eenige toevoeging; bladz. 110, bij de handleidingen voor catalogiseeren, Brinckman (sic) Algemeene Catalogus met bijvoegsels 1850-1920, Lorenz Catalogue général en Brunet, Manuel du libraire. Ik moet hier toch heusch ernstig mijn twijfel uitspreken of de heer van Meel ooit een ‘Brunet’ onder de oogen heeft gehad.
Curieus in dit nieuwe boek is ook (tegenover pag. 84) een afbeelding der ‘Kinderleeszaal’ in het reeds sedert geruimen tijd gesloopte gebouw van het ‘Nut’ te Amsterdam.
Overigens is dit boek voor ons Nederlanders ook in geen enkel opzicht een Handboek. Het heeft voor ons alleen waarde als document der nog jonge Leeszaalbeweging in Vlaanderen. Men vindt hier bijeen alle regeeringsbesluiten, reglementen (met hunne toepassing), die op het Leeszaalwezen betrekking hebben. Dit is waarschijnlijk de kern van het boek en vermoedelijk ook het uitgangspunt bij de samenstelling ervan. De beheerders van Belgische leeszalen en leeszaaltjes hadden, om op het rechte en zuivere Regeeringspad te blijven, een boek noodig, waarin al deze verordeningen werden saamgevoegd en in practisch opzicht verklaard. En ik moet den samensteller en zijn lofredenaar op hun woord gelooven, dat het in dit opzicht niets te wenschen overlaat. Dat de schrijver aan dit officieele gedeelte een bibliotheekhuishoudkundige handleiding toevoegt, schijnt ons een misgreep, want daarvoor miste hij, gelijk uit bladzijde na bladzijde blijkt, de vakkundige kennis en ervaring.
Ik verbeeld me dat men dit gedeelte van Van Meels boek volkomen recht doet wedervaren, indien men het beschouwt als de biblia pauperum der beheerders en besturen dier miniatuur Belgische dorpsleeszaaltjes, die, dank zij de jongste Belgische subsidieregeling, overal te voorschijn komen.
Voor de karakteristiek dezer instellingen is opmerkelijk, wat op pag. 119 wordt vermeld: ‘Hier zij reeds gezegd, dat uitleenboekerij en leeszaal niet te gelijker tijd in één lokaal kunnen werken’.
Nog kenschetsender echter is het volgende op pag, 53: ‘In de wachtzaal vindt men: eene bank, een bord voor bekendmakingen, spuwbakjes met zand of zaagmeel, regelmatig vernieuwd; een paar catalogen, eene tafel of een lessenaarplank zooals in de postbureelen, indien de wachtkamer niet groot is. De catalogen liggen op tafel of den lessenaar,. hetzij op groote bladen onder glas, zooals de lijsten der treinuren in de spoorhallen, of hangen met een koordeken aan den muur. Gecartonneerde catalogen nagelt men met den ondersten omslag op tafel of lessenaar vast. Nevens de catalogen liggen eenige witte briefjes, waarop de lezer, die geenen cataloog bezit, zijn naam en nummers schrijft met de nummers van een tiental verlangde boeken.
Ter beschikking van het publiek zullen eenige regelmatig vernieuwde afleveringen liggen van met platen versierde tijdschriftjes, b.v. over drankmisbruik, en een ‘Verlangboek’ of briefjes zooals in de telegraafkantoren, zelfs eene lijst, voor opgave tot aankoop van ontbrekende boeken.
Een lange tafel met stoelen voor het personeel, een zware inktpot met bijbehoorig schrijfgerief, de noodige verlichtings- en verwarmingstoestellen, een kaartenkastje en bakjes voor de verschillende steekkaarten, zoo men er gebruikt, stempels, een hangklok, een scheuralmanak volledigen ten slotte de meubileering van het lokaal’.
Min of meer in overeenstemming met dit bibliotheek-interieur zal wellicht het interieur der bibliothecarissen zijn, en dit verklaart opmerkingen over hun arbeid en hun ambtsplichten als de volgende:
Pag. 119: ‘Voorop zij gesteld, dat men verplicht is nota te houden van: 1o. den datum der uitleening en der wedergaaf van de boeken; 2o. den ontleener; 3o. het geleend werk’.
Pag. 85: ‘Vooraf zij herinnerd, dat de boeken een nummer dragen, volgens hetwelk zij in de bibliotheek staan.
Pag. 75: ‘Men zorge wel, dat hij (de bibliotheekstempel) immer in goeden staat weze, en de inktdoos niet te nat, noch te droog; daarom moet ze steeds gesloten blijven.
Pag. 97: ‘(Bij den vakcatalogus). Neem het wezenlijk, bijzonder onder-