Het Boek. Jaargang 11
(1922)– [tijdschrift] Boek, Het–
[pagina 329]
| |
Een catalogus van den Amsterdamschen boekverkooper Cornelis Claesz.Een beschrijving door den heer M.M. Kleerkooper in het Nieuwsblad voor den Boekhandel 1910, bldz. 149 v, 166 v., en 'n paar facsimile's in W.P. van Stockum Jr's La librairie etc en Hollande (la Haye 1910) no. 15-18 hebben, een tien-tal jaren geleden ruim, uit de Bodleian Library te Oxford, een catalogus van Cornelis Claesz voor 't voetlicht gebracht. Al wat er van was gehoopt gaf deze vondst zeker niet. Haar titelopgaven waren, bibliografisch gesproken, maar heel onvoldoende. Maar wat nog meer teleurstellend was: 't ontdekte boek bleek niet, zooals E.W. Moes in Moes/Burger, De Amsterdamsche Boekdrukkers II (Amst. 1907) bldz. 194 had gehoopt - een fonds-, maar 'n magazijncatalogus te wezen. 't Somde op wat Claesz op zijn zolders in voorraad had en in zijn winkel ten verkoope bood, maar vermeldde slechts heel enkele edities, die door hemzelf in 't licht waren gegeven. Toch was 't met dat al 'n goed oogenblik, toen aan den dag kwam, dat Engelands vermaardste Academiestad dezen catalogus opleverde. Geeft deze toch welkome bijdragen tot aanvulling van onze nog geringe kennis omtrent den debiethandel hier te lande in 't begin der 17e eeuw, om met Kleerkooper te spreken. En dan: Cornelis Claesz was onder de Amsterdamsche uitgevers van ± 1600 niet de eerste de beste. Eer omgekeerd: facile princeps. Om zijn groot aantal belangrijke uitgaven. Maar niet minder omdat zijn zaak ‘Opt water int Schrijfboeck bij de Oude Brugghe’ - gelijk 't wel gezegd is - ongeveer 'n hoogeschool voor den boekhandel heeft gevormd in dien tijd, zóóveel uitgevers als er voor en na hun opleiding in hei vak hebben gekregen. Al wat onze kennis aangaande hem en zijn bedrijf verruimt is ons vanzelf welkom. Daarom is er, dunkt mij, dan ook wel reden hier eens te vermelden dat er van het werk in kwestie een jaar of vijf nadat dat Oxfordsche exemplaar gedrukt werd ook nog een tweede druk is uitgekomen. | |
[pagina 330]
| |
Te meer reden zelfs omdat die tweede druk, blijkens een exemplaar daarvan in de Staats- und Universitätsbibliothek te Königsberg (Pr.), een aanmerkelijk uitgebreide is. Al is de structuur ervan dan zoo goed als geheel hetzelfde. Daar hebt ge bijvoorbeeld de eerste afdeeling der editie van 1604, die met de latijnsche werken. Wat titel en wat rubrieken betreft stemt die van 1608Ga naar voetnoot1) daarmee geheel overeen. Maar de omvang van beide loopt omgekeerd zelfs in niet geringe mate uiteen. Hier 74 bladzijden titels tegen in 't Oxfordsche exemplaar slechts 39. Meer onderscheid levert het tweede der door Kleerkooper beschreven onderdeelen op. Niet alleen is dit in de editie van 1608 geheel naar het eind van den Catalogus verhuisd, zoodat het dan min of meer de plaats van een aanhangsel inneemtGa naar voetnoot2): ook geeft het, in plaats van de boeken der voorjaarsmis van 1604 die van den herfst van 1609. Maar meer nog: ze deelt de 10 bladzijden titels, waartoe de oorspronkelijke zeven nu zijn uitgedijd, op een andere manier in, n.l. in: Libri Theologici; Libri utriusque iuris; Libri medici; Libri Politici, Historici et Geographici; Libri Philosophici et aliarum artium; Libri poetici et ad rem metricam facientes; Teutsche Theologische Bucher, Bucher in allerley Kunsten. Volgt de derde afdeeling van den druk van 1604, de Catalogus librorum germanicorum. Hier is het verschil opnieuw tot een minimum beperkt. 21 Bladzijden titels in plaats van 15, ziedaar alles waarin de latere oplaag zich van de oorspronkelijke onderscheidt. Afgezien dan van een kleine wijziging in zake het vignet, dat den titel versiert. Jodocus Hondius' kaartje van Holland werd daarbij door een gravuretje van de wereld in twee halfronden vervangenGa naar voetnoot3). En daarmee dan, voor zooveel het 't exemplaar uit de Bodleian Library aangaat, het slot! Niet zoo echter ten aanzien van het Königsbergsche. Hiervan komt het einde eerst na nog een vierde rubriek, een lijst van Fransche boeken. De titel daarvan luidt als volgt: Catalogue / des livres / francois, qui se vendent chez / Cornille Nicolas, / aucuns receuz nouvellement d'An/vers, Paris, Lyon, Geneve / et Francfort / Koper- | |
[pagina 331]
| |
gravure: een kaartje van Gallia, als vignet. En dan: a Amsterdam,/ l'An MVIC IX/Ga naar voetnoot1). En de rubrieken, waarin de 26 bladzijden titels, die dit boekje ons biedt, zijn onderverdeeld, dragen de volgende opschriften: Livres de la Theologie; Historiques, Poetiques et Philosophiques; En l'Aritmetique; De la Navigation et Geometrie - En droict - En Medecine-Toutes sortes des Dictionaires et Vocabulaires; Musique Francoise; Musica italiana; Musici latini; Hoch- und Niderteutsch Musyck-Libri italici-Libri hispanici.
Als gezegd beteekende Kleerkoopers vondst geen belangrijke toename van onze kennis omtrent uitgaven van Cornelis Claesz zelf. Mag de editie van 1608 in dit opzicht misschien hooger worden gesteld? Tot mijn spijt kan ik die vraag onmogelijk bevestigend beantwoorden. Eer omgekeerd geeft ons deze te dien aanzien een nog schraler oogst. Bepaal ik mij toch tot de opsomming van zulke boeken als wel in dien tweeden druk voorkomen, maar in den eersten worden gemist, dan heb ik er maar van een enkel gewag te maken. N.l. van: La communion des Saints, translaté d'Anglois en François par Jean de l'Escluse à Amsterdam, chez Cornille Nicolas, 8. 1608. Voor 't overgroote meerendeel kwamen dus de boeken, die Claesz' Catalogi aanboden, van andere persen dan de zijne. Van welken aard was nu echter de lectuur, die daar aan het Damrak van wijd en zijd bijeen werd verzameld, om onder de menschen te worden gebracht? De zeer diverse rubrieken, waarvan hiervóór melding werd gemaakt, deden reeds zien dat het daarbij inderdaad om 't meest uiteenloopend materiaal ging; dat Claesz geen specialist was. En met dat al zijn er twee branches, die zelfs nogal sterk op den voorgrond treden. Dat eene daarvan de theologische is geweest, zal niet verwonderen. Hoe sterk in het 17de-eeuwsche Nederland het interesse voor godgeleerde en geloofs-vraagstukken was is van algemeene bekendheid. En bevreemdend is toch eigenlijk ook niet dat naast die godsdienstige lectuur de zeevaartkundige een niet geringe plaats blijkt in te nemen. Omstreeks 1600 viel immers juist het tijdperk van onze onvergelijkelijke ‘oude voyagien’! Er moest wel belangstelling zijn voor de verhalen, waarin die op alle zeeën en in allerlei landen beleefde avonturen werden publiek gemaakt, en voor zeevaartkundige en geografische hulpmiddelen. Slechts dit eene verbaast niettemin: | |
[pagina 332]
| |
dat het met die belangstelling zóó'n vaart heeft geloopen, dat ze zóó serieus is geweest. Ziehier toch wat ter harer bevrediging in Claesz' Catalogus zoo al werd aangeboden:
Gerardi Mercatoris Atlas; sive Cosmographiae Meditationes, de fabrica mundi et fabricati figura: aeneis tabulis a Judoco Hondio auctus ac illustratus, fol. Amstelreodami(!) 1608. Mappae mundi. Orbis terrarum descriptio geographica et Hydrographica authore Judoco Hondio, ubi praeter exactam graduum supputationem multa etiam historica inferuntur in foliis patentibus et cum figuris illuminatis cum coloribus. ejusdem Petri Plantii. Ludovici Tesseirae. Henrici a Langeren. Olivarii a Nort, qui eundem orbem terrarum circumnavigando lustravit. Gerardi Mercatoris, in foliis patentibus. Guilelmi Janssonii cum globis foliis patentibus. Petri Plantii cum globis foliis patentibus. Atlas minor Gerardi Mercatoris a Jodoco Hondio plurimis tabulis auctus et illustratus, in 4 Amstelreodami (!). Descriptio Trium Navigationum ab Hollandis ad arcton factarum. fol. Descriptio Navigationis primae et secundae Batavorum in Indias Orientales, fol. 1599. Expeditio Franc. Draeck in Indias Occidentales 4. Neundter und letzter theil Amcricae .... enz. Additamentum, oder Anhang des neundten theils Americae, dass ist die Schiffahrt Oliviers von Nord durchs Fretum Magellanicum, umb die gantze Weltkugel verrichtet, in fol. Neuwe Schiffahrt einer dreyjährigen reyse, so durch Georgen von Spilbergen von Anno 1601 biss Anno 1604 verrichtet worden, in 4 bey de Bry. Erste Schiffahrt der Höllander in Ostindien nemblich Java und Sumatra, in fol. Ander Theil der Orientalischen Indien von allen volckern, insulen, meerporten, fliessenden wassern und anderen Orten, so von Portugal ausslengst dem gestaden Aphrica biss in Ostindië und zu dem land China, sampt andern Insulen zu sehen sind, in fol. Fran. etc. Dritter Theil Indiae Orientalis, darinnen erstlich das ander theil der Schiffahrten Johan Huygens beschrieben wirdt; II der Holländer Schiffahrt in Javam und Sumatram; III Drey Schiffahrten der Holländer nach Ostindien durch das mittnachtische oder Eissmeer, darinnen viel unerhorts ebentewer, in Fol. Franckfort. Viertertheil der Orientalischen Indien, beschrieben durch Johan Huygen | |
[pagina 333]
| |
von Lynschoten. Item ein Schiffahrt der Holländer in OstIndien von Anno 98 biss Anno 99 verrichtet, in fol. Funffter theil der Orientalischen Indien eygentliche beschreibung der Hollandische Schiffahrt mit 8 Schiffen so Anno 98 zu Amsterdam abgefahren, theils Anno 99 und theils Anno 1600 mit grossem reichthumb widerkommen, fol. Sechster theil der Orientalischen Indien, beschreibung des goldreichen Konigreichs Guinea, sonst das gold gestatt von Mina genannt, in Africa gelegen. in fol. Siebender Theil der Orientalischen Indien, darinnen begriffen I eine dreyjarige Reise Georgi von Spilbergen, II eine neunjarige Reiss eines Venetianischen Jubilirers, Casparis Balbii genant. fol. Achter theil der Orientalischen Indien, in fol. Francoforti, bey de Bry. Appendix des Achtentheils der Orientalischen Indien begreiffendt drey Schiffahrten sonderlich aber die jungste eroberung der Portugalischen Festung Ambona und Tidor, in fol. Francofurt. Reisse und Schiffahrt Olivarii von Nordt umb dem gantzen Erdkreitz durch das Fretum Magellanicum Anno 1598, 1599, 1600, 1601 gethan, in 4 Amstelredam. Johannis Hugonis Linschotani, Reysse unnd Schiffahrth in Ost- und West-India, sampt einer beschreibung der Trachten, Sitten, Religion etc. Von vilen frembden gewaschen neben vilen andern sachen, so ihm selbst begegnet. Erkleret durch den Hochgelerten D. Bernhardum Paludanum Medicinae D. zu Enckhusen fol. Lucas Johann. Wagneri, von Enckhuysen Erfahrnen Piloten. Spiegel der Meerfahrt. In welcken alle Meer ufer von Frankreich, Hispanien, Engellant, etc. in viel Zeecarten zusammen getragen. fol. Martini Frobischer Schiffarth auss Engellant in die Lander gegen West und Nord-West im Jahr 1577. 4. Uldrich Schmidls Schiffarth in Americam, del Rio della Plata in Anno 1534 gethan, 4. Johan Straden von Homberg, und Johannes Leri Schiffarth in Brasiliam. Description des trois voyages, faits par les navires d'Hollande et Zelande au Nord, par Gerard de Veer, fol. Amsterdam. Histoire de la Navigation des Indes Orientales, par les Hollandois, Amsterdam 1598. Description du penible voyage, faite en retour de l'Univers du Monde, par Olivier a Nort, fol. 1602. Description de la Mer Mediterranée, composé par Cartes et descriptions avec grand travail et diligence, par Guillaume Bernard, Pilote, 1599 fol. Thresor du navigage, contenant l'entiere navigation de la Mer orientale ou d'Est, Septentrionale et Occidentale, par Lucas Jansz Waghenaer. fol. 1605. | |
[pagina 334]
| |
Miroir de la Navigation de la Mer Orientale et Occidentale, par Lucas Jansz Waghenaer. fol. 1605Ga naar voetnoot1). Haarlem. A.A. van Schelven. | |
Naschrift.Het is een heel belangrijk boekenlijstje, dat de heer Van Schelven uit den catalogus van Cornelis Claesz heeft genoteerd. Ondanks de vaak te korte titelopgaaf zijn de meeste boeken wel te herkennen. Het lijstje brengt een aantal titels van werken door Cornelis Claesz zelf uitgegeven naast eene reeks Duitsche uitgaven, die blijkbaar door hem in Holland verspreid werden; het geeft ons merkwaardige nieuwe inlichtingen, en legt ons ook weer nieuwe raadsels voor. Voorop stelt Cornelis Claesz het groote geografische standaardwerk van dien tijd, den Atlas van Mercator, door Hondius nieuw uitgegeven; hiervan was hijzelf, evenals Jansonius te Arnhem medeuitgever. Iets verder volgt de Atlas minor, ook door Hondius in 't licht gegeven, in samenwerking met beiden. Vóór den Atlas minor is echter een lijstje ingevoegd, dat zeker het merkwaardigste deel van dezen catalogus is: eene opsomming van de wereldkaarten, die toen in den boekhandel in voorraad waren. Het is een verrassend blijk van den levendigen omzet op dit gebied; de aanduidingen zijn, behalve de eerste, wat kort, maar geven toch wel eenig houvast. Voorop, uitvoeriger beschreven, een groote wereldkaart van Hondius in bladen, blijkbaar het hoofdwerk; wie op dit gebied het beste volledig wilde bezitten moest naast den grooten atlas deze groote wereldkaart koopen. Een dergelijke kaart, voor eenige jaren door Stevenson en Fischer gereproduceerd, heeft het jaartal 1611; de hier aangekondigde moet natuurlijk iets ouder zijn. We mogen wel als waarschijnlijk aannemen, dat dezelfde samenwerking ook van dit werk de uitgaaf mogelijk maakte. Op deze uitvoerige kaartbeschrijving volgen vier korte, van kleinere kaarten. De eerste kennen we; de kaart van Petrus Plancius (Amst. Boekdr. IV blz. 412) is te vinden in verschillende uitgaven van Linschotens Itinerario. Zij is een uitgaaf van Cornelis Claesz. van 1594, maar er bestaan ook latere afdrukken en copieën van. Van | |
[pagina 335]
| |
de beide volgende zou ik geen exemplaar kunnen aanwijzen, maar de namen van den Portugeeschen cartograaf Lud. Tesseira, en van den Hollandschen kaartengraveur Henricus a Langren zijn bekend. De vierde is voor ons nog de merkwaardigste; een kaart met de reisroute van Olivier van Noort rondom de wereld kenden we in oorspronkelijke uitgaaf nog niet. Zij is zeker in het licht gegeven met het reisverhaal van die belangrijke reis. Ook met de journalen van Gerrit de Veer naar het noorden, van Houtman naar Indië, en van de Marees naar de kust van Guinee verscheen telkens een kaart, waarop de route was aangegeven. Hiermee zijn we nog niet aan het einde van de verrassingen; er volgen nog drie groote kaarten foliis patentibus, blijkbaar kaarten, blijkbaar kaarten die uit een aantal bladen bestaan; daarvan twee cum globis, dus in twee halfronden. De kaart van Gerardus Mercator ‘in foliis patentibus’ was een ouder werk; we kennen het door de in 1891 verschenen reproductie van het te Breslau bewaarde exemplaar met het jaartal 1569. Het is opmerkelijk dat deze kaart nog naast de latere wereldkaarten van Plancius en van Hondius ten verkoop aanwezig is. Dit doet ons voelen, hoe groot de reputatie was van dit hoofdwerk van den beroemden meester-geograaf. De kaart van Willem Janszoon in twee halfronden is ons ook bekend door een facsimile-uitgaaf, van de Hispanic society of America. Deze kaart in 18 bladen, met het jaartal 1605 was een hoofdwerk op geografisch gebied. Cornelis Claesz moest daarom, wilde hij zijn publiek goed helpen, deze uitgaaf van zijn grooten concurrent wel in zijn boekenlijst opnemen. Als laatst genoemde zien we hier een groote wereldkaart van Petrus Plancius aangekondigd. Dit is blijkens de toevoeging ‘cum globis’ niet de kaart van 1592, waarvan te Valencia een exemplaar is, voor enkele jaren door Wieder beschreven, maar eene afbeelding in twee halfronden, waarvan Wieder het bestaan vermoedde, op grond van een veel lateren druk door hem op een van zijn reizen gezien. Onze aanteekening toont dat zij in 1608 reeds in den handel was. Na de reeks wereldkaarten komt de genoemde Atlas minor, en dan volgen de reisverhalen. Hiervan vermeldt deze catalogus, blijkbaar voor verspreiding buiten onze grenzen bestemd, alleen de uitgaven in vreemde talen, Latijn, Duitsch en Fransch. Ook hier ontbreekt het niet aan verrassingen en raadsels. Eerst komen Latijnsche reisverhalen, uitgaven van Corn. Claesz zelven. Naast die van Gerrit de | |
[pagina 336]
| |
Veer en van Willem Lodewijckz die we kennen, wordt hier ook van de tweede reis naar Indie (Van Neck) een Latijnsche uitgaaf aangekondigd, waarvan nooit een exemplaar aan het licht gekomen is. Het jaartal 1599 maakt de aankondiging al eenigszins verdacht. De ‘eerste reis’ (Houtman, door Willem Lodewycksz), verscheen in alle drie de talen (Nederlandsch, Fransch en Latijn) in 1598, de tweede in het Nederlandsch en in het Fransch met geen ouder jaartal dan 1601. Dat die Latijnsche uitgaaf werkelijk bestaan heeft, schijnt dus ondanks de vermelding in den catalogus, twijfelachtig. Ook vreemd schijnt de aankondiging ‘Expeditio Francisci Draeck in Indias Occidentales 4’. Drake's reis van 1595 is door Cornelis Claesz in het Nederlandsch uitgegeven achter die van Cavendish; een Latijnsche uitgaaf kennen we er niet van. De Duitsche uitgaven die volgen, drie van westelijke, negen van de oostelijke reizen van de Bry, kunnen we hier onbesproken laten. Het Duitsche reisverhaal van Olivier van Noordt ‘in 4 Amstelredam’ is een uitgaaf van Cornelis Claesz, van 1602. Maar den Duitschen Linschoten die volgt, duidelijk onderscheiden van dien van de Bry, en wegens het formaat ‘fol.’ niet behoorende tot de Hulsiuscollectie, weet ik niet thuis te brengen. Tusschen de reizen komt Wagenaers Spiegel der zeevaart in de Duitsche uitgaaf, wel bekend, en dan nog enkele niet-Nederlandsche zeereizen in het Duitsch in 4o, zeker van Hulsius. Eigen uitgaven van Cornelis Claesz zijn weer de drie Fransche reisverhalen; hier wordt de tweede O.I. reis, van van Neck, die in 1601 in het Fransch verscheen, niet genoemd; evenmin de beschrijving van Guinee van P. de Marees (1605). Tot slot komen de zeeatlassen van Barents, en van Wagenaer, Thresoor en Spieghel, in Fransche uitgaaf. Het geheel geeft, al blijven er verscheidene vragen en onzekerheden, toch een vrij volledig, een wezenlijk rijk overzicht van de atlassen, kaarten en reisverhalen van het begin van de 17e eeuw. Met Cornelis Claesz staat Amsterdam in den aanvang der eeuw wel geheel vooraan, wat den boekhandel op dit bijzondere gebied betreft. Men kan zelfs zonder aarzelen zeggen, dat de stad een middelpunt van de wereldboekenmarkt geworden is.
C.P. Burger Jr. |
|