisse sich in der Richtung weiter entwickelt, wie sie gegenwärtig mit Hilfe der deutschen Verwaltung angebahnt worden ist.’
Deze ‘Voraussetzung’ was intusschen bij verschijning van het verslag reeds vervallen, en de Berlijnsche commissie had nu zeker kiescher gehandeld, wanneer ze zonder publiceering van hare verrichtingen het geheele materiaal had teruggegeven aan de Vlaamsche Akademie. Trouwens dit kan ze ook nu nog doen, hetzij vrijwillig of, zoo noodig, gedwongen.
Laten we in elk geval wenschen dat hiermee de incunabelbeschrijving in België zelve niet geëindigd is. Terwijl de Duitschers inventariseerden,