Het Boek. Jaargang 13
(1924)– [tijdschrift] Boek, Het–
[pagina 161]
| |||||||||
[Nummer 3]De kaart van Holland door I.P. SaenredamEenige jaren geleden, bij de beschrijving van de uitgaven en de werken van Ellert de Veer (Amst. Boekdr. dl. III) maakte ik kennis met eene fraaie gegraveerde kaart van Holland van 1589, bewaard in een exemplaar van Die Cronycke van Hollant, Zeelant ende Vrieslant van 1591. Slechts één van de vrij talrijke door mij geraadpleegde exemplaren had de kaart; toch behoorde ze, blijkens den tekst op de rugzijde, wel degelijk in het werk. Sedert heb ik de kaart in meer exemplaren en in verschillende staten leeren kennen. Zelf kwam ik in het bezit van een volledig exemplaar van de Kroniek, het tweede tot dusver bekende exemplaar met kaart, en voor de Universiteitsbibliotheek mocht ik nog twee exemplaren verwerven van de kaart in verschillende staten, waarvan de eerste ook uiterst zeldzaam is, terwijl de jongste, zeer beschadigde staat, in verscheidene verzamelingen te vinden is. Het blijkt dus dat de kaart veel gebruikt moet zijn, en dit is begrijpelijk, want hoewel niet op heel groote schaal, gaf ze een uitgewerkt beeld van het landschap, in een tijd toen de algemeene belangstelling en de drang tot lectuur en ontwikkeling zeer levendig was. Toen voorzag deze kaart zeker in eene wezenlijke behoefte. Jacobus van Deventer had omstreeks het midden van de zestiende eeuw fraaie kaarten gemaakt van de Nederlandsche gewesten, maar of deze kaarten, die we nu alleen uit copieën kennen, toen nog te krijgen waren, mogen we betwijfelenGa naar voetnoot1). Bovendien gaf de kaart van Saenredam weer een nieuwer beeld van Holland; de Zijpe, bij van Deventer nog een open stroom, was hier als polder geteekend. Eerst van enkele jaren later ken ik weer een nieuwere kaart: Hollandia door Henricus Florentius van Langren, met het jaartal 1594Ga naar voetnoot2). Maar naast deze en andere latere kaarten is ook de kaart van 1589 blijkens de verschillende uitgaven nog in gebruik gebleven. | |||||||||
[pagina 162]
| |||||||||
Afbeelding en beschrijving van deze kaart schijnt dus wel van belang; en ze verdient dit ook als kunstwerk. Zij draagt den naam I.P. SaenredamGa naar voetnoot1); Jan Saenredam is een heel bekend graveur, leerling van Hendrik Goltzius, wiens werk hij dikwijls in koper gebracht heeft. Hij heeft eene zeer rijke prentenreeks nagelaten, in het Rijks-Prentenkabinet in groote volledigheid bewaard, maar de meeste prenten met jaartal zijn van de 17e eeuw, eenige zijn er van 1596 of daaromtrent, een enkele van 1592. Deze kaart van 1589 is dus een ouder werk van den kunstenaar, een werk uit zijn jonge jaren; immers hij is volgens Wurzbach in 1565 te Zaandam geboren; hij stierf in 1607 te Assendelft. Ook is het een werk van anderen aard dan de verdere reeks, die bijna geheel bestaat uit allegorische, bijbelsche en ook classieke voorstellingen, veelal met Latijnsche bijschriften in dicht van Cornells Schonaeus, Theodorus Schrevelius en anderen; voorts enkele zinneprenten, en een gezicht op Amsterdam. Eindelijk brengt de kaart ons den naam van den graveur iets vollediger dan zijn overige werk. Ian Saenredam teekent hij steeds; de P staat alleen hier. Waarschijnlijk wijst deze letter den naam van zijn vader aan; hij zal wel Jan Pietersz. Saenredam hebben geheeten; zijn zoon de bekende schilder heet Pieter Jansz. Hebben we nu van de kaart de oorspronkelijke uitgaaf? Dit is niet zeker; het is mogelijk dat deze kaart met jaartal 1589 bepaald gemaakt is voor het Vervolg op de Kroniek dat in 1591 verscheen, maar misschien komt er nog wel eens een exemplaar van den oorspronkelijken staat voor den dag zonder den tekst op de rugzijde. Kaarten werden geregeld afzonderlijk in den handel gebracht, en een kaart van Holland vond, zooals hierboven reeds uiteengezet is, zeker dadelijk een ruim debiet. Zoolang we zulk een exemplaar niet hebben, mogen wij intusschen de kaart uit de Kroniek als de oorspronkelijke uitgaaf beschouwen en beschrijven. | |||||||||
I. De kaart in de Hollandsche Kroniek, met tekst op de rugzijdeDe Hollandsche Kroniek is een boek dat door latere schrijvers veelal niet naar waarde geschat isGa naar voetnoot2); men behandelt het eenvoudig | |||||||||
[pagina 163]
| |||||||||
als een laten herdruk van de oude zoogenaamde Divisiekroniek, terwijl inderdaad de vervolgen door Ellert de Veer van grooteren omvang en van veel meer belang zijn dan dat oudere deel. En als men aan deze vervolgen eenige aandacht wijdt, dan vergelijkt men het werk vluchtig met Bor en Van Meteren, die later schreven, en dus op de Veers schouders staan, en natuurlijk meer gaven dan de voorganger. Inderdaad verdient de Veers werk, waarin het eerst de talrijke verspreide berichten over de gebeurtenissen van de eerste dertig jaren van den 80-jarigen oorlog tot een geheel zijn samengevoegd, alle belangstelling en waardeering. Ellert de Veer leidt het Vervolg in met een uitvoerige opdracht aan Prins Maurits en aan Jonkheer Jan van Duvenvoorden, Viceadmiraal, en de Gecommitteerde Raden ter Admiraliteit. Daarin zet hij het belang uiteen van ‘de toerustinghe des zees oft waterkrijch’, die in vroegere tijden macht en rijkdom heeft bezorgd aan ‘die van Tyro’, aan de Grieken, aan ‘die van Carthago’, aan de Saracenen, de Noormannen, aan ‘die van Venegien ende Genua’ en aan de Spanjaarden. Dan komt hij op den tegenwoordigen tijd. Hier deur - d.i. door de toerusting ter zee - vermogen nu weder de Engelsche teghenwoordich, der voornoemde Spaignyaerts rijckdommen ende schatten van Indien af te corten ende tot haer te trecken, alsmen in weynich iaren gesien heeft, datse de westersche Indien tot in Mare Pacifico noch achter Indien, diverse grensen des selfs ingenomen ende overweldicht hebben, ende zijn met grooten schat te huys gecomen. En daarna ‘ons eygen gheschiedenissen’: in drie volle foliobladzijden volgt een levendige schets van de ‘oorloge, die ons nu meer dan vijf en twintich iaren, sonder ophouden, vanden machtichsten Coninck van Europa aengebracht is (om de Religie ende vrijheyt ons vaderslandt te benemen)’, van de kleinheid van het land, de wonderlijke lage ligging, de armoede aan eigen voortbrengselen en den rijkdom dien de handel daar aanbrengt, het ongelooflijk groote getal schepen, de beteekenis van het water. Hierin telkens historische anecdoten, als het afscheid van den Spanjaard die het beleg van Leiden moest opgeven ‘non propter vim hostium sed propter aquas’, het woord van Escouedo tot Don Juan van Oostenrijk, dat de onderwerping wel zou eindigen met de zuidelijke gewesten, daar dan ‘de Prince van Oraignyen hem selven sal begheven in sijn schip van Hollandt.’ Het is een stuk | |||||||||
[pagina 164]
| |||||||||
proza dat meer bekendheid verdient; maar dat te lang is om het in deze kaart-studie op te nemen. Daarbij sluit zich een tweede stuk van twee bladzijden aan, gedrukt op de keerzijde van de kaart. ‘Dese Caerte salmen stellen in het tweede deel achter de Voorreden’. Zoo luidt de opgaaf voor den binder, en daaronder volgt dit opschrift: Breeder aanwijsinge ende verclaringhe op ende beneffens dees Caerte van Hollandt, van t'ghene in dees Voorreden vande gheleghentheyt des selfs verhaelt is. Het grootste deel van dat stuk, over de wateren en de schepen, heb ik vroeger afgedruktGa naar voetnoot1). Daarna worden nog de steden van Holland opgenoemd met korte opgaven omtrent handel en welvaart; dan enkele regels over de dorpen en de vruchtbaarheid van het land, eindigende met deze anecdote: Daeromme een Hollander in Spangien onder den Spangiaers, elcx roemende van de vruchten haers lants, de Spangiaert van de Olije, de Hollander vande goede Boter, vragende hoe dickwils sy in een jaer de vrucht des Olijs creghen, ende de Spangiaert seyde twee mael int jaer, soo antwoorde de Hollander, ende wy dees Boter twee mael sdaechs, 'twelck de Spangiaert voor ongelooflic achtede, meenende misschien dat de Boter (die in vetheyt de Oly meest ghelijck is) mede een boomvrucht was. De kaart is eene fijne kopergravure, 26 c.m. hoog, 37 c.m. breed. Holland met Utrecht is afgebeeld met het oosten boven. De Zuiderzee is grootendeels mede opgenomen, met Urk en Schokland, maar zonder de Overijselsche kust. In Holland en Utrecht zijn wateren, steden en dorpen zoo volledig mogelijk gegeven. Vlielant in het noorden en Overflakkee in het zuiden zijn door den rand eenigszins afgesneden. Van Friesland zijn behalve de kustlijn alleen de drie zuidwestelijke steden aangegeven, van Gelderland een aantal plaatsen op de westelijke Veluwe, terwijl de loop van Maas, Waal, Linge en Rijn geheel is geteekend, en het land langs en tusschen deze rivieren even zorgvuldig uitgewerkt is als Holland en Utrecht zelf. Dijken zijn slechts hier en daar door eene lijn aangegeven, aan den polder Zijpe in Noord-Holland is meer zorg gewijd. Duinen en heuvels zijn op de ook veel later nog gebruikelijke wijze als groepen en reeksen kleine bergjes geteekend. Onderaan in de Noordzee staat de titel in eene sierlijke omlijsting. Hij luidt aldus: | |||||||||
[pagina 165]
| |||||||||
Caerte vanden lande ende Graefschappe van Hollandt. Midtsgaders het landt van Utrecht, de deelen ende houcken van andere landen annex hollandt gelegen. Ende tselue landt naest beleyt hebbende. Perfect gemaect nade jegenwoirdige situatie ende gelegentheyt. Daaronder Ao 1589 en de naam I.P. Saenredam. In den linkerhoek een passer met driedubbele mijlschaal: cleyne, middelbaer en grote mylen; Miliaria parua, meditoria (sic) en magna. Voorts zijn op de gebruikelijke wijze in de opene plekken versierende teekeningen aangebracht: in Friesland het Hollandsche wapen, in de Zuiderzee een windroos, en verder in de zeeën verscheidene schepen en booten en een enkel zeemonster; bovendien de namen van zeeën en gewesten in keurige krulletter. Het is, zooals de meeste zestiende-eeuwsche landkaarten, een smaakvol geheel. De Kroniek is, blijkens afwisselende adressen op de titels in verschillende exemplaren, een gemeenschappelijke uitgaaf van Peeter Verhaghen te Dordrecht, die waarschijnlijk tevens de drukker was, Aelbrecht Hendricksz te Delft, later te 's Gravenhage, Laurens Jacobsz. en Cornelis Claesz. beiden te Amsterdam. In 1595-1597 gaven Peeter Verhaghen en Jasper Troyen te Dordrecht met Cornelis Claesz. weer een uitgaaf met een nieuw vervolg. De kaart heb ik in die latere uitgaaf niet gevonden; in die van 1591, zooals reeds vermeld is, slechts in twee van de vele geraadpleegde exemplaren. De plaat was wellicht eigendom van Cornelis Claeszoon; in elk geval was ze daarna in diens bezit, en werd ze door hem in andere gedaante weer in den handel gebracht. | |||||||||
2. De kaart in gewijzigden staat met een tekst er omheenGa naar voetnoot1)Onder de merkwaardige oude Hollandsche kaarten, in de laatste jaren in de Amsterdamsche Universiteitsbibliotheek bijeengebracht, is een vijftal gegraveerde kaarten van Nederlandsche gewesten met een tekst in boekdruk om de kaart heen loopende. Dit wijst op een weloverwogen plan van den uitgever, die stellig een volledigen atlas van de Nederlandsche gewesten heeft willen tot stand brengen. En een van de kaarten meldt ons den naam van dezen uitgever: ‘Gedruckt t'Amsterdam, by Cornelis Claesz. in 't Schrijf-boeck’ staat onder de laatste tekstcolom van de kaart van Gelderland. Voor de kennis van de werkzaamheid van den grooten | |||||||||
[pagina 166]
| |||||||||
Amsterdamschen uitgever op geografisch gebied is deze vondst van zeer groot belang. Wat heeft die man op dat gebied niet aangepakt en uitgevoerd! Jammer dat hij er in verscheidene gevallen niet toe gekomen is, zijne reeksen tot volledigheid te brengen en als voltooide boeken in het licht te geven. Op het gebied van kaarten hebben we wel heel wat goed afgewerkte uitgaven. Om van de zoogenaamde leeskaarten, die alleen uit teksten, zeilaanwijzingen, bestaan, niet te spreken, hebben we van hem de volledige zeekaartwerken van al de vermaarde stuurlieden die op dit gebied iets geleverd hebben: Govaert Willemsz., Adriaen Gerritsz., Aelbert Haeyen, en vooral Lucas Jansz. Waghenaer en Willem Barents. Maar de kaartenreeks, door Petrus Plancius ontworpen, land- en zeekaarten van de geheele wereld, schijnt nooit als een samenhangende atlas uitgegeven te zijn; misschien wel omdat de jaar op jaar ondernomen reizen telkens zooveel nieuwe gegevens brachten, dat aan de reeds verschenen kaarten weer nieuwe moesten worden toegevoegd, zoodat de reeks aangroeide maar nog geen afgerond geheel kon vormen. Even zoo ging het met de reis-uitgaven. Het werk van Linschoten vormt op zich zelf een geheel, maar de nieuwe Hollandsche ontdekkingsreizen die in 1594 begonnen, brachten jaar op jaar nieuwe journalen, zoodat Tiele wel met recht kon spreken van de ‘Collection de Cornelis Claesz.’; maar een samenvattende titel werd er eerst voor gezet door Michiel Colijn die na den dood van Cornelis Claeszoon een herdruk van de geheele reeks uitgaf. Op het gebied van den wereldatlas heeft hij een heel belangrijk werk tot stand gebracht, namelijk het kleine atlasje, Caert-thresoor betiteld. De kaartjes in zeer klein formaat, met enkele afbeeldingen 170 in aantal, in den loop van weinige jaren gegraveerd, en nu en dan sporadisch als titelversiering of illustratie van verschillende boeken gebruikt, zijn in 1598 als compleet atlasje verschenen met vrij uitvoerigen tekst. Daarna herhaaldelijk herdrukt, ook met vertaalden en meer wetenschappelijk bewerkten tekst, heeft het jaren lang aan tallooze Nederlanders en ook aan vreemden als gids gediend. Nu toont ons het nog maar kleine reeksje van gewestelijke kaarten, dat ook het maken van een atlas van de Nederlanden in grooter formaat tot de plannen van Cornelis Claesz. heeft behoord. Ja, misschien is deze atlas inderdaad tot stand gekomen; immers letten wij op de groote zeldzaamheid van andere dergelijke werken, | |||||||||
[pagina 167]
| |||||||||
als de atlassen van Heyns, Guicciardini, Kaerius, Goos, ColomGa naar voetnoot1), dan is het best mogelijk, dat een dergelijke uitgaaf òf geheel verloren gegaan is, òf dat een enkel bewaard exemplaar nog hier of daar schuilt. Maar voorloopig blijkt alleen dat de afzonderlijke kaarten bestaan hebben. Zou Cornelis Claesz. de kaarten opzettelijk voor deze uitgaaf hebben laten graveeren? De kaart van Holland zeker niet; het is de ons reeds bekende kaart van Saenredam van 1589. Maar de andere misschien wel. Geheel onveranderd is de kaart van Holland niet; de gravure is zonder zakelijke wijziging nieuw bewerkt, waardoor zij krachtiger uitkomt, maar aan fijnheid wel wat verloren heeft. Duidelijk ziet men dit in de arceeringen van het titelvignet, en ook in die van sommige schepen; en de teekening van het zeevlak met kleine niet samenhangende golflijntjes is weggeslepen, zoodat men er nog slechts sporen van ziet. En de omtrek van het wapen is te krachtig vernieuwd; de graveerstift heeft daar een breuk veroorzaakt, die in den afdruk te zien is en later, zooals ons blijken zal, noodlottig is geworden. Ook bij de omlijsting van den titel is een breuk te zien. De gedrukte tekst omsluit de kaart geheel: een kolom rechts, een kolom links, 3 boven en 3 beneden de kaart. Die links, beneden en rechts in Gothischen druk vormen eene doorloopende Beschryvinge van Hollandt. De drie kolommen boven de kaart in Romeinschen druk geven de beschrijving van het huijs te Britten, dat op de kaart zelve niet is aangegeven. Beide teksten hebben, zoover ik zie, geen bijzondere beteekenis; Guicciardini was een heel gemakkelijke bron voor ieder die over de Nederlanden iets lezen of schrijven wilde. Het Caert-thresoor met een veel uitvoeriger tekst, in geheel andere redactie, is toch innerlijk van denzelfden aard. Beide geven wel historische mededeelingen, maar - wat merkwaardig is - niets over de gebeurtenissen van de laatste dertig jaren. De Romeinen, de Noormannen en Erasmus worden vermeld; ook de Prins van Oranje, maar alleen als heer van Geertruidenberg. Niets over Alva, of over het beleg van Leiden of de Unie van Utrecht. De andere kaarten zijn kleiner van formaat dan die van Holland (23 × 31 cm.). Daar het geheele kaartblad dezelfde grootte heeft (ong. 41 × 53 cm.) is er meer ruimte voor den tekst. De gravure | |||||||||
[pagina 168]
| |||||||||
draagt een ander karakter dan die van de kaart van Holland, de gedaante van het geheel, en ook papier en watermerk toonen echter, dat ze wel degelijk één uitgaaf vormen. De in de Amsterdamsche Universiteitsbiblioteek bewaarde kaarten zijnGa naar voetnoot1):
| |||||||||
[pagina *15]
| |||||||||
| |||||||||
[pagina 169]
| |||||||||
Wanneer kunnen deze kaarten in het licht gegeven zijn? Natuurlijk eerst na 1591, toen de kaart van Saenredam in nog ongewijzigden staat in de Kroniek werd opgenomen, en zeker niet later dan 1609, het einde van de werkzaamheid van Cornelis Claeszoon. Tusschen die grenzen zou ik geneigd zijn de uitgaaf niet al te vroeg te zetten, maar eenige zekere aanwijzing ontbreekt. Pieter van der Keere is in 1571 geboren en heeft, zooals we zagen, meegewerkt aan de kaartjes van het Caert-thresoor dat in 1598 verscheen. Uit het feit, dat bij Nieuwpoort en Oostende niet van de krijgsgebeurtenissen gerept wordt, mag men niet besluiten dat de uitgaaf vóór 1600 lag, want we zagen dat ook van wat in Holland en Gelderland sedert 1572 geschied was, niets gezegd wordt. De reden zal wel zijn, dat op verkoop in de Zuidelijke Nederlanden gerekend werd, zooals ook schijnt te blijken uit het Fransche vignetje bij Henegouwen. In elk geval toont deze kaartenreeks ons een merkwaardige uitgaaf op geografisch gebied van het einde der 16e of het begin der 17e eeuw, en zien we dat ook voor de geografie van de Nederlanden Cornelis Claeszoon een van de voorgangers is geweest. | |||||||||
3. De kaart zonder tekst, met bij gegraveerd nummer, en in beschadigden staatEindelijk is er nog een afdruk van de plaat van Saenredam in weer lateren staat, geheel zonder tekst; zoo is zij opgenomen in de latere uitgaven van de Beschrijving der Nederlanden door Guicciardini. De plaat heeft twee veranderingen ondergaan. Rechts onderaan is het nummer 36 gegraveerd; zij staat bij Guicciardini tusschen Emden (35) en Dordrecht (37). De andere verandering is niet opzettelijk gemaakt. De linkerbovenhoek is van de plaat afgebroken, tengevolge van de hiervóór geconstateerde nabewerking die zij ondergaan had; de breuk loopt langs den rechtschen kant van het wapen, langs een der lijnen van een krulornament, en langs een klein stukje van de Friesche kust. Eerst onder het afdrukken is het stuk er geheel af geraakt. Som- | |||||||||
[pagina 170]
| |||||||||
mige exemplaren hebben het wapen nog, hoewel de wijde breuk al doorloopt van den bovenkant af tot dicht bij de zijkant. In de verzameling Halma in het Prentenkabinet zag ik zulk een exemplaar, en ook een dat den hoek reeds geheel mist. Een exemplaar zonder het wapen is ook in de Amsterdamsche Universiteitsbibliotheek. In denzelfden staat is het te vinden in een Latijnschen Guicciardini van 1613 (Amst. Willem Jansz.). Deheeren F.C. Wieder en A.D. Baart de la Faille kennen nog verschillende exemplaren, deels met, deels zonder het wapen. De andere breuk, rechts boven den titel, is ook zichtbaar erger geworden, en zet zich aan den benedenkant van het titelvignet voort. * * * Hoe onvolledig misschien nog, is de geschiedenis van dit opmerkenswaardige werk van Saenredam toch wel belangrijk. In zijne drie staten, als illustratie bij een historiewerk, als deel van een verloren en vergeten atlas van de Nederlanden, en eindelijk als nummer 36 in de prentenreeks van Guicciardini kennen we het nu in bloeiende jeugd, in vernieuwden staat, en eindelijk in een toestand van ouderdomsvervalGa naar voetnoot1).
C.P. Burger Jr. |
|