Het Boek. Jaargang 11
(1922)– [tijdschrift] Boek, Het–
[pagina 321]
| |
[Nummer 7]Nieuwe zestiende-eeuwsche vondsten.Een fragment van een devoot boekje in zeer klein formaat.Het fragment, dat ik hier ga beschrijven schijnt bij het eerste bekijken niet zoo heel veel te beteekenen. Een sterk beschadigd blad papier, blijkbaar uit een ouden band gekomen, slechts aan één kant bedrukt met acht kleine bladzijden, waarvan er zes geheel of bijna geheel bewaard zijn. De druk heeft niets bijzonders; het is de gewone letter van het begin van de zestiende eeuw, die we plegen te noemen naar Hendrick den Lettersnijder; de initiaaltjes in twee soorten behooren daarbij. De inhoud is in dien tijd iets heel gewoons, vrome meditatiën op het lijden van Jezus; welke tekst het is, kan alleen een toeval ons leeren, wanneer we in een van die tallooze devote boekjes dezelfde woorden terugvinden. Toch trok het fragment bij herhaald bestudeeren mijne aandacht nader; geheel ongewoon is het formaat. De bladzijde heeft slechts 14 regels, de hoogte van den drukvorm is nog niet 7 centimeters. Dat komt heel zelden voor; altijd hebben die devote boekjes 19, 20 of 21 regels op de bladzijde. Deze eigenaardigheid kan dus leiden tot de ontdekking van den drukker en van het boekje. Hoe nu de boekjes van dit kleine formaat te vinden? Deel I van De Amsterdamsche Boekdrukkers doorsnuffelen, de Art typographique van Nijhoff doorbladeren, de Nederlandsche bibliographie van Nijhoff en Kronenberg doorloopen, en tegelijk een beroep doen op het geheugen van mej. Kronenberg zelve, die in de laatste jaren bijna alle Nederlandsche boekjes uit het tijdvak dat hier in aanmerking komt, onder de oogen heeft gehad. Ik deed dit alles, al was de uitkomst van te voren onzeker; het boekje behoeft immers geen Amsterdamsche druk te zijn, het zou wel heel toevallig zijn als juist van dit boekje een specimen door Nijhoff was gereproduceerd, in de Nederlandsche Bibliographie is het heel lastig zoeken als men geen andere aanwijzing heeft dan het getal regels op de bladzijde, en het menschelijke geheugen, zelfs van mej. Kronenberg, kan niet alles vasthouden. | |
[pagina 322]
| |
Al de vier wegen brachten op één spoor; het boekje Dye corte doornen Croon, ‘Gheprent tot Amstelredam, bi mi Jan Seuerzoon dye Croepel, wonende in den Nijzel In dye vier Heemskinderen’, was het eenige boekje in dit kleine formaat dat ik in de drie geraadpleegde werken beschreven en afgebeeld vondGa naar voetnoot1), en ook het eenige dat mej. Kronenberg zich dadelijk herinnerde. Wat de beschrijvingen van den inhoud meedeelden beantwoordt ook zoo geheel aan wat de bladzijden van mijn fragment te lezen geven, dat ik hoopte het hier gevonden te hebben. Mijn ambtgenoot van de Koninklijke zendt mij het boekje - en het is toch iets anders, al is ook werkelijk formaat, druk, en ook de aard van het werkje zelf van eene treffende overeenkomst. Dye corte doornen Croon zit in een merkwaardig oud, zeer versleten en beschadigd stempelbandje, dat eens zeker heel mooi geweest is, met twee Heiligen in blindstempel op de platten, en met koperen slootjes. Het bevat behalve de doornencroon nog twee gedrukte boekjes en een aantal devote handschriftteksten, waaronder Onser liever vrouwen psalter en Onser liever vrouwen crone. ![]() De twee boekjes zijn: 1o. voorin een Kalendarium in rood en zwart gedrukt; zoo ver ik zie, niet beschreven in de Nederl. bibliographie. Het heeft ook de letter van Hendrick den Lettersnijder. Het bestaat uit twee vel druks; twee bladen, A1 (de titel) en A8 (de maand Juli) ontbreken. Op den kalender volgt het begin van het Evangelie van Johannes en enkele gebeden. Of met B8 het boekje uit is, is niet zeker. Denken we om de gelijkheid van formaat aan Jan Severszoon als mogelijken drukker ook van dit boekje, dan herinneren we ons dat hij, de kreupele, bekend was als drukker van een dergelijk werkje dat hij ‘Des crepels calengier’ betitelde, en dat we alleen kennen uit | |
[pagina 323]
| |
een vermelding in de Naamlijst van eenige zeldzame boeken en manuscripten door J. KoningGa naar voetnoot1). Daar wordt de druk op 1526 gezet, en het adres was achterin het boekje te vinden. Het is dus mogelijk dat we hier een exemplaar van des crepels calengier hebben, dat er nog een vel C behoort te volgen met titelopgaaf, adres en jaartal. Het zou ook kunnen zijn, dat we hier een latere uitgaaf van den Calengier van Jan Severzoon hebben. - 2o. Achterin het bandje, na de doornenkroon volgt Sint Annen Crans, ook bestaande uit twee quaterns van 8 blaadjes; hier ontbreekt het slot, blad B8Ga naar voetnoot2). Het boekje komt in druk en in aard sterk overeen met de Doornen croon. Ik zou, nu het blijkt, dat devote boekjes in dit kleine formaat zoo buitengewoon zeldzaam zijn, wel geneigd zijn, voorloopig al deze boekjes, ook mijn eigen eenzijdige fragment aan een en denzelfden drukker, dus aan Jan Severszoon die Croepel, toe te schrijven. En misschien hebben het fragment en de doornen croon niet alleen denzelfden drukker, maar ook een en denzelfden auteur, al kunnen we er geen naam bij zetten. De opzet verschilt, doordat in mijne zes bladzijden niet zoo uitsluitend de doornenkroon als motief genomen is, maar de beschrijving en beschouwing over de passie in al hare details schijnt mij zoo gelijksoortig, dat ik wel zou willen aannemen, dat een en dezelfde geloovige schrijver de beide werkjes gesteld heeft. Maar - misschien herkent een lezer van de fragmentblaadjes het werkje, waartoe ze behooren; in dat geval houd ik mij voor mededeeling aanbevolen. ![]() Over den druk nog eene opmerking. De blaadjes sluiten, zoover ik zie, niet aaneen, behalve misschien op ééne plaats; de zin: ‘O lieve mensche denct hertelijcke hoe die schamelijcke maechdelijcke here also naect stont met also bloedige diepe won-’ schijnt wel door te loopen in de woorden: ‘den ende dat bloet liep ouer v minlijcke aen- | |
[pagina 324]
| |
sichte...’ Maar juist die blaadjes kunnen onmogelijk bij opvouwen van het blad aan elkaar komen te sluiten. We zouden dus met een blad misdruk moeten te doen hebben, wat ook de onbedrukte keerzijde zou verklaren. Dit laat zich wel overeenbrengen met mijne veronderstelling dat het een druk van Jan Severz. te Amsterdam zou zijn. Immers al kan ik de herkomst van het blad niet aangeven, het behoort vrij zeker in Noordholland tehuis. ![]()
Een druk van Willem Jacobszoon, mede uitgegeven door Jan Peterszoon.
In het werk De Amsterdamsche boekdrukkers en uitgevers in de l6e eeuw, in 1896 begonnen door E.W. Moes, later door mij voortgezet, zijn de bekende Amsterdamsche drukken en uitgaven van de 16e eeuw volledig beschreven, voor zoover wij ze onder ons bereik vonden, en van de hier en daar vermelde, maar niet teruggevondene is ook medegedeeld wat er van bekend was. Sedert de voorloopige voltooiing van het werk (1915) konden we reeds herhaaldelijk nog nieuwe vondsten op dit terrein boeken. Soms zijn het vroeger vermelde boeken, waarvan een exemplaar opduikt, soms boeken, waarvan tot dusver geene melding was gemaakt. Meestal zijn het uitgaven uit het laatste gedeelte van de 16e eeuw, den protestantschen tijd, | |
[pagina 325]
| |
toen de boekenproductie te Amsterdam een heel rijken omvang had. Uit den schaarscheren katholieken tijd vinden we uit den aard der zaak slechts zelden iets nieuws, en we mogen dus als iets bijzonders de vondst aankondigen van een nog niet bekende uitgaaf van Willem Jacobszoon, die bovendien den bijna geheel onbekenden Jan Peterszoon tot medeuitgever heeft.
⁌ Dit zijn die hon//dert Artikelen vander Passien // ons Heeren Jesu Christi. // (houtsnede: de mis van Gregorius.) Op de keerzijde: ⁌ Hier beghinnen hondert merckinghe // oft ghepeynsinghe der passien ons liefs // Heeren Jesu Christi / welck elck iongher // ons Heren elckes dages sal lesen / en̄ ouer // dencken / ende hem seluen onsen Here Je-//su Christo oetmoedeliken pijnen te gelijc-//ken in zijnre passien. // ⁌ Dat eerste Artikel. // (tekst aanvangende met houtsnee-beginletter A met voorstelling van den evangelist Lucas.) Op bl. B 5 verso slechte houtsnede: Jezus aan het kruis. Op bl. C 4 recto kleine Maria-houtsnede. Op bl. C 8 recto het slot: nen // ende dat in al onse wercken moet ge-// schien die eere Gods ende ghemeen or-//ber der menschen. AMEN. // (-?-) (-?-) (-?-) Daaronder het dubbele colophon: Gheprent tot Aemstelredam / aen de ou-//de side in sinte Annenstraet / by my // Willem Jacobzoon / woenende // in Enghelenburch. Ende men salse oock te coep vijnden / op // den Vighedam / by Jan Peterssoen // woenende int groene Vallicxkē. // (-?-) (-?-) (-?-) De laatste bladzijde is blank. Het boekje bestaat uit 3 vel druks; elk 8 blaadjes van 22 regels op de bladzijde; sign. A-C.
Het belangrijkste van dit boekje is het laatste blaadje met de twee adressen. Willem Jacobszoon was in het midden van de 16e eeuw een drukker en uitgever van eenige beteekenis te Amsterdam. Hij woonde in Sint Annenstraat in Engelenburg, het uithangteeken van Doen Pieterszoon, wiens houtsnee-materiaal hij ook gebruikte, zoodat we hem wel als diens opvolger moeten beschouwen. De voorstelling van MoesGa naar voetnoot1), dat hij slechts toevallig in een huis met den Engelenburg kwam te wonen, en later bij gelegenheid het materiaal van Doen Pietersz. wist te verwerven, is niet zeer aannemelijk. Als uitgever en drukker staat Willem Jacobsz. zeker niet op eene lijn met den voorganger. Hij drukt meest klein goed, schoolzangen voor de rectoren, mirakelboekjes, en andere devote boekjes enz., alles uitgaven die | |
[pagina 326]
| |
slechts bij uitzondering bewaard blijven, en waarvan dan ook slechts enkele exemplaren overgebleven en beschreven zijn. Vele van deze boekjes zijn, als het nu gevondene, ongedateerd. De jaartallen, die in sommige boekjes voorkomen, loopen uiteen van 1548 tot 1568. Daarna moet hij, volgens Augustyn van Teylingen nog gedrukt hebben het Liedeken op het jaar 1572 van Hendrick van Biesten. Van Jan Peterszoon hebben we geen enkele gedateerde uitgaaf. Moes kon van hem niets anders beschrijven dan een ongedateerd Engelsch drukje, dat te Cambridge bewaard isGa naar voetnoot1). Hij geeft echter eenige data uit archiefstukken: Jan was de zoon van den drukker Pieter Jansz. Tyebaut; hij legde 29 Mei 1546 voor Weesmeesters eene verklaring omtrent zijn vader af, en huurde van 1547 tot 1570 ‘de nye stede aan 't huis van St. Lukas opten Middeldam.’ Zijne jaren vallen dus bijna geheel samen met die van Willem Jacobszoon. Is het nu mogelijk het boekje binnen de wijde grenzen precieser te dateeren? De druk, en de houtsneden geven, zoover ik zie, geen houvast. Trouwens het eenige behoorlijk afgedrukte houtsneetje is de initiaal met St. Lucas, en hierin dacht ik een oogenblik, op grond van eene beschouwing van Moes, eene aanwijzing te kunnen vinden. Moes heeft namelijk drie drukken beschreven van het boekje ‘Die vindinge vant hoochweerdige ende heylighe Sacrament’, waarvan twee het jaartal 1568 hebben, terwijl het derde ongedateerd is. Dit ongedateerde boekje zette hij omstreeks 1555, om het zoo dicht mogelijk te houden bij de Latijnsche mirakelboekjes, die trouwens ook ongedateerd zijn, maar-om niet zeer overtuigende overwegingen -op 1555 waren geplaatst. En als hij dan iets verder een ander ongedateerd boekje bespreekt, ‘een seer devoot Boecxken om een yeghelijck, hem seluen inder Missen te oeffenen’, dan tracht hij door vergelijking van de afdrukken van deze Sint-Lucasbeginletter, die zoowel in het ongedateerde mirakelboekje als in dit devote Boecxken voorkomt, eene relatieve dateering te vinden. De A is namelijk in het ‘devote Boecxken’ nog niet zoo afgesleten als in ‘die Vindinghe’; het zou dus vóór dit laatste boekje, dus vóór 1555 gedrukt moeten zijn. Zoo doorgaande zouden we onze nieuw gevonden ‘hondert Artikelen’, waar de initiaal nog heel mooi en gaaf is afgedrukt, nog vroeger kunnen zetten. Dit alles staat echter geheel op losse schroeven. Voor al de mirakelboekjes hebben we geen vroeger jaartal dan 1568. Al nemen we | |
[pagina 327]
| |
nu aan dat de ‘hondert Artikelen’ met de gave houtsnee-A ouder zijn, dan blijft er nog een zeer ruime speling, van het beginjaar 1548 af. Zoo kunnen we kort samenvatten wat de nieuwe vondst ons geeft: eene vermeerdering van de ongedateerde boekjes van Willem Jacobsz., een uitgaaf van Jan Petersz. van wien we geen enkele Hollandsche uitgaaf kenden, een blijk van beider samenwerking, een goeden afdruk van een aardige houtsnee-beginletter, en ten slotte een onbekende uitgaaf van het boekje zelf, de ‘hondert Artikelen’. Dit laatste is eigenlijk van ondergeschikt belang; het is een late nadruk van een ouder boekje. Nijhoff-Kronenberg beschrijven (no. 145 en 146) twee drukken, van Jan Seversz. te Leiden met dateering 9 Oct. 1514, en van Peter Jansz. te Leiden zonder jaar. Zij karakteriseeren het werkje als een ‘bewerking en uitbreiding van: Heinr. Suso, Hundert Betrachtungen und Begehrungen’ en verwijzen naar H.U. Meyboom in Arch. v. Ned. Kerkgesch. I (1885) 173-207. | |
Jacob Roecx maker van een devoot boeksken.Achter de ‘hondert Artikelen’ zijn twee soortgelijke boekjes gebonden, beide uit ongeveer denzelfden tijd, die ook eenige aandacht verdienen. Het laatste, een defect exemplaar van ‘die vijftien bloedstortingen’ zonder naam en jaar, is hier al kort besproken (blz. 281); het bracht ons op den weg om den aanvang van het refereingedicht op Maria te vinden. Het andere bewijst ons een soortgelijken dienst. Het is een boekje dat we al kennen, maar deze zoover ik weet nog niet beschreven druk brengt den auteursnaam. ⁌ Eē seer deuoot // Boecxken om een yeghelijck hem sel-//uen inder missen te oeffenē / wijlen ge-//maect by eenen deuoten regulier ghe-//naemt broeder Jacob // roecx priester. // (houtsnede: de mis) // Gheprint Thantwerpen op die Lom-//baerde Veste inden witten Hase-//wint by my Jan van Ghelen. 3½ vel, 28 bl. van 23 regels op de bladzijde, sign. A-D. Laatste blad, voorzijde onderaan: ⁌ Gheprint Thantwerpen op dye Lombaerde Veste inden witten Hasewint by my Jan van Ghelen. Int Jaer m. ccccc en̄ Lxix. Keerzijde: ⁌ Dit boecxken is gheuisiteert / ende // gheapprobeert / by Meester Jasper // de Mera / Licentiaet inder Godheyt. // Ende gheteeckent by Meester // Jeronymus Bou-//dewijns. // FIDE NVNQVAM// POLLVTA. // (drukkersmerk: wapenschild met naammerk, steunend op een haas, gehouden door twee hazewinden). | |
[pagina 328]
| |
Deze beschrijving toont dat het een variant is van het hiervóór (blz. 326) aangehaalde, door Moes (1 blz. 258) beschreven boekje. Beide, het Amsterdamsche en het Antwerpsche drukje, komen geheel overeen; bladzijde voor bladzijde, regel voor regel geeft denzelfden tekst, behoudens kleine afwijkingen in spelling en afkortingen. De wezenlijke verschillen zijn die in titelhoutsnede, initiaaltje, colophon, drukkersmerk; de in den Amsterdamschen druk ontbrekende approbatie - en vooral de auteursnaam op den titel van het Antwerpsche drukje. Moes kende den auteur blijkbaar niet, toen hij het Amsterdamsche boekje beschreef. Bij Nijhoff-Kronenberg komt noch de auteur noch het werkje voor. We staan dus voor de vragen, of van den ‘devoten regulier broeder Jacob Roecx priester’ en van zijn werk iets meer bekend is; wie brengt hierop eenig antwoord? De heer p. B. Kruitwagen schrijft mij: Jacob Roecx was Regulier kanunnik van de Windesheimsche Congregatie, en woonde in het klooster St. Maria ten Troon (Thronus B. Mariae) bij Grobbendonk (Herenthals)Ga naar voetnoot1). - Zie titelblad van een ander werkje van hem in Cat. Bissch. Mus. Haarlem (1913), blz. 198, n. 310, waar ik vergeten heb bij te voegen: Laatste blad verso: Ghedruckt tot Ghent, bij die Weduwe van Pieter de Clerck. 1577.
C.P. Burger Jr. | |
[pagina *29]
| |
![]() |
|