‘Leidener Zeitung’, en natuurlijk ook weer in het Duitsch. En slaan we het nootje na, dat ons over die Duitsche achttiende-eeuwsche courant te Leiden nader moet inlichten, dan vinden we er niets over, maar wel een nieuwe verwijzing naar eene ‘Niederl. Zeitschr. f. Medicin 1908.’
Dit systeem van titels vertaald aan te halen, zonder opgaaf van den werkelijken titel, moeten we stellig als onjuist, onwetenschappelijk en onpractisch brandmerken.
Gaan we nu na, welke winst voor den bibliograaf uit de reeks Boerhaave-studies te halen is, dan is er heel wat te vermelden.
Vooreerst heeft de heer Kroon in den catalogus der tentoonstelling eene nieuwe bibliographie van Boerhaave's werken gegeven, met korte titels, en daardoor gemakkelijk te overzien, wat niet het geval is, als men den catalogus van de Maatsch. t. bev. d. geneesk. met al de supplementen moet raadplegen. Er volgt een titelreeks van werken over Boerhaave, in handschrift en in druk; eene reeks handschriften, deels van hem zelven, deels naar zijne werken, zooals het Turksche dat Dr. Daniëls voor eenige jaren deed vervaardigen, en voorts een aantal dictaten gehouden door zijne toehoorders. De volgende afdeelingen geven portretten en voorwerpen.
Van belang is ook de lijst van gepromoveerden, door Kroon ontleend aan het register dat in het archief van den Senaat der Leidsche hoogeschool bewaard is, en waarin de onderwerpen der theses en disputationes en de datum der promotie bij elken naam worden opgegeven. Daarbij een alfabetisch naamregister.
Van een handschrift van Boerhaave is bij de studie van Cohen een goed facsimile gegeven, dat ons welwillend is afgestaan om hierbij af te drukken. Het is een Latijnsch gedicht, en het doet ons zien dat de meesterachtige uiting van Peerlkamp over Boerhaave's vaardigheid in Latijnsche versificatie, waardoor de biograaf te veel geïmponeerd is, niet zwaar mag wegen; het gedichtje, eene eenvoudige uitnoodiging tot een bezoek aan Boerhaave's kruidtuin, in disticha, is aardig en vloeiend. Een ander staaltje van een Latijnsch gelegenheidsgedicht, dat men eveneens met pleizier leest, geeft Kroon, naar eene dissertatie.
Dan zijn er nog twee heel belangrijke bijdragen op ons gebied, vooreerst de reeks photographische af beeldingen naar een stenographisch dictaat van Van Swieten, met de volledige ontcijfering, door Van Leersum meegedeeld. Dan de studie van Hunger over Boerhaave's werk aan den Hortus Botanicus, en de beide Indices