Het Boek. Jaargang 12
(1923)– [tijdschrift] Boek, Het–
[pagina 318]
| |
Varia.Willem Klebitius en Ellert de Veer.De Bijdragen voor vaderlandsche geschiedenis en oudheidkunde brachten onlangs (blz. 80 en v.) eene belangrijke studie van A.A. van Schelven over den 16e-eeuwschen duitschen pamflettist Willem Klebitius. Hij is wel een karakteristieke figuur uit dien felbewogen tijd. Bijna altijd zwervend, bijna altijd vechtend, van den kansel en vooral met de pen. Van zijn strijdschriften op kerkelijk-godsdienstig gebied was al heel veel bekend, maar Van Schelven leert hem ons nu ook kennen als politiek pamfletschrijver, en als zoodanig is hij voor ons Nederlanders zeker van meer beteekenis. Al zijne pamfletten van deze soort liggen in de jaren 1565 tot 1568, jaren van felle beroering. Hij is tot deze politieke schrijverij gekomen door een verblijf in de Nederlanden, en wel te Antwerpen, waar toen de polsslag van het Nederlandsche volk het krachtigst was waar te nemen. Hij staat blijkbaar sterk onder den invloed van de politieke en religieuse inzichten van Prins Willem van Oranje. En zijn rechtstreeksche navolger onder onze voorname pamfletschrijvers van de 16e eeuw is de Amsterdammer Ellert de Veer, die nog dertig jaren later in geheel denzelfden gedachtengang en ook in denzelfden schrijftrant voortwerkt. Maar - is Ellert wel de navolger en Klebitius de voorganger? Of zou men het omgekeerde met meer waarschijnlijkheid mogen beweren? Of wel - zijn beiden vrienden geweest die wederkeerig op elkaar hebben ingewerkt? Klebitius was ouder; 1533 mogen we volgens van Schelven veilig als zijn geboortejaar aannemen. De geboorte van Ellert de Veer meende ik bij mijne vroegere onderzoekingen op ongeveer 1540 te mogen stellen. Het verschil is niet zoo groot, dat men niet aan wederzijdschen invloed zou kunnen denken. Als we nu zien dat Klebitius tot op 32-jarigen leeftijd geheel opging in theologische kwesties, over avondmaal enz., en nu te Antwerpen zich op eens met volle kracht op de wereldpolitiek, vooral op de Nederlandsche, werpt, zouden we dan niet kunnen denken aan de mogelijkheid, dat hij hier onder den invloed is gekomen van een jongeren, Hollandschen vriend, die hem nog een paar tientallen van jaren heeft overleefd, en altijd op hetzelfde aanbeeld is blijven hameren? De hoofdvraag is, wie de oorspronkelijke ontwerper is - dichter is misschien een minder juist woord - van het meest verspreide pamflet de nachtegaal. Ik heb vroegerGa naar voetnoot1) op twee gedichten van Ellert de Veer gewezen, waarin hij de nachtegaal laat zingen om vorsten en volken te waarschuwen tegen de listige pauselijke politiek, en allen die daardoor bedreigd werden tot eendrachtig verzet aanmaant. En daarbij herinnert de nachtegaal, dat hij ‘weleer voor Gotta’ zijn waarschuwende stem heeft doen klinken. Nu laat Van Schelven ons kennis maken met een duitsch pamflet Nachtigall, dat in Maart 1567 te Frankfort verscheen in 1500 exemplaren, die in enkele uren alle verkocht waren. Het was het werk van Klebitius, die er dus een groot succes mee behaalde, maar er daarna vinnig om vervolgd werd. Ongetwijfeld is dit werk hetzelfde als het nachtegaallied, door Ellert de Veer vermeld. Zou nu Ellert de Veer zich zoo hebben ingeleefd in de gedachten van den nachtegaal van Klebitius, dat hij na jaren op denzelfden toon zijne politieke meening onder het publiek bracht en zijn eigen nachtegaal daarbij geheel met dien van den duitschen voorganger vereenzelvigde? Of zou de betrekking nauwer zijn? Zou mogelijk Ellert al in die jongere jaren aan de | |
[pagina 319]
| |
Nachtegaal deel gehad hebben? Zou hij misschien van het rijmdicht van Klebitius eene Hollandsche bewerking hebben gegeven? Of kan de verhouding ook omgekeerd zijn? Kan Ellert de Veer de oorspronkelijke nachtegaal-schrijver, en Klebitius de vertaler zijn? Geheel onwaarschijnlijk lijkt dit niet, als we er op letten, dat al de gelijktijdige Duitsche pamfletten van Klebitius vertalingen zijn van Nederlandsche. Het ligt niet in mijne bedoeling deze quaesties hier uit te werken. Daartoe zou eene nieuwe volledige bestudeering van al die geschriften noodig zijn. En misschien zou men, zoo geene nieuwe vondsten te hulp kwamen, toch niet tot een zeker besluit kunnen komen. Maar een overzicht van de pamflettenreeks van Klebitius aan de hand van Van Schelven mag hier wel nog even volgen. De reeks begint met een Latijnsch boekje, te Antwerpen gedrukt met kerkelijke approbatie van 2 Augustus 1565. In deze approbatie schijnt mij voor dit boek niets onaannemelijks te liggen; het behandelt de geschiedenis van het eiland Malta, en vooral de beroemde heldhaftige verdediging door de Christen-ridders tegen den verwoeden Turkschen aanval. De schrijver ziet hier dus in dien voorpost de Christenwereld ernstig bedreigd. Heeft hij zich daarbij de mogelijkheid gedacht van een gezamenlijken afweer van alle christenmachten, die toch alle evenzeer in gevaar waren? Dan is hij spoedig tot ander inzicht gekomen. In 1566 lieten de aangewezen aanvoerders Paus, Keizer, en Koning van Spanje, de gemeenschappelijke belangen in den steek, en alom begon strijd, oorlog en onderdrukking tegen Christenen, en wel tegen hen, die juist voor onzen schrijver de ware Christenen zijn. In Duitschland wordt een geschil van weinig belang tot een verdelgingsoorlog tegen een der Saksische vorsten, die in Gotha belegerd en met zijne aanhangers onder mishandelingen terechtgesteld wordt. En de Keizer die hieraan alle beschikbare krachten wijdt, laat den held Zriny met zijn handvol Hongaren, die den Turkenaanval tegenhouden, smadelijk in den steek. In de Nederlanden ijvert de Prins van Oranje voor gewetensvrijheid, maar de Koning zendt den Hertog van Alva met Spaansche soldaten en met inquisiteurs om de vrijheid te onderdrukken. De Prins hoopt op hulp uit Duitschland, maar de Duitsche vorsten zijn door hun Gotisch oorlogje in beslag genomen. Zoo komt dan in Frankfort in zeer korten tijd die reeks van pamfletten uit, waarin niet meer de Turk, maar de Paus en de Keizer en de Koning als de vijanden van het Christendom worden aangewezen. Drey Bapstumb is wel een heel sprekende titel. Neuwe Zeitting auss Niderland von dem Ummgang oder Procession, so in Antorff gehalten zegt minder, maar daarbij werd gegeven de vertaling van het mandaat van den Prins, dat aan alle partijen vrije godsdienstoefening gaf. Dan is er eene Confessio der Niderlendischen Christen, so in Antorff in schutz und schirm des Durchleuchtigen Prinzen von Oranien enz.; eene beschrijving van den beeldenstorm, ook weer met het mandaat betr. godsdienstvrijheid; en nog een paar kleinere dingen die misschien ook van Klebitius zijn. En tusschen deze reeks behoort ook de Nachtigall, die den verdelgingsoorlog tegen Gotha als schandelijk brandmerkt, maar vooral als dom, omdat al die vorsten liever moesten helpen waar 't vóór alles noodig is, tegen Keizer, Koning en Paus, en allereerst moesten meestrijden voor de bedreigde vrijheid van de Nederlanden. Mij dunkt, Klebitius verdient om dezen krachtigen strijd van zijn laatste jaren alle waardeering. En zeker mag dit pamflettenwerk belangrijker zijn in ons oog, dan zijn vorige theologische geharrewar. Ook al zou het ten slotte blijken dat alles, ook de Nachtigall, vertaalwerk is, en geen oorspronkelijk werk. Geheel dezelfde gedachte van deze pamflettenreeks vult het leven van Ellert de Veer. De waarschuwing tegen den Gothischen oorlog haalt hij nog na jaren weer op. Tweemaal, als er aanleiding toe was, in 1585 en in 1599 herhaalt zijn Nachtegaal de ernstige vermaning tot eendracht, en tot afwering van tyrannie. Ik meen nu wel te mogen aannemen, dat hij in 1566 | |
[pagina 320]
| |
niet in Duitschland geweest is, zooals ik vroeger vermoedde, maar te Antwerpen, misschien in dienst van den Prins, zeker in aanraking met Klebitius. Het verdient nog onderzocht te worden, of misschien zijn hand ook in de pamflettenreeks van die jaren te herkennen is. Na den dood van den Prins waarschuwt hij, zooals gezegd, op nieuw, en daarna is hij in Zeeland, en hoopt hij de redding van het land door Leicester. En zoo blijft bij doorgaan tot het jaar van zijn dood. Intusschen is hij als schrijver een man van veel grootere beteekenis. Zijn uitvoerige Hollandsche kroniek, ons eerste groote geschiedwerk over den vrijheidsoorlog en zijne Erasmusvertaling, die een eeuw lang herdrukt, verkocht en gelezen is, steken ver boven die pamfletten-literatuur uit.
C.P. Burger Jr. | |
Rectificatie.In de studie over de Gazeta de Amsterdam in de Februari-aflevering werd eene mededeeling van Dr. M. Grünwald ‘Ueber die erste jüdische Ansiedelung in Amsterdam’ aangehaald. Daarbij had vermeld behooren te worden, dat Grünwald deze mededeeling gaf ‘aus einem Briefe des Herrn Sigm. Seeligmann, Amsterdam, Nov. 1902’. In de aflevering van Mei is een fout ingeslopen, die verdient te worden aangewezen, al zullen de lezers die ze hebben opgemerkt haar wel meteen gecorrigeerd hebben. Op blz. 173 is het afgebeelde titeltje in druk aldus weergegeven: ‘Introduction de philosophie divine de Vivre’. Daar het facsimile vlak er onder te lezen geeft ‘de Vives’ begrijpt men van zelf dat niet het leven bedoeld is, maar Joannes Ludovicus Vives, de bekende vriend van Erasmus. |