| |
| |
| |
Boekbesprekingen
Giambattista Bodoni. Briefe an Antoine Augnstin Renouard, herausgeg. von Moriz Sondheim. Jos. Baer & Co., Frankfurt a. M. 1924. VII + 47 blz.
In eene royaal gedrukte brochure geven Jos. Baer & Co. te Frankfort den tekst van een reeksje brieven van Bodoni aan Renouard, die in het bezit zijn van het antiquariaat. Het zijn er slechts twaalf, waarbij dan nog meegeteld zijn een paar facturen of lijsten van boekenzendingen met prijzen, en een brief van de weduwe Bodoni over afwikkeling van de zaken. Slechts een klein toevallig afgedwaald partijtje dus, van de rijke briefwisseling van den grooten Parmensischen drukker, waarvan de BibliotecaPalatina te Parma verreweg het grootste deel bezit. Toch is het begrijpelijk dat de firma Baer het aardig vond deze brieven uit te geven. Zoo onvolledig als de reeks is, geeft ze toch een aardigen kijk én in de handelsbetrekkingen én in het persoonlijke verkeer tusschen de beide correspondenten, mannen die in de geschiedenis van het boek op den eersten rang staan. Renouard, door zijn werken over Aldus en Estienne aan alle boekenvrienden bekend, was - de uitgever deelt in een korte inleiding eenige hoofdfeiten mee - oorspronkelijk fabrikant, maar een hartstochtelijke liefde voor het boek dreef hem tot een heel andere loopbaan; hij wijdde zich geheel aan het verspreiden, verzamelen, bestudeeren en beschrijven van boeken. Zijn betrekkingen tot Bodoni, voor wiens drukken hij eene groote bewondering had, loopen van 1791 tot Bodoni's dood in 1813; de hier uitgegevene zijn van 1794 tot 1798, een boekenlijstje van 1799 of later, nog twee brieven van 1810 en 1812, en een van de weduwe van 19 Oct. 1815. De meeste zijn in sierlijk Italiaansch eigenhandig geschreven. Enkele latere zijn van de hand van Lama, den vriend en lateren biograaf van Bodoni; deze zijn, evenals die van de weduwe, in het Fransch.
Behalve in de persoonlijke en de handelsbetrekkingen geeft dit stukje briefwisseling een levendigen blik in de moeielijkheden van het verkeer in den tijd van de groote revolutie en van de Napoleontische oorlogen. Kapers op zee, censuur, onvertrouwbare boden dwingen dikwijls tot omwegen of tot uitstel van zendingen, veroorzaken verlies van brieven, lang uitstel van antwoord. Ook misverstanden die ontstaan, zijn misschien deels hieraan te wijten. Een uitgaaf van Faerni fabulae, voor Renouard gedrukt in 100 exemplaren, werd door Bodoni zelf in den handel gebracht, zoodat zijn lastgever met het grootste deel van zijn oplaag bleef zitten; wissels ter betaling overgezonden, bleken soms oninbaar, maar ondanks zulke moeielijkheden bleef de verhouding vriendschappelijk, zelfs hartelijk. De weduwe die later, zuiver zakelijk over de afwikkeling schrijft, bevindt ten slotte eene ‘différence en ma faveur fr. 109.21’ waaruit zij besluit: ‘Ainsi vous voyez, Monsieur, que nous sommes quittes’. Verdere bijzonderheden over de besproken uitgaven en de prijzen mogen de lezers in het boekje zelf vinden; klein van omvang als het is, brengt het behalve persoonsindrukken tal van zakelijke en bibliografische gegevens.
Bij een van de eigenhandige brieven, een keurig gestelde aanbevelingsbrief, is een facsimile gegeven.
B.
| |
Briefwisseling van de Gebroeders Verdussen. 1669-1672. Uitgegeven door dr. Maurits Sabbe. Antwerpen Vrijdagmarkt 22. 's-Grav. Mart. Nijhoff, 1923, I. XLVI + 143 bladz. Uitg. v.d. Vereeniging der Antwerpsche Bibliophilen no. 37.
De aankondiging van dit boek behoeft slechts kort te zijn. De bewerker van de uitgaaf heeft haar al uitvoerig behandeld in den vorigen (den 12en) jaargang van Het Boek blz. 328 en v. Hetzelfde opstel vormt de inleiding van de Bibliophilen-uitgaaf, met bijvoeging van het een en ander over de
| |
| |
zoogenaamde ‘licenten’, de in- en uitvoerrechten op boeken en papier, reeds in den 10en jaargang door dr. Sabbe vollediger behandeld. Nieuw krijgen we dus nu den tekst van de brieven zelve, 95 stuks, waarop nog een tweede deel en een volledige index der eigennamen moet volgen. De hier gedrukte brieven loopen tot October 1671. De datum 2. 9ber 1672 op no. XCIV zal wel foutief zijn; wat zou er anders voor het tweede deel overblijven?
Wat aard, taal en inhoud van de brieven betreft kunnen we weder naar Sabbe zelf verwijzen. De tegenstelling met de briefwisseling van Plantijn waarop hij wijst, is wel heel treffend. Daarbij vergeleken is én inhoud én schrijftrant van de brieven ‘tamelijk alledaagsch en laag bij den grond.’ Na kennismaking met de hiervóór besproken brieven van Renouard aan Bodoni voelen we een zelfde treffend verschil: daar schrijft de echte boekenliefhebber die tevens boekhandelaar is, hier de boekverkooper, die inderdaad niets meer is dan koopman. Maar om zakelijke gegevens uit te putten voor de kennis van den boek- en papierhandel van een vroegere eeuw, hebben we hier toch weer meer. Hier een volledige brievenreeks, niet een klein aantal toevallig bewaarde brieven. Als bron van informatie zal het werk eerst goed kunnen dienst doen, als het tweede deel met den Index er is. De Verdussens waren in verkeer met boekverkoopers in heel verschillende landen en plaatsen, ook in de Republiek; hun brieven brengen ons dus ook weer in aanraking met de door Kleerkooper en Van Stockum opgeteekende gegevens over den Amsterdamschen boekhandel, en vooral met de Roomsche boekverkoopers in onze Hollandsche steden. Trouwens een van de voornaamste van dezen, Frederik van Metelen, trouwde met eene dochter uit het huis Verdussen. We wachten het tweede deel met belangstelling.
Tegenover den titel is ‘de roode leeuw’, het uithangteeken van de Verdussens in de Kammerstraat, in afbeelding gegeven. Het is een fraai stuk beeldhouwwerk, een leeuw met boek, door familieoverlevering aan Artus Quellinus toegeschreven. ‘Tijdens den oorlog 1914-18 werd het erg beschadigd door een Duitsch soldaat, die dacht met de voorstelling van den Belgischen leeuw te doen te hebben.’
B.
| |
Graphische Incunabeln für Naturgeschichte und Medicin. Enthaltend Geschichte und Bibliographie der ersten naturhistorischen und medicinischen Drucke des XV und XVI Jahrhunderts, welche mit illustrirenden Abbildungen verschen sind. Nebst Nachträgen zu des Verfassers Geschichte und Bibliographie der anatomischen Abbildung. Leipzig, bei Rudolph Weigel, 1852. kl. fol. Von Dr. Ludwig Chomlant. Leipzig. Rud. Weigel 1858. 8o. Verlag der Münchner Drucke. München 1924. 8o.
Ontneemt men aan dit groote opschrift de laatste woorden ‘Verlag der Münchner Drucke. München 1924’, dan heeft men de oude druk van 1858 terug. Zoo ooit dan mag men hier wel spreken van anastatische herdruk. Behalve die zes woorden is er totaal geen verschil, in geen enkel opzicht behalve in qualiteit van papier, en daarin wint de druk van 1858 het verre. Waarom een herdruk in bovenstaande vorm verscheen is mij niet recht duidelijk geworden. De eerste oplaag zal natuurlijk wel uitverkocht zijn geweest en de gelegenheid om het op een auctie te koopen kwam in de latere jaren niet veelvuldig voor. Doch dit laatste feit evenals het uitverkocht geweest zijn bestond voor 10 jaren minstens evengoed.
Een aankondiging van de z.g. nieuwe uitgave komt dus neer op eene bespreking der oude van 1858, hetgeen eigenlijk weinig zin heeft, gezien het tijdsverloop van 66 jaren dat tusschen beide uitgaven in ligt. Bovendien komt een aankondiging voor in Schmidt's Jahrbücher Bd. 102 (1859) blz. 143-144.
| |
| |
Beter lijkt het mij een korte inhoudsopgave te geven, voor hen die zich het werkje mochten willen aanschaffen, ondanks zijn eerbiedwaardige ouderdom de moeite wel waard.
Na een voorwoord en een korte historische inleiding volgt op blz. 1-122 de geschiedenis en bibliographie van de volgende geillustreerde incunabelen: Bartholomaeus Anglicus de proprietatibus rerum; Herbarius Moguntinus; Ortus sanitatis; Arbolaire; Hieronymus Brunschwig Chirurgie, Destillirbuch und Buch von der Pest; Hans von Gerssdorff; Abu'l Kasem de Chirurgia; Röszlin der Swangern frawen vnd Hebammen Rosegarten, Reiff, Frawen Rosengarten, Rueff, Hebammenbuch; Macer Floridus de viribus herbarum; Petrus de Crescentiis In commodum ruralium; Conrad von Megenberg Buch der Natur. Hierop volgt blz. 122-152 een Nachtrag zur Geschichte der anatomischen Abbildung. Unter vielen anderen kleineren Artikeln sind folgende theils ganz neu, theils völlig umgearbeitet: Thomas Bartholin; Phil. Verheyen; Henr. de Hermondavilla; Mondino dei Luzzi; Jo Peyligk; Petrus Aponensis; Margarita philosophica; Fliegende Blätter; Jac. van der Gracht; Crisost. Martinez; Jo. Jos. Sue; Anatomische Plastik.
Het slot wordt gevormd door Kunstanatomie blz. 153-159 verdeeld in a) allgemeinere en b) zur menschlichen Proportion. Blz. 161-168 volgt dan een uitvoerig personen en zaakregister.
Onder den titel ‘das früheste deutsche Kräuterbuch, originalgetreue Wiedergabe des Hortus sanitatis, Deutsch. Mainz, Peter Schötfer 1485’ zal in Juni 1924 te München bij hetzelfde Verlag, waar het boven besproken werk verschenen is, toch een bepaald gedeelte van de ‘Graphische Incunabeln’ in herdruk verschijnen, hoewel in Duitsche vertaling. Hetgeen zeer te loven valt.
Leiden, April 1924.
J.E. Kroon.
| |
James F. Willis, Bibliophily or booklove. 83 p. Boston and New York, Houghton Mifflin Co. 1921. Prijs 1 dollar.
‘The booklover is the richest and the happiest of men, however humble his station may be’. Des schrijvers hart is hiervan zoozeer vervuld, dat hij het niet heeft kunnen laten aan zijn gevoelens lucht te geven in een 83 bladzijden lange verheerlijking van het boek. ‘What food is to the body, books are to the soul’; ‘the man who in these days has found no book to love is hardly worth knowing’; ‘the true man is in Paradise among his books; the swineherd is happier among his pigs’, enz. enz. Geenszins stelt de schrijver echter alle boeken op één lijn, hij kent ook ‘ignoble books’, en spreekt smalend van public libraries, waar 80% van de uitgeleende boeken bestaat uit ‘inferior fiction full of fribbles and oddities and monstrosities’.
We moeten ons houden aan de groote schrijvers, als hoedanig genoemd worden: David, Jesaja, Homerus, Aeschylus, Horatius, Dante, Tasso, Petrarca, Boccacio, Chaucer, Skakespeare, Milton, Goethe, Schiller, Hugo, Béranger, Scott, Burns, Shelley en Byron. Men ziet, dat er nog al wat Angelsaksers bij zijn, hetgeen trouwens geen wonder is als men hoort, dat ‘English is the oldest and the ripest of all the modern literatures’ en dat ‘Greek was admirably adopted for literary purposes; but English is not one whit behind Greek for such purposes.’
‘The man who writes a book without a message wastes his time and our time’. De schrijver voelde in zich de roeping om liefde te prediken voor het boek, en houdt daarvoor een welsprekend betoog, waarvan - al lijkt het ons hier en daar wat opgeschroefd - ongetwijfeld een zekere bekoring uitgaat.
| |
| |
| |
Thevenin, L., et G. Lemierre, Les Etapes d'un Livre, Paris. Hachette. 208 p. av. 120 grav. 10 fr.
In 1881 publiceerde J. de Vries het aardige boekje ‘Wat zijn boeken’, naar we meenen bewerkt naar het Fransch van C. Delon ‘Histoire d'un livre’. Een voor leeken leesbaar overzicht van alles wat met de techniek van het boek in verband staat kwam ons daar met meer onder de oogen. Velen zal daarom het bovenvermeld boek welkom zijn. Het behandelt de geschiedenis van het papier, de inkt, het handschrift (de oorsprong van het schrift, de kloosterschrijvers, de verluchting der handschriften), de geschiedenis der boekdrukkunst (Coster wordt in het geheel niet genoemd), de bindkunst, den boekhandel, de bibliotheken, de verschillende procédés voor het illustreeren van boeken en de geschiedenis van het geillustreerde boek.
| |
On type faces. Examples of the use of type for the printing of books: with an introductory essay and notes by Stanley Morison. Published jointly by the Medici Society of Seven Grafton St. London W. and The Fleuron Westminster MCMXXIII.
Deze bloemlezing van drukletters heeft enkele zeer aangename kwaliteiten: zij is deftig en verzorgd van uiterlijk en zij laat zien dat er tegenwoordig nog verscheiden fraaie letters gebruikt worden. Geheel begrijpelijk is zij evenwel niet. Men vraagt zich immers met verwondering af, of die vele specialiteiten van den boekdruk, van de Medici Society èn de Fleuron, oprecht en ernstig zijn, wanneer zij al deze letters voor de toepassing in boeken aanbevelen; en men consulteert de inleiding in de hoop dat men wijzer zal worden. Ook deze inleiding is niet zeer duidelijk. Er staan dingen in die het goed doet te lezen: ‘the more ambitious productions of the Kelmscott Press, which it would seem almost a liberty to read and a blasphemy to hold on your knees’; en (in een ander verband): ‘More pretentious and notorious failures may be found in the Essex House, Eragny, King's, and Vale Founts’. Maar de verwondering wordt hier slechts grooter door: men vraagt verder of geheel op dezelfde wijze de Merrymount, de Nicolas Cochin, de Narcissus, dan soms geen ‘pretentious and notorious failures’ zijn; en of niet ook de Riccardi, de Montallegro, en de Hadriano, althans tot de ‘notorious failures’ gerekend moeten worden. Nochtans worden al deze letters in dit boek vertoond en aanbevolen; bovendien is de inleiding met de Riccardi gedrukt zoodat slechts haar betrekkelijke kortheid het mogelijk maakt ze ten einde te lezen. Tegen dit alles over vergoeden echter zoo schoone letters als de Cloister, Garamond, Fell, Caslon, Van Dyck, Baskerville, Imprint, Kennerley, zeer veel.
Maar het zou goed geweest zijn als duidelijk gezegd ware geworden dat sommige letters het uitsluitend eigendom van bepaalde drukkerijen zijn. Zoo de Merrymount en Montallegro van de Merrymount Press (D.B. Updike); Fleischmann en Van Dyck van Johannes Enschedé & Zonen; en Fell (gesneden door Dirck Voskens en Christoffel van Dyck) van de Oxford University Press.
Ik herhaal dat dit boek een overdeftig en verzorgd uiterlijk heeft; en ik voeg daar bij dat dit uiterlijk samen met de goede en interessante letters die er in voorkomen het bladerend bekijken zeer aantrekkelijk maken. Maar het versterkt den indruk die het tegenwoordige geslacht van Engelsche bijzondere drukkers soms maakt; den indruk dat het werk hunner voorgangers, Morris, Walker, Cobden, Sanderson, en anderen, hen verveelt, zonder dat rij het overwonnen hebben; dat de paden dier voorgangers hun afgetreden lijken en dat zij evenwel niet weten welke paden de hunne zullen en moeten zijn.
| |
| |
| |
S.J. Holmes, A bibliography of eugenics. Berkeley, University of California press. 514 p. (University of California publications in zoology, Vol. 251, p. 1-514).
Van de University of California ontvingen we een 514 blz. tellende biliographie der eugenitiek, aantoonende welk een uitgebreide literatuur er over deze nieuwe wetenschap reeds bestaat, al is er veel bij opgenomen, dat niet iedereen er direct mede in verband zou brengen. De samensteller zegt dan ook in de voorrede dat vele der genoemde auteurs er wellicht nooit aan gedacht hebben, dat hun geschriften iets zouden bijdragen tot het vraagstuk van de evolutie van het menschdom.
Welk een verscheidenheid van onderwerpen behandeld worden blijkt uit de hier volgende inhoudsopgave.
Heredity and evolution. - Eugenics. - Genealogy. - The problem of degeneracy. - Alleged increase of insanity. - Notorious families. - The heredity of human traits. - Heredity of human defect. - Inheritance of feeble-mindedness. - Inheritance of epilepsy. - Inheritance of insanity. - Inheritance of deafness. - The hereditary factor in tuberculosis. - Alcohol in relation to heredity; lead poisoning. - Racial influence of venereal disease. - The hereditary factor in crime. - The hereditary factor in delinquency, prostitution, pauperism and vagrancy. - Delinquency. - Prostitution. - Pauperism and vagrancy. - The inheritance of mental ability. - The alleged relation of genius to insanity and other abnormalities. - Race. - The birth rate. - Neo-Malthusianism - Birth control. - Natural selection in man. - Selective effect of infant mortality. - Selective influence of war. - Sexual selection in man. - Urban selection and the influence of industrial development on racial heredity. - The racial influence of religion. - Immigration and emigration as related to racial changes. - Consanguinity. -Race mixture and the intermarriage of different stocks. - Determination of sex. - The sex ratio. - The influence of age of parents on offspring. - The influence of order of birth on offspring. - Negative eugenics, sterilization, segregation, etc.
| |
Hermann Escher, Amerikanisches Bibliothekwesen. Beobachtungen und Studien. 88 S. Tübingen, J.C.B. Mohr, 1923.
De schrijver, hoofd van de centrale bibliotheek te Zürich, heeft in 1919 een studiereis van elf weken gemaakt in de Vereenigde Staten en schreef hierover schetsen in de Neue Zürcher Zeitung, die thans, iets omgewerkt, in boekvorm zijn verschenen. Als Aanhangsel vindt men een overdruk van een in Nr. 4 van de ‘Verhandlungen der Vereinigung schweiz. Bibliothekare’ opgenomen artikel ‘Ueber amerikanische Bibliothek-Kataloge’.
De universiteitsbibliotheken blijven buiten beschouwing, alleen public libraries worden beschreven, en wel het uitvoerigst de New York Public Library, ‘ein bibliothekarischer Grossbetrieb’, die een machtigen indruk op den schrijver heeft gemaakt.
Vermeldenswaard zijn de mededeelingen aangaande de wetgeving ten behoeve van bibliotheken. Door den staat Massachusetts b.v. zijn in den loop van ruim een eeuw niet minder dan zestig wetten en besluiten daaromtrent uitgevaardigd, en van de 46 Staten hebben 37 een afzonderlijke wetgeving betreffende bibliotheken. Vooral de draconische strafbepalingen doen ons eigenaardig aan: op beschadiging van boeken, al zijn het slechts potloodnotities, staat een boete van 5-50 dollar (vroeger zelfs tot 1000 dollar!) of hechtenis tot een maximum van zes maanden. Wie leven maakt in de leeszalen kan daarvoor oploopen een boete van 50 dollar of dertig dagen hechtenis. In de Newark Public Library beurde men in 1916 aan boe- | |
| |
ten 6300 dollar, terwijl de uitgaven voor boeken en binden 35.700 dollar bedroegen!
Ook over het personeel, dat over het algemeen een lage bezoldiging geniet, maakt de schrijver interessante opmerkingen.
Het boekje bevat tal van minder algemeen bekende wetenswaardigheden betreffende public libraries.
Krijgen wij van den schrijver ook nog eens dergelijke schetsen over universiteitsbibliotheken?
| |
Typographische tijdschriften en jaarboeken
Gelijk vorige jaren gaven de Union syndicale et Fédération des Syndicats des Maîtres Imprimeurs de France bij hun Bulletin officiel ook in 1923 een Album de Noël uit.
De afdeeling tekst van dit uitvoerige boek is geintituleerd L'Imprimerie glorifiée par les Poètes et par les Littérateurs. Zij geeft een uitvoerig overzicht voornamelijk van de poëzie die in verschillende tijden en landen ter verheerlijking van de typographie, van den boekdruk, geschreven is. Kleine onderafdeelingen handelen over de grondstoffen, de hulpvakken (reproductie), bibliophilie, etc. De vermakelijkheid van deze zaken doet de teleurstelling die de illustratie van dit boek veroorzaakt te sterker voelen. Men zou verwachten en hopen dat de Imprimerie Nationale, Audin, Pichon en andere meesters van den boekdruk met stalen van hun werk daar tusschen de eerste plaatsen zouden innemen. Maar zij ontbreken geheel en al; en men vindt, o zeker, meesterlijk uitgevoerde!, reproducties in alle denkbare technieken. Is de typographie in de oogen van deze maîtres imprimeurs slechts goed om door dichters verheerlijkt te worden? En zijn voor hen zelf de hulpvakken genoeg ... of voordeeliger?
The Master Printers Annual and Typographical Year Book 1924 is voor dit tijdschrift van weinig belang. Het bevat welhaast uitsluitend zakelijke gegevens over de organisatie der drukkers in Groot Brittannië en Ierland. De uitzonderingen vindt men in den kalender, die een aantal belangrijke gebeurtenissen uit de geschiedenis der typographie in herinnering brengt, en in Who's who in the Printing trade? Dit gedeelte vermeldt namelijk van de meeste der genoemde heeren welke hunne hobbies zijn. Het is verwonderlijk om te zien hoe weinig drukkers ook bibliophielen zijn, en hoe ‘motoring, hunting, golf’, etc., onder hen aanzienlijk meer aanhangers vinden dan hetgeen men zou kunnen noemen ‘the noble art of book-hunting’.
The Fleuron, A Journal of Typography edited by Oliver Simon. No. 1, Mei 1923; No. 2. Februari 1924. Tien jaar nadat het tijdschrift The Imprint dat slechts negen maanden leefde, gestaakt werd, verschijnt, thans eens per negen maanden, weer een tijdschrift dat op dezelfde hoogte staat.
The Fleuron wordt, naar mijn meening, geleid zooals in onzen tijd een typographisch tijdschrift behoort geleid te worden. De artikelen die het bevat zijn van de hand van competente schrijvers - drukkers, critici, historici, graphische kunstenaars - die de door hen behandelde onderwerpen kennen en beheerschen. Het is noodig dit te zeggen omdat juist bij publicaties van deze soort, die zich noch enkel tot het publiek noch enkel tot de vaklieden richten, aan de kennis en de bekwaamheid, of aan den critischen zin, der publicisten vaak tè veel ontbreekt.
The Fleuron geeft, gelukkig, geen ‘modellen’ voor onbekwame drukkers die niettemin graag de mode willen volgen of, zooals zij het zelf noemen, met hun tijd meegaan. Het tijdschrift wijst, in goed en overvloedig geïllustreerde studies, aan, waar, in de productie van vroeger eeuwen, aanknoo- | |
| |
pingspunten voor den hedendaagschen drukker kunnen liggen. In deze richting geeft het artikelen over Printer's Flowers and Arabesques, door Meynell and Morrison, over Initial Letters, door P.J. Smith, Caslon, door Updike, XIXe-eeuwsch Engelsch drukwerk, door H. Jackson, etc. - Het behandelt voorts bijzondere of belangrijke verschijningen van den nieuwen tijd; verschijningen die de hoop op een komenden bloei in de productie van boeken mogelijk maken en rechtvaardigen. Het is te zeggen: artikelen en notities over figuren als Cobden-Sanderson, Lovat Fraser, E.R. Weiss, Pelletan, Hornby, etc. Verder zijn er boekbesprekingen en kronieken. Elke aflevering is een stevig gecartonneerd boek zoodat het tijdschrift aangenamer in het gebruik is dan periodieken plegen te zijn.
De typographie is voortreffelijk; het zetsel is van een monotype zetmachine en het geheel bewijst dat daarmede voortreffelijke dingen te doen zijn. Ik kan echter niet enthousiast zijn over de gekozen letters. No. 1 is gedrukt met de reproductie van Garamond's Caractères de l'Université, en No. 2 met die naar den Romein van Baskerville; voor No. 3 verwacht ik dat gekozen zal worden weer een reproductie: namelijk naar de letter waarmede Aldus Manutius Poliphilus' Hypnerotomachia drukte. Vooral de eerste en laatste dezer letters zijn buitengewoon fraai - zij het wat Garamond betreft aanzienlijk minder dan het origineel dat nu nog op de Imprimerie Nationale te Parijs gebruikt wordt - maar mij dunkt toch dat zulke ernstige werkers als de uitgevers van The Fleuron materiaal uit hun eigen tijd moesten verkiezen boven steriele reproducties ook van de schoonste historische voortbrengselen. Het is te hopen dat deze periodiek, anders dan de meeste harer soortgelijke voorgangsters, een lang en bloeiend leven zal hebben; want zij is inderdaad de juiste uitdrukking van hetgeen op dit gebied noodig is.
|
|