Het Boek. Jaargang 9
(1920)– [tijdschrift] Boek, Het–Boekbesprekingen.Eene honderdjarige boekdrukkerij.
| |
[pagina 59]
| |
grootste belangstelling vinden, juist die waarin niet de eenvoudige beroepsdrukkers worden behandeld. En dan in den modernen tijd! Wat is daar een drukker? Ja, een uitgever, en ook een auteur, weet wel, aan welke drukkerij hij met voldoening werk heeft toevertrouwd, en met welke hij liefst niet voor een tweeden keer te doen heeft, maar dit sluit nog geene belangstelling in voor het drukkerijbedrijf zelf. Sprekend is wel, dat in catalogussen en boekenlijsten wel vaak de uitgever, nooit de drukker wordt vermeld. Zoo stond dus de heer J.W. Enschedé schijnbaar voor geen aanlokkelijke taak, toen hij op zich nam, naar aanleiding van de viering van het honderdjarige bestaan van de drukkerij C.A. Spin en Zoon een historisch gedenkboek op te stellen. Maar wat een ander niet graag op zich zou nemen, moest hem toch wel aantrekken, daar hij juist door afstamming, geboorte, opleiding, en lateren voorkeur geneigd is een boek ook van den kant van den drukker te bekijken. Dat hij daarnaast aanleg en liefhebberij heeft voor historische nasporingen, behoeft hier niet nog geconstateerd te worden. Hij nam dus de taak op zich, en deze nam van zelf eene bijzondere gedaante aan. Eene geschiedenis van het bedrijf zelf samen te stellen, was volstrekt onmogelijk; van het archief der firma was niets overgebleven. Het komt mij voor, dat we dit volstrekt niet behoeven te betreuren. We vernemen nu niets over het bedrijfskapitaal, over definancieele moeielijkheden, over de gemaakte winsten, enz. enz., maar we krijgen in plaats daarvan heel veel, dat zeker den lezer meer boeit, en dat toch eigenlijk ook van hooger belang is. De onderzoeker heeft de vaak schrale gegevens over de drukkerij zelve steeds tot een levend beeld weten te maken door op de geheele boekenproductie in het behandelde tijdvak een blik te werpen. Zoo is onder zijne handen de geschiedenis van de drukkerij een stuk Nederlandsche beschavingsgeschiedenis geworden van groote beteekenis. De stichter der firma, C.A. Spin, uit Frederikstad a.d. Eider naar Holland teruggekomen, begint daar na eene opleiding waarvan we zoowat niets weten, in 1819, 27 jaar oud, eene steendrukkerij verbonden met eene boekdrukkerij. Om dit feit te begrijpen en de beteekenis te apprecieeren, wordt ons eerst in weinige bladzijden geschetst hoe de steendrukkerij, in 't eind van de 18de eeuw gevonden, zich verbreidde, en wat men van die nieuwe techniek scheen te mogen verwachten; en daarna wordt ons, ook weer kort, maar pakkend, de toestand van de boekdrukkerij in Nederland, en bepaaldelijk in Amsterdam, omstreeks 1819 geschetst. En daarbij blijft het niet; op de Nederlandsche beschaving en smaak van die dagen valt nog een ruimer licht. In enkele treffende voorbeelden wordt aangewezen hoe destijds de voorliefde voor wat uit den vreemde kwam, hier algemeen was, hoe vooral al wat Engelsch was, hier ingang vond. Voor de drukkerij overheerschte echter de invloed uit het zuiden; in het groote Koninkrijk der Nederlanden waren het de zuidelijke gewesten die den toon aangaven. En zoo moest de onderneming beginnen met de Duitsche steendrukkunst, de Belgische drukletter en de Engelsche of Amerikaansche ijzeren pers. Door in alle opzichten iets beters te geven dan de bestaande drukkerijen kon de nieuwe zaak slagen. Dit laatste was echter niet het geval met den steendruk; dit bedrijf werd weer van de hand gedaan. Spin beperkte zich tot den boekdruk, en wist zich daarin in een twintigtal jaren tot een van de vooraanstaanden in het land op te werken. In deze heele schets ontbreekt het intusschen volstrekt niet aan eene reeks van kleine feiten die ons de drukkerij en den drukker zelven doen | |
[pagina 60]
| |
kennen. Wat geen handelsboeken ons leeren, daarvan vindt Enschedé aanwijzingen, deels in het drukwerk zelf, dat hij, wel niet in eenigszins volledige reeksen, maar toch voor elk tijdvak in eenige voorbeelden, soms zelfs in vrij groote hoeveelheid heeft weten te vinden. Zelfs van de steendrukken wijst hij er enkele aan, ook van den boekdruk uit de oudere periode, maar natuurlijk veel meer uit den bloeitijd, van omstreeks 1840 af. Van het grootste belang zijn de periodieke uitgaven; voor den ouderen tijd de dames-almanakken: Alm. voor het schoone en goede, Jaarboekje aan bevalligheid, deugd en kunst gewijd, Muzen-Almanak. En dan vooral het Handelsblad; het ontstaan er van na eeniggescharrel (1827-1831) wordt ons geschetst; daarna drukt Spin het tot 1898. Ook de Gids is lange jaren door Spin gedrukt. En het Nederlandsch Magazijn met zijn rijke illustraties, dat ouderen zich nog zoo goed uit hun jeugd herinneren. En behalve met de boeken en tijdschriften komen we, evenals de drukker zelf natuurlijk in sterke mate, in aanraking met de uitgevers, en ook met de auteurs zelven van de 19e eeuw. Tot de belangrijkste beschouwingen zou ik willen rekenen, die over de vraag, waaraan het welslagen van zulk eene onderneming te danken is. ‘Natuurlijk aan den persoon en de persoonlijkheid van Spin zelf’. Evenzeer ziet E. met het optreden van den zoon J.H.A. Spin (sinds 1845) eene vernieuwing van de zaak; in den plotselingen dood van dezen in 1857 een oorzaak van stilstand. Eindelijk blijkt de laatste firmant C.A. Spin iemand geweest te zijn die niet de geschiktheid en de energie had om de zaak weer op de hoogte van zijn tijd te brengen, die haar gaande hield zooals ze eenmaal ging, en haar in 1897 naliet in een staat van verval. Sedert heeft het ‘zinkende schip’ een nieuwen stuurman gekregen (1899), den heer Wieling, die het voor zinken heeft weten te behoeden, en het op de hoogte van den nieuwen tijd heeft gebracht. Ook in deze latere hoofdstukken zijn nog tal van passages van meer algemeen historisch belang. Zoo wordt gewezen op den invloed van het moderne verkeer op den gang van de zaken in ons land, op de moeielijkheden waarmee het moderne bedrijf te rekenen heeft. We krijgen allerlei bijzonderheden over het Bijbelgenootschap en zijne uitgaven. Maar een korte opsomming geeft hier volstrekt niets, en het boek geeft juist over zoo menig onderwerp iets van belang, soms heel veel. Het uiterlijk van het boek trekt ook in meer dan een opzicht de aandacht. Deels door aparte eigenaardigheden die de kennismaking waard zijn, maar daarom nog niet tot navolging behoeven op te wekken. Zoo het verbannen van de noten naar achteren, zonder zelfs eene aanwijzing in of bij den tekst zelven; daarvoor in de plaats komt een inliggend strookje als ‘regelwijzer’. Voorts een los bijgevoegd registerblad in geheel anderen druk. Ook de druk zelf met wijd vaneen staande regels zal misschien niet precies zoo navolging vinden, maar hij laat zich zeer aangenaam lezen, en de afdruk van letter en bladzijde is voortreffelijk. De eenvoudige, geestige vignetten boven en onder de hoofdstukken doen den heer Dirk Nijland eer aan. Tegenover den titel is het portret van den ouden Spin naar eene schilderij van 1881 in vierkleurendruk gegeven.
C.P.B. Jr. | |
[pagina 61]
| |
Kaartsysteempjes.
| |
[pagina 62]
| |
dat kaartsysteemGa naar voetnoot1) ‘toch wel handig’ vindt, en er op inteekent. Hij heeft echter zelf geen tijd, om de kaartjes te rangschikken. Maar z'n oudste dochter vindt die kaartjes ‘eenig’, en heeft er veel genoegen in om 't voor papa netjes in orde te houden. Dat gaat eerst een paar maanden uitstekend en papa verkneukelt zich in z'n keurig ‘kaartsysteempje’; maar dan begint langzamerhand de aardigheid er af te raken, de kaartjes-voorraad stapelt zich eenige weken op, omdat dochterlief zoo erg moest lezen en tennissen en fietsrijden; er wordt nog eens een kloek besluit genomen en min of meer mopperend de voorraad opgeborgen, en dat gebeurt dan nòg eens, als papa op zijn beurt gemopperd heeft.... maar daarna blijven de kaartjes liggen, stapelen zich op tot torens hoogte, liggen hier en daar te slingeren; Zijn weledelgestrenge ziet, dat hij er op deze manier niets aan heeft en gooit ‘den rommel’ ten slotte maar op zolder ... Ik geloof zeker, dat het, enkele uitzonderingen niet te na gesproken, zoo gaan zal, overal.... en dat ten slotte het aantal inteekenaren op al die dwaze ‘kaartsysteempjes’ zoo gering zal worden, dat de uitgevers, met deze malligheid moeten ophouden .... en ik zeg het zonder blikken of blozen, de wensch is hier de vader der gedachte: ik hoop van harte, dat het zoo gaan zal, anders: worden we misschien op een goeden dag nog gelukkig gemaakt meteen ‘Weekblad van het Recht’ ofeen ‘Winkler Prins’ in kaartsysteem .... En de hemel beware ons daarvoor, want dit alles is ruimte- en arbeid- en tijd- en geldverkwisting in hooge mate. J.D.C. van Dokkum. |
|