Oude brieven.
Een wonderlijk hoofdartikel geeft Het Nieuws v.d. Dag van 14 Juni. De schrijver, H.G. Cannegieter Dz. betoogt in een stuk van drie kolommen, dat men alle ‘oude rommel’ moet vernietigen, of nog liever, dat men nooit iets moet bewaren. ‘Ik bewaar nooit iets, geen brief, geen reliquie, zei me eens een verstandige vrouw, want als ik eenmaal aan 't bewaren ben gegaan, dan kan ik het niet over me verkrijgen, die dingen aan kant te doen.’ Bij dezen raad beroept de schrijver zich, let wel, op Jezus. Hij had liever de autoriteit van den bibliotheek verwoester Omar, het voorbeeld van Gothen en Vandalen moeten aanhalen!
‘Vernietig elken brief, voordat hij de bekoring van een reliek heeft verkregen.’ ‘Daar liggen ze voor me, de oude brieven, keurig gerangschikt in pakjes met het jaartal er op. Moeten ze weg, dan maar allemaal tegelijk. Dat zal een opruiming geven!’ ‘In de snippermand er mee!’ En eindelijk leest hij zich zelf de les omdat hij een pakje brieven uit zijn gymnasiastentijd toch niet wegdoet en zich wijsmaakt (sic!) dat hij het als studiemateriaal moet bewaren.
Het is een slecht hoofdartikel, dat beter ongedrukt was gebleven. Heeft de schrijver het ernstig bedoeld? Uit de opmerking dat juist die bewaarde jongensbrieven hem plotseling zijn eigen leerlingen weer veel beter deden begrijpen, zou men bijna tot het tegendeel besluiten. In elk geval is het een gevaarlijk stuk; hoeveel lezers en lezeressen zullen het als ernst opnemen! Wellicht heeft het reeds hier of daar een stel kostbare oude brieven doen verloren gaan.
Is werkelijk gehechtheid aan het verleden eene belemmering voor den arbeid van het heden? Is het zoo verkeerd, dat ‘ons ik uit het heden’ eens in zijn dom voortwerken wordt gestoord door ‘die stemmen uit het verleden die lachen, zingen of gesprekken voeren, dikwijls in schrille tegenstelling met het heden’?
Neen, juist dat hebben we allen dringend noodig. De raad van Cannegieter, hij zij dan ernstig gemeend, of als paradox bedoeld, is slecht en gevaarlijk. Bewaren we met zorg al wat ons kijk geeft in het verleden, brieven en documenten, boeken en geschriften, monumenten en gebouwen! Laat ieder, aan wien het haastige heden eenigen tijd laat, in dat verleden een blik werpen. Dat verruimt den geest en verheft den mensch! Dat helpt het heden begrijpen en op zijn waarde schatten, dat geeft een juister kijk ook op wat de toekomst eischt.
Ook ik herinner me zoo'n ‘verstandige vrouw’. Haar man had zijn leven gewijd aan studie van het verleden, had daardoor schatten vergaderd en bewaard voor komende geslachten, en was door die werkzaamheid zelf een gelukkig man geweest in den besten zin, maar stoffelijke schatten had hij er niet door verworven. Zijn vrouw redderde de nalatenschap met vaste hand, wist alles zoo goed mogelijk te regelen met 't oog op de verdere opvoeding van de kinderen, maar ruimde alles weg, wat op een reliquie kon gaan lijken. Zelfs de exemplaren van de werken van den overledene werden te gelde gemaakt; zij vond het voor de zoons zelven niet wenschelijk dat ze de liefhebberij van den vader zouden volgen die zulk een sober bestaan gaf. Van vernietiging was bij deze regeling nog niet eens sprake; een derde kon er dus niets op aan te merken hebben. Maar was het voor de kinderen in waarheid het beste, dat de herinnering aan het levenswerk van den vader zoo geheel werd weggenomen?
Hoe veel mooier en juister dan Cannegieter's raad lijkt mij de tegen-