Het Boek. Jaargang 12
(1923)– [tijdschrift] Boek, Het–
[pagina 313]
| |
Iets over Ian van Zuren, zijn drukkerij en zijn ‘medeghesellen’.Ian van Zuren en zijn drukkerij zijn uit het Costerprobleem overbekend. Niet minder bekend is D.V. Coornhert's opdracht van zijn vertaling van Cicero's Officia aan de stedelijke regeering van HaarlemGa naar voetnoot1). Deze opdracht is door allen die zich met de Costerkwestie bezig hielden, bestudeerd; maar tot nu toe heeft men niet daarop gelet, dat zij ook enkele bijzonderheden over het ontstaan van van Zuren's drukkerij bevat. Het is niet veel, maar toch de moeite waard daarop de aandacht te vestigen. Wij zijn gewoon over van Zuren's of over van Zuren's en Coornhert's drukkerij te spreken. Het is ook te begrijpen: officiëel werd van Zuren als boekdrukker en boekverkooper den 14 Nov. 1560 geadmitteerdGa naar voetnoot2) en op de boeken afkomstig uit die drukkerij staat onder het bekende drukkersmerk: ‘gheprint tot Haerlem by Ian van Zuren.’ En toch zegt Coornhert in zijn opdracht zeer duidelijk: ‘door den daghelycxe clap ist ghevallen dat myn medeghesellen ende ick.... van zinne zyn gheworden een druckerye op te stellen binnen Haerlem’Ga naar voetnoot3). Wel heeft A. van der Linde het opgemerkt en begint het VIIde hoofdstuk van zijn boek met de woorden: ‘Ian van Zuren, Coornhert en andere “medeghesellen” begonnen een drukkerij te Haerlem in 1561’Ga naar voetnoot4); maar het blijkt niet wien Coornhert behalve van Zuren daarmee bedoelen kon. | |
[pagina 314]
| |
Twee regels verder schrijft Coornhert: ‘Dit ons voornemen (d.i. een drukkerij in Haarlem op te richten) en is van u myn Heeren (wiens vlytighe goetwillicheyt d'eere ende den oorbaer deser stede altyt voor oogen heeft) niet alleen niet behindert, maer daer teghen so mildelyck gevoordert, dat sulckdanighe verstandige weldaet allen anderen regenten een onverganckelyck exempel van bescheyden liefde tot het ghemeen welvaren verstrecken sal’Ga naar voetnoot1). Welke ‘verstandige weldaet’ is dan door de Haarlemsche vroedschap aan de stichters van de drukkerij bewezen? De oplossing vond ik in de Vroedschapsresolutien van HaarlemGa naar voetnoot2).
16 Augustus 1560. ‘Up de Requeste van mr. Ian van Zuyren, Willem Adriaensz., Dirick Volckertsz. ende Pieter Jansz. Raedt die in meeninge syn omme een bouckdruckerye alhier op te stellen mits hebbende om Redenen ende middelen by henl. gealligeert in leeninge vuyt de stede buersse de somme van eens duysent Karolus guldens den tyt van thien jaeren lanck sonder Rentten daeraf te geven ende voir hen & voir huer familie vryheyt van exchys van bier ende broot & te weesen tallen tyden vry & ongehouden van alleghilden / Is by de meeste stemmen ende genouch eendrachtelyck den versouckers geaccordeert de leeninge van thienhondert Karolus guldens den tyt van thien jaeren, sonder Rentten te geven, mits van henluyden neemende cautie in alle vaster forme de restituendo, ende henluyden voorts tercause van hueren handel ende conste te houden vry & exempt van alle ghilden / Afslaende de versochte vryheyt vande voors. exchys / Wel verstaende dat de druckerye zoe zy die voirgenomen hebben cesserende, de voors. penningen te hoop ende al opgebrocht sullen moeten werden.’ Inderdaad de vroedschap heeft het voornemen der associatie ‘mildelyck gevoordert’: een renteloos voorschot van 1000 Karolus guldensGa naar voetnoot3) was toentertijd een vrij groote som. Dat ze ‘den versouckers genouch eendrachtelyck geaccordeert’ is, is te begrijpen. In de Haarlemsche vroetschap zaten mannen die het voornemen hunner medeburgers ‘omme tot solaes dienst ende vorderinghe van alle studiose gesellen’Ga naar voetnoot4) binnen Haarlem een drukkerij op te | |
[pagina 315]
| |
richten, waarderen en goedkeuren moesten. Juist met het oog op dit jaar merkt Schrevelius op, dat er in het College van Burgemeesters in het jaar 1560 drie rechtsgeleerden waren (nl. Mr. Quirijn Dirkszoon Talesius, Mr. Gerrit van Ravensberge en Mr. Dirk Ramp), wat ‘zeer zeldzaam is, ook in een welgestelde Republiek’Ga naar voetnoot1) Wij vermelden nog dat in die zitting van 16 Augustus als lid der vroedschap present was de schepen.... Mr. Ian van ZurenGa naar voetnoot2). Over de twee tot nu toe onbekende deelgenoten in de uitgeversfirma kan ik niet veel mededeelen. Pieter Iansz. Raet behoorde tot een der aanzienlijkste Haarlemsche geslachten; in 1570 was hij ‘fabryk’ van de stad; 1572 werd hij schepenGa naar voetnoot3), in hetzelfde jaar sneuvelde hij bij de belegering van Haarlem (28 December); het grafschrift aan een der pilaren van den toren in de Groote Kerk vindt men bij AmpzingGa naar voetnoot4). Aan hem, ‘synen sonderlingen vriendt’, heeft Coornhert de vertaling van Boccaccio's ‘Lustighe Historien’ opgedragen, ‘niet alleen als een lustig, maar 00c als een eerlyck ende leerlyck Boeck’Ga naar voetnoot5). Nog minder is over Willem Adriaensen te zeggen. Misschien behoorde hij tot het geslacht van Berckenrode en is hij een zoon van Adriaan Willemsz., die herhaaldelijk schepen is geweest. Willem Adriaensz. is geboren 1531 en was 1567 gasthuismeesterGa naar voetnoot6); 1566 en 1572 is hij schepen geweestGa naar voetnoot7). Over D.V. Coornhert behoef ik hier niet uit te weiden. Alleen wil ik vermelden, dat Coornhert in de tweede uitgave van Cicero's Officia die hij 1589 te Leiden bij Ian Paedts Iacobsz. en Ian Bouwensz. liet verschijnen, de beroemde opdracht geschrapt heeftGa naar voetnoot8). In de tweede plaats constateer ik dat in Coornhert's werken geen spoor van de zoo vaak beweerde vriendschap tusschen Coornhert | |
[pagina 316]
| |
en Ian van Zuren te vinden is; geen enkel geschrift is door Coornhert aan hem opgedragenGa naar voetnoot1). Een biografie van Ian van Zuren is nog niet geschrevenGa naar voetnoot2); moge het volgende als materiaal daarvoor dienen. Zijn vader was Ian Gerritsz. van Zuren, die van 1521 tot 1546 twaalf keer schepen en in de jaren 1525, 1526, 1536, 1537 en 1542 burgemeester van Haerlem is geweestGa naar voetnoot3). In de ‘Bescryvinge vande huysen ende erven’Ga naar voetnoot4) is ‘de huysinge van Ian van Zuyeren (in t'hoomanschap van tsantd)’ in het jaar 1543 op 25 £ getaxeerd. Hetzelfde huis - ‘Mr. Ian van Zuyeren eyghenair’ - is in het jaar 1553 op 30 £ getaxeerd. In het ‘Register van allen huysen, erven etc. daarafmen den 10 penning sal heffen vanden jaere 1561’ lees ik (f. 12): ‘Opt Sandt. Thouckhuys bewoont mr. Ian van Zuyeren als eijgen getaxeert op 30 £’Ga naar voetnoot5). 9 Mei 1555 verkoopt mr. Ian van Zuren een huis, ‘als man ende voicht van Claesje Claesdr. zyne huysvrouwe’Ga naar voetnoot6). December 1558 koopt mr. Ian van Zuren ‘een boomgaert met een boomgarthuysken daer inne mitsgaders den boomen ende erue gelegen ende gestaen inde Slickstege’Ga naar voetnoot7). In dezelfde Slickstege koopt mr. Ian van Zuren den 17 Juli 1560 nog ‘een boomgart mitten erue geboomte ende huysken daer inne’Ga naar voetnoot8). Dit perceel werd door van Zuren December 1562 aan zijn nabuur Roelof Sandersz. linnenwever verkochtGa naar voetnoot9). | |
[pagina 317]
| |
Bij het neerschrijven van de laatste koop en verkoop merk ik dat de tijd samenvalt met de stichting en opheffing der drukkerij. Mag hier een samenhang verondersteld worden? Ik durf het niet beweren. Mr. Ian van Zuren is in den jaren 1549 tot 1590 22 keer schepen en 1561, 1562, 1567, 1568, 1569 en 1573 burgemeester geweest; 1566, '77, '82 en '88 was hij weesmeesterGa naar voetnoot1). Ik vermeld nog dat den 5 Maart 1561 ‘heeft mr. Ian van Zuren den behoirlicken eedt ghedaen omme tdrucken ende printen wel ende getrouwelicken te exerceeren.... in handen van mynenheere de president van Hollant mr. Cornells Suys heere van RyswyckGa naar voetnoot2). Ik besluit met de regels van AmpzingGa naar voetnoot3): Van Suren, waerde man, gy syt ook waerd te eeren
Een hoofd van onse Stad, een licht van onse Heren,
Met groot verstand begaefd, die op dyn eyge hand
Voor dy een drukkery had binnenshuys geplant.
Bruno Becker (Petrograd). |
|