Het Boek. Jaargang 8
(1919)– [tijdschrift] Boek, Het–
[pagina 97]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Nummer 4]Spaansch-Portugeesche en Engelsche incunabelen.IOndanks de oorlogsellende heeft het jaar 1917 ons twee werken over incunabelen gebracht, beide samengesteld door veteranen in het vak, en beide ook den grondsteen voor en het begin van een algemeene nationale bibliografie vormende: de ‘Bibliografía Ibérica’ van Konrad Haebler en de ‘Fifteenth century English books’ van E. Gordon DuffGa naar voetnoot1). Het boek van Haebler is eigenlijk slechts een Supplement op het in 1903 uitgegeven eerste deel van zijn Bibliografía, en het gelijktijdig verschenen plaatwerk ‘Typografía Ibérica del siglo XV’ met zijn 167 reproducties. Doch vooral door de synoptische lijsten (p. 197-258), waardoor men een overzicht krijgt van alle boeken, die in Spanje en Portugal tijdens de 15e eeuw zijn gedrukt, en tevens van alle typen, die daarin zijn gebruikt, krijgt dit tweede deel een definitief, een afsluitend karakter. Eenzelfde karakter draagt ook het werk van Duft. Weliswaar is het 't eerste, dat een volledig overzicht geeft van de incunabelen die in Engeland zijn gedrukt, maar het is waarlijk niet voor den eersten keer dat Duff zich met deze materie bezighoudt. Zijn bekende publicaties: ‘Early English printing’ (1896), die de in Engeland gebruikte incunabel-typen, en ook enkele typensoorten van het vasteland, die voor Engelsche boeken gebruikt werden, afbeeldt en bespreekt, en de twee aardige octavo-deeltjes ‘The Printers, Stationers and Bookbinders’ etc. (1906-12), die allerlei interessante bijzonderheden omtrent in of voor Engeland werkende boekdrukkers, boekhandelaars-uitgevers en boekbinders mededeelen, bevatten reeds de noo- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 98]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dige voorstudiën voor een samenvattenden arbeid, zooals die thans voor ons ligt. Over de totstandkoming van beide werken valt nog het een en ander te zeggen. Haebler was vroeger historicus van zijn vak en zóó sterk specialist in de geschiedenis van Spanje en Portugal, dat toen in 1894 zijn 67e opus: ‘Deutsche Buchdrucker in Spanien und Portugal’ verscheenGa naar voetnoot1), het ook zijn 67e publicatie was, die over Spanje en Portugal handelde. Het was echter pas de eerste keer, dat hij zich met de typografie van die landen bemoeide; maar het artikel trok zoozeer de aandacht, dat hij door de Bibliographical Society werd uitgenoodigd, dien arbeid voort te zetten. Als zijn 90e opus verscheen toen in 1897 ‘The early printers of Spain and Portugal’, dat uitgegeven werd als No. IV van de ‘Illustrated monographs’, van welke zelfde serie het hier vermelde werk van Duff No. XVIII is. Dat deze twee artikelen van Haebler een keerpunt gevormd hebben in zijn leven, zoodat hij zich van toen af voorgoed is gaan toeleggen op de studie der 15e-eeuwsche typografie, daardoor de grondlegger van een geheel nieuwe methode van typenonderzoek, en als Voorzitter der Kommission für den Gesamtkatalog der Wiegendrucke de voornaamste bevorderaar geworden is van het internationale streven, om een definitieven catalogus van alle incunabelen samen te stellen, hoeft hier niet verder te worden uiteengezet. 't Is alleen jammer, dat, toen Haebler op 26 October 1917 zijn 60en verjaardag vierde, het Festschrift dat ter zijner eer werd uitgegeven, door de treurige oorlogsverhoudingen slechts bijdragen kon bevatten van schrijvers uit de centrale en neutrale landenGa naar voetnoot2). Ook de vakmannen uit de toenmaals vijandelijke landen zouden anders ongetwijfeld met hunne bijdragen den genialen ontwerper van de tabel der 102 M-vormenGa naar voetnoot3) hebben vereerd. Het is wel min of meer bevreemdend, dat de eerste grondslag voor eene nationale bibliografie van Spanje en Portugal moest geleverd worden door een Duitscher. Maar het was van den anderen kant ook niet meer dan billijk, om zoo te zeggen. De boekdrukkunst is tijdens de 15e eeuw in Spanje en Portugal niet alleen door Duitschers ingevoerd, maar ook bijna uitsluitend door Duitschers beoefend. Binnen 25 jaren richtten zij daar 70 drukkerijen op, die, verspreid over 24 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 99]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
plaatsen, ongeveer 900 uitgaven tot stand brachten. Dat het werk van die energieke pioniers thans wederom door een Duitscher in één vakkundig overzicht werd samengebracht, is als 't ware een historische consequentieGa naar voetnoot1). Doch nu Haebler den grondslag voor een systematische studie heeft gelegd, is het woord aan Spaansche en Portugeesche geleerden, om de détails verder uit te werken. En dat geschiedt reeds, zooals de artikelen van Sanchez, Catalán, Pater Lambert e.a. bewijzen, die door Haebler worden gequalificeerd als ‘artículos que .... tanto han contribuido à ampliar y á profundizar el estudio de la introducción de la imprenta en la península’. Met de Engelsche incunabel-bibliografie staan de zaken eenigszins anders. Daar zijn het uitsluitend Engelschen die zich ermede hebben beziggehouden. Hadde ook hier de boven zoo genoemde ‘historische consequentie’ doorgewerkt, dan hadden ook Nederlanders en Franschen voor een goed deel dit stuk Engelsche nationale bibliografie moeten samenstellen. Want aan hen heeft de boekdrukkunst der 15e eeuw in Engeland vrij veel te danken. Daarover volgt later meer. Doch de veel krachtiger economische positie die - in tegenstelling met Spanje en Portugal - het Britsche rijk ook in latere eeuwen is blijven innemen, en vooral ook zijn eigenaardige geografische ligging, gepaard met en gevolgd door een sterker dan elders geprononceerde belangstelling voor het middeleeuwsche boek, zijn oorzaak geweest, dat Engeland met zijn pracht-bibliotheken en zijn bibliografen als Dibdin, Blades, Bradshaw en Proctor, langen tijd en met recht gegolden heeft als het klassieke land van de incunabelmeer speciaal van de typenstudie. Daarbij komt nog dat, terwijl Spaansche en Portugeesche incunabelen, door het onmiddellijke verband van die landen met het vasteland van Europa, en door de betrekkelijk geringe daar aanwezige belangstelling in het oude boek, in tamelijk grooten getale naar buitenlandsche bibliotheken verhuisd zijn, de Engelsche incunabelen steeds in de bibliotheken van dat land zijn vastgehouden. Een Engelsche incunabel op het vasteland is dan ook een witte raaf; en de twee unica van Caxton's drukken, die respectievelijk in Göttingen en Gent berusten, zijn daar in vroeger jaren slechts bij toeval terechtgekomenGa naar voetnoot2). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 100]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Een eigenaardige omstandigheid heeft er toe geleid, dat het werk van Duff werd uitgegeven. In 1912-13 had de Bibliographical Society plannen gemaakt, om met de Kommission für den GKWD. samen te werken. Een eerste onderzoek werd in Engeland ingesteld door Dr. Ernst Crous, die overal met de meeste voorkomendheid was onthaaldGa naar voetnoot1). Een artikel in The Times over deze aangelegenheid trok de aandacht van Mr. Asquith, en door dezes bemiddeling stelde de Engelsche Regeering 100 pond beschikbaar, om de uitgave mogelijk te maken van een werk, waarin Engeland, als een bijdrage tot den Gesamtkatalog, zijn eigen 15e-eeuwsche boeken - d.w.z. alleen die welke in Engeland of elders, doch voor de Engelsche boekenmarkt bestemd, gedrukt waren - zou beschrijven. Vooral deze regeeringssteun heeft het aan Duff mogelijk gemaakt, zijn werk met 53 mooie reproducties te voorzien. Door een en ander zijn dus Spanje-Portugal en Engeland beide in 1917 in het bezit gekomen van een definitieven arbeid over incunabelen, zooals Nederland en België dien reeds 40 à 50 jaar vroeger bezaten in de werken van Holtrop (1868) en Campbell (1874), zoo- als Keulen dien sedert 1903-12 bezit in ‘Der Buchdruck Kölns’ en de platen der Gesellschaft für Typenkunde van Ernst Voulliéme, Napels in ‘La stampa a Napoli’ van M. Fava en G. Bresciani (1911-12), en Zweden in het bijna voltooide werk van Isak CollijnGa naar voetnoot2). Juist omdat de werken over Spanje-Portugal en Engeland volledig zijn - voor zoover althans bij bibliografisch werk van volledigheid sprake kan wezen - leenen zij zich tot het maken van een systematische indeeling der incunabelen, waardoor men een overzicht kan krijgen over den algemeenen cultuurtoestand in die landen, voorzoover die wordt toegelicht door datgene, wat er gedrukt werd. Zulke beschouwingen maken aan de niet-vakmenschen ook duidelijk, wàt men eigenlijk met dat eindeloos-gedétailleerd onderzoek van incunabelen beoogt, nl. een breederen kijk te krijgen op het leven en streven van onze 15e-eeuwsche voorvaderen, die den interessanten en geweldigen strijd tusschen Middeleeuwen en Renaissance meemaakten, het voorspel tevens van de nòg geweldiger sociaal-politieke en godsdienstige revolutie van het begin der 16e eeuw. Zoowel voor Spanje-Portugal als voor Engeland heb ik een tabel samengesteld op ongeveer denzelfden grondslag als Voulliéme die | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 101]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gemaakt heeft voor de bijna 1300 incunabelen, die in Keulen verschenen. Alfred Pollard heeft Voulliéme's tabel overgenomen in den BMC.Ga naar voetnoot1), een bewijs dat de door Voulliéme gekozen indeeling ook door first-class-kenners van den incunabeltijd als een goede grondslag voor een dergelijk overzicht beschouwd wordt. Want het is niet gemakkelijk, incunabelen systematisch in te deelen. De middeleeuwen hadden een anderen kijk op de encyclopedie der Wetenschap dan wij. Alles werd toen samengevat onder de rubrieken: Trivium, Quadrivium, Recht, Filosofie en Theologie. Bij tal van werken, die een middeleeuwer zonder aarzeling onder een bepaalde rubriek zou brengen, zitten wij met onze 20e-eeuwsche begrippen eindeloos te aarzelen. En ten slotte slaat men er soms maar een slag in, en plaatst het werk daar, waar men meent, dat het 't best thuis hoort. Ik wil daarmee maar zeggen, dat ook Voulliéme's indeeling mij niet toeschijnt het ideaal te zijn, en ik dus eenigszins ervan afgeweken ben; ofschoon niet met de overtuiging, dat ik de zaak daardoor verbeterd heb. Het ware wel te wenschen, dat men over deze zijde van de incunabelstudie ook elders zijn licht eens liet schijnen. Om eens een voorbeeld aan te halen - toen in 1903 het eerste deel van Haebler's Bibliografía Ibérica verscheen, gaf Boele van Hensbroek, die ongetwijfeld over een rijke kennis van ‘der wereld letterkunde’ beschikte, naast een suggestieve, maar iet of wat gechargeerde bespreking van dat boek, ook een in getallen uitgedrukt systematisch overzicht van datgene, wat tijdens de 15e eeuw in Spanje en Portugal was gedruktGa naar voetnoot2). Eerst toen ik zelf mijn tabel, die omstreeks 140 incunabelen méér omvat, daar zij over beide deelen van Haebler gaat, vervaardigd had, herinnerde ik mij, dat ook Boele iets dergelijks had ontworpen. Hadde ik dat eerder bemerkt, dan zou ik bij mijn indeeling die van Boele wat meer in het oog hebben gehouden, zoodat een vergelijking van ons beider resultaten gemakkelijker ware geweest. Verschillende rubrieken zijn echter dezelfde, zoodat er toch een basis voor vergelijking blijft bestaan. Beide tabellen volgen hier naast elkander; die van Boele staat links, en wat bij mij, rechts, tusschen haakjes staat zijn de procenten. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 102]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hoe sterk de inzichten bij het maken van zulke statistieken kunnen verschillen, blijkt meer dan duidelijk. Boele telt 293 stichtelijke werken ‘vooral, heiligenlevens’. Bij mij zijn het er slechts 120 (en dan nog in beide deelen van Haebler samen), nl. 95 voor Ascese en Mystiek, en 25 voor Heiligenlevens. Boele heeft blijkbaar Bijbelexegese, Kerkvaders, een gedeelte van de Liturgie, de Dogmatiek, Moraal, Pastoraal, Katechese en Homiletiek, allemaal wetenschappelijke theologie, bij de ‘stichtelijke boeken’ ondergebracht. In mijn lijstje zijn er dat samen 176, dus dat klopt zoo ongeveer met de 170 stichtelijke boeken, die Boele te veel heeft. Aardrijkskunde is bij Boele heelemaal niet te vinden, en van Geschiedenis telt hij 42 boeken, terwijl mijn lijstje voor beide vakken samen er 72 geeft. Waarschijnlijk heeft Boele de 30 aardrijkskundige werken grootendeels gerangschikt onder Klassieken, waarvan hij er 62 telt. Want bij hem maken Klassieken, Romans en Cancioneros samen het | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 103]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
getal 129 uit, terwijl ik het slechts tot 77 kon brengen. Voor Grammatica komen bij mij 48 boeken in aanmerking, bij Boele slechts 33; voor Rhetorica bij mij 22, bij Boele nul. Ook die zal hij wel onder de Klassieken hebben gerangschikt. Filosofie en Ethica mist men bij Boele totaal; bij mij zijn het er 52 + 38, dus samen 90. Die zitten bij Boele wel deels onder stichtelijke boeken (?!), deels onder Natuurkunde, Geneeskunde en misschien Rechtsgeleerdheid, welke laatste titel bij hem echter slechts 74 nummers telt, terwijl er bij mij voor Kerkelijk en Burgerlijk recht en Politiek samen 97 nummers staan. De verwarring is dus wèl groot. Wat de gegeven tabel ons nu leert, past niet alleen volkomen bij wat wij van elders weten omtrent de godsdienstige, economische, politieke en cultureele ontwikkeling van Spanje en Portugal, maar illustreert ook diezelfde gegevens van een geheel nieuwe zijde. Zij toont met feiten aan, dat de boekdrukkunst zich geheel en al richtte naar de toenmalige behoeften van het Spaansche en Portugeesche volk. Nu kon en kan men dat wel a priori veronderstellen, daar de boekdrukkers immers geen boeken gingen uitgeven, waaraan geen behoefte bestond; maar iets anders is het, dat slechts'vaag en in 't algemeen te weten, iets anders datzelfde tot in alle uithoeken gedétailleerd te kunnen nagaan, en het zelfs van een reeks boektitels als van een graadmeter te kunnen aflezen. Het Iberische schiereiland stond op het einde der 15e eeuw pas aan het begin van een bloeitijdperk. Eeuwen lang hadden de christelijke ridders moeten vechten, om de Mooren naar Noord-Afrika terug te dringen; pas in 1492 viel Granada, het laatste Moorsche steunpunt, in hun handen. De door dezen voortdurenden strijd opgewekte krijgslustige volksaard, had zich intusschen ook geuit in een sterke verdeeldheid onder de christelijke machthebbers onderling, en eerst in 1469 werd daaraan een einde gemaakt door de vereeniging van Kastilië en Arragon, en door de daarop volgende machtsconcentratie onder Ferdinand en Isabella (1479-1516). Deze politiek, welke een einde moest maken aan de bevoorrechte positie van den adel en de hooge geestelijkheid, en die vooral door Kardinaal Ximenez krachtig werd doorgedreven, vormde het begin van de ontwikkeling als wereldmacht, die Spanje en Portugal in de 16e eeuw, het tijdperk der groote reizen en ontdekkingen, mochten beleven. Juist door den langen en moeilijken strijd tegen de Mooren was het ridderlijke en godsdienstige bewustzijn der Spanjaarden en Por- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 104]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tugeezen reeds tot uiting gekomen in een eigen letterkunde. In een reeks van canciones en romans, en niet minder in talrijke kronieken, waren en werden de krijgsdaden van historische en legendarische voorouders verzameld en bezongen. En evenzeer een gevolg van den voortdurenden strijd tegen den Islam was het groote medezeggingschap van het gewone volk in dagelijksche bestuursaangelegenheden. Dag aan dag moest het voor zijn vaderland en godsdienst vechten; het wilde als rechtmatige vergoeding dus ook zijn eigen rechten omschreven en gehandhaafd zien. Wanneer wij dus in de incunabel-litteratuur 10 % zien toegewezen aan Burgerlijk recht en Politiek, 9% aan Litteratuur, 8.5% aan Geschiedenis en Aardrijkskunde, en evenzooveel aan Grammatica en Rhetorica, terwijl deze getallen slechts overtroffen worden door Ascese en Liturgie, die beide 11% halen, dan weerspiegelt zich daarin juist datgene, wat wij zooeven omtrent het 15e-eeuwsche Spanje en Portugal hebben gezien. De officiëele Theologie haalt, al haar onderdeden bijeengenomen, ook Ascese en Liturgie erbij geteld, ruim 46 %; doch als men bedenkt, dat de ‘clerken’ toenmaals de eigenlijke geleerden waren, en een gedeelte van die 46 % Theologie ook direct voor leeken bestemd was, dan geven de overige ruim 50% welke niet tot de theologie behoorden, een zeer redelijke verhouding. Tot een analoge conclusie brengt ons het overzicht van de Engelsche incunabelen, zooals uit de volgende tabel blijkt. Ter gemakkelijker vergelijking worden de procenten van Spanje en Portugal in een afzonderlijke kolom achter die van Engeland geplaatst. Zie de tabel blz. 105. Bij verschillende rubrieken zijn de procenten van Engeland bijna precies gelijk aan die van Spanje-Portugal. En ongetwijfeld zullen de tabellen van andere landen, als men die later kan maken, dezelfde verhoudingen vertoon[e]n. Alleen zullen Duitschland en Zwitserland een overwicht hebben in de praktische theologie, Italië in de Klassieken, en Frankrijk in de Liturgie, daar de steden aan den Bovenrijn, Bazel incluis, de wereldboekenmarkt in hoofdzaak voorzagen van groote theologische werken: Bijbels, Scholastiek, Moraal en gedeeltelijk het Kerkelijk recht, Venetië de hoofdleverancier was van Klassieken en deels ook van Kerkelijk recht, en Parijs een hoorn van overvloed van Missaals, Breviers en Livres d'heures. Die landen produceerden dus meer en in andere verhoudingen dan hun eigen behoeften eischten. Voor Nederland, speciaal Noord-Nederland, zal | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 105]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de statistiek ook wel een surplus aanwijzen in Grammatica en Rhetorica vanwege de vele schoolboeken, die in Deventer en Zwolle geproduceerd werden, en die gedeeltelijk naar Keulen werden geexporteerd, doch grootendeels toch ook dienden voor de te Deventer en Zwolle bestaande uitgebreide scholen. Wanneer later de Gesamtkatalog op een of andere wijze zal zijn tot stand gebracht, zal echter de uitkomst, in procenten uitgedrukt, en over alle landen gezamenlijk omgeslagen, niet ver van de procenten van Spanje-Portugal en Engeland afwijken, daar deze landen in de voor ons doel gunstige omstandigheid verkeerden, dat ze niet voor export werkten. Alleen zal, zooals reeds aangeduid, voor werken van grooten omvang: Bijbels en de groote Bijbelexegeten (Nic. de Lyra), voor de Scholastieken met hun Commentaren op de Libri Sententiarum (Thomas Aquinas, Bonaventura, Alexander van Hales), het Corpus juris (Gratianus, Decretales, Sextus, Clementinae) met zijn voornaamste glossatoren, voor eenige bekende Latijnsche Kronieken (Vincentius van Beauvais bijv.), en voor een gedeelte van de Liturgie, het procent van Spanje-Portugal en Engeland te laag zijn tegenover het totaal-procent der wereld-productieGa naar voetnoot1), om- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 106]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dat in die landen tijdens de 15e eeuw nog niet genoeg kapitaalkracht zat, om dergelijke uitgaven op touw te zetten. Eerst door en na de ontdekking van de nieuwe wereld zijn deze landen, die hun economischen opbloei hoofdzakelijk aan de zeevaart te danken hebben, ook tot een uitgebreider ontwikkeling van het boekenbedrijf gekomen. In Nederland, speciaal Antwerpen en Amsterdam, heeft zich hetzelfde verschijnsel voorgedaan, doch daarover is elders reeds gesprokenGa naar voetnoot1). De verleiding was intusschen wel groot, om hier ook een procenten-tabel te geven van de ongeveer 2000 incunabelen, die in Nederland en België verschenen, te meer omdat de titels daarvan als gesneden brood voor ons liggen in Campbell en zijn diverse Supplementen, en bij twijfel over de rubriek, waarbij een of ander boek behoort te worden ondergebracht, het meestal mogelijk is, het boek zelf in te zien. Maar het scheen mij beter toe, eerst de overzichten over Spanje-Portugal en Engeland de wereld in te sturen, om eens te hooren, wat de geleerde menschen ervan zeggen. Misschien is er met vereende krachten wel een program te vinden voor een definitieve indeeling, en daarvoor zou dan de Nederlandsch-Belgische incunabel-productie als proefkonijn kunnen gebruikt wordenGa naar voetnoot2). Doch laten we nog even terugkeeren tot de Engelsche incunabelen. Het hoogste percentage wordt daar bereikt door de Litteratuur met 17.1% wat in hoofdzaak te danken is aan Chaucer's werken, vooral aan zijn charmante Canterbury Tales (9 nrs.), en aan de aardige boekjes van John Lydgate (20 nrs.), twee schrijvers, die naast diepe ernst ook heel wat humor in ‘old merry England’ brachten. Ook Liturgie haalt een hoog cijfer (16.2%). doch daaraan hebben de Engelsche drukkers heel weinig deel gehad. Bijna al die boeken, zelfs de Getijdenboeken in de Engelsche taal, kwamen uit Rouaan en Parijs. Dat Homiletiek het tot bijna 7% bracht is in hoofdzaak te danken aan de 23 uitgaven van het ‘Liber festivalis’ en de ‘Quatuor | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 107]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Sermones’ van John Mirk, een werk dat preeken in de landstaal op verschillende Zon- en Feestdagen bevatte, en dus ongeveer dezelfde plaats innam als hier in Nederland de ‘Epistelen ende Evangelien metten sermonen des gheheelen iaers’, die hier ook ruim 20 uitgaven beleefden. In Spanje kon een dergelijk werk, en dan nog slechts de Epistelen en Evangeliën zonder de preeken, het slechts tot twee uitgaven brengenGa naar voetnoot1). Doch in Spanje en Portugal was zoo'n werk minder noodig, omdat men daar wegens de Romaansche taal veel gemakkelijker het Latijn verstond dan in Noord-Europa. Burgerlijk recht en Politiek hebben ook in Engeland een betrekkelijk hoog cijfer: 9.3% tegen 10% in Spanje. Doch de oorzaak was niet, dat het volk zooveel rechten had, maar dat de Engelsche koningen reeds spoedig van de boekdrukkunst gebruik maakten, om hun vele wetten en ordinanties den volke bekend te maken. Sommige drukkers vonden bijna hun heele bestaan in het drukken van allerlei wettelijke publicaties. Het Kerkelijk recht is met zijn 6.7% in Engeland eveneens ruim vertegenwoordigd; doch meer dan de helft daarvan komt op rekening van de aflaatbrieven, die een ruim afzetgebied vonden onder het Engelsche volk. Zij betreffen bijna alle den strijd tegen de Turken, een artikel, dat in Spanje en Portugal minder op zijn plaats was, omdat men daar zijn handen nog vol had aan de Mooren. Woerden. fr. B. Kruitwagen, O.F.M. |
|