Het Boek. Jaargang 13
(1924)– [tijdschrift] Boek, Het–
[pagina 249]
| |||||||||||
Nog eenige gegevens over Frans Everssoon Sonderdanck, drukker te Leiden en te Delft in de 16e eeuwEen paar jaar geleden heb ik in dit tijdschriftGa naar voetnoot1) 't een en ander over deze drukker verteld. Veel bizonders was 't niet; wat losse gegevens, door gissingen aaneengelijmd. Mijn nasporingen naar 't leven van de drukker in allerlei richtingen hadden me niets opgeleverd. Maar, zooals 't dikwijls gaat, wat ik toen zoekende had hopen te vinden en niet vond, is mij nu ongezocht vanzelf in de schoot gevallen. In Knappert's Opkomst van hel protestantismeGa naar voetnoot2) trof ik onlangs onbekende bizonderheden over Sonderdanck aan, die een nieuwe kijk op zijn leven geven. Ze zijn door Knappert ontleend aan de Decisiones criminales curiae Hollandiae in Haga Comitum in 't Rijksarchief te 's-Gravenhage. De archiefstukken, die ik in zijn geheel heb afgeschreven, zijn te lang en vooral ook te vervelend om ze hier in extenso te publiceeren. Maar toch lijkt het me niet van belang ontbloot in 't kort te vertellen, wat ze over Sonderdanck behelzen. Uit de eerste rechtszaak, waarin ‘frans euerts zoon sonderdanck’ als eischer optreedt tegen de procureur-generaal van 't Hof van Holland blijkt, dat Sonderdanck een beetje benauwd was geworden, toen hij vernomen had, dat de schout van Leiden van plan was hem gevangen te nemen en te vervolgen, aangezien hij ‘eenige fameuse liedekens smaeckende heresie oft ketterye’ gedrukt en verkocht zou hebben. Hij tracht zich schoon te wasschen door te beweren, dat hij zich ‘van alle andere dwalinge mesuzijn (= misbruiken) ende heresyn kende puer suuer ende innocent’. Maar ongelukkig is de procureur-generaal 't niet met hem eens en voert aan, dat Sonderdanck, in strijd met de plakkaten, gedrukt, uitgegeven en verkocht had ‘sekere fameuse ende suspecte liede- | |||||||||||
[pagina 250]
| |||||||||||
kens’. 't Slot van dit breedsprakige stuk, opgesteld in een juridisch stijltje, waar een gewoon mensch van omvalt, is, dat 't Hof van Holland Sonderdanck's eisch van ‘purge’ ontzegt en hem daarentegen veroordeelt wegens zijn misdrijf. Hij wordt voor de tijd van de 3 eerstkomende jaren gebannen ‘binnen der stede van leyden ende vryheyt van dier’; mag er niet uit vertrekken op straffe van ‘eeuwelicken gepriueert te wordden van te mogen prenten’. En als die termijn van 3 jaar is afgeloopen, mag hij nog niet weg gaan, vóór hij 16 karolus guldens betaald heeft. Aldus is besloten op 23 Januari 1539/40. Een verdere aanvulling hierop geeft een tweede rechtsgeding voor 't Hof van Holland van 19 Maart 1539/40. De procureur-generaal treedt hier op als eischer. Gedaagde is symon claes zoon van hairlem, wie ten laste wordt gelegd, dat hij in de vorige zomer vergaderd had, ‘veel ende diuerssche vneerlicke fameuse ende cedicieuse (sic) liedekens tenderende tot verachtinge van die sacramenten der kercken cerimonien ende den geestelicken staete metten ancleuen vandien ende tot verstant ende ontschult vanden luyden anhangende die gereprobeerde secten’. Die liedjes had hij doen drukken bij ‘eenen frans euerts zoon sonderdanck binnen leyden’ en nadat ze gedrukt waren, had Symon Claesz. zelf er een groote menigte van meegenomen en ze in 't openbaar ‘in dese landen’ verkocht en doen verkoopen. Ook Symon Claesz. is volgens zijn eigen zeggen zoo onschuldig als een pasgeboren kind. Dat hij ‘seeckere boucxkens’ had laten drukken door Sonderdanck, kon hij niet ontkennen. Maar hij had de drukker opgedragen, zijn naam onder de boekjes te drukken ‘ende dat hy soude sien dat hy anders nyet en prente dan datmen verantwoirden mochte’, waaruit gemakkelijk viel af te leiden, dat hij, Symon Claesz., niet 't flauwste vermoeden had, dat er eenig kwaad in die liedjes stak. Niet bij hem, doch bij de drukker ligt dus de schuld, ‘alsoe tofficie vanden printers was wel te doen visiteren aleer hy sculdich was yet vuyt te geuen’. Een slimme vogel schijnt die Symon Claesz. te zijn geweest, want daarna gooit hij 't over een andere boeg en poogt op 't gemoed van 't Hof te werken door heel teerhartig te vertellen, dat zijn eenige doel was geweest met het gewin van de boekjes ‘zyne cleyne kinderen ende huysvrouwe die coste te winnen’. Maar 't Hof laat zich niet beetnemen en veroordeelt Symon Claesz. ‘mit een barnende kaersse van een halff pont wassche in zyn handen ende soe bloets hooffs te bidden den houe ende iusticie | |||||||||||
[pagina 251]
| |||||||||||
om vergiffenisse ende die kaersse soe te draegen ende te offeren voor dat wairdige heylige sacrament inde capelle van desen houe’. Verder verbanning binnen Haarlem en de stadsvrijheid voor de 4 eerstvolgende jaren en na die termijn verbod weg te gaan uit de stad, eer hij 20 karolusguldens had betaald. Zoo staat dus Sonderdanck als drukker van kettersche liedjes in een nieuwe gedaante voor ons. Op grond van de zwaardere straf, aan Symon Claesz. van Haarlem (een boekverkooper?) opgelegd, kunnen we echter wel aannemen, dat deze laatste door 't Hof voor de schuldigste van de twee werd gehouden. Over dat verdachte liederenboekje (of boekjes?), door Sonderdanck op verzoek van Symon Claesz. in de zomer van 1539 te Leiden gedrukt, is het me nog niet gelukt iets naders te vinden. Wat veel meer zegt, ook aan onze groote kenner van liedboeken, Dr. D.F. Scheurleer, is er niets van bekend. Voor 't leven van Sonderdanck geven ons beide rechtszaken echter eenig houvast en wat ik tot nu toe over hem beweerd en gegist heb, moet thans aan een grondige herziening onderworpen worden. Vast staat door deze nieuwe gegevens, dat hij in de zomer van 1539 al te Leiden was en er na 23 Jan. 1540 nog minstens 3 jaar heeft moeten blijven. Hiervan uitgaande wil ik trachten zijn drukken, de Delftsche en Leidsche, te rangschikken. Zoo heel eenvoudig is dat nog niet. Bekend zijn mij op 't oogenblik 5 uitgaven van Sonderdanck, die ik de volgende chronologische orde meen te moeten geven.
| |||||||||||
[pagina 252]
| |||||||||||
Een kleine verklaring bij deze rangschikking is niet overbodig. Het zou misschien voor de hand liggen aan te nemen, dat beide boeken, die in Delft gedrukt zijn, de nos. 1 en 5, uit dezelfde tijd stamden, na de Leidsche periode. Dit lijkt mij echter niet waarschijnlijk. Van no. 5, de Warachtige Tijdinghe, weten we zeker, dat het na Sept. 1542 gedrukt is; het behandelt feiten, die in Aug. en Sept. 1542 geschied zijn. Even zeker dunkt het mij, dat het Exempel van de soudaens dochter vóór 1540 en zelfs waarschijnlijk vele jaren vóór die tijd van de pers is gekomen. Met belangstelling heb ik gelezen, wat pater Bon. Kruitwagen onlangs over de dateering van dit boekje te berde heeft gebracht; van een andere meening dan ik, schat hij het op zijn vroegst op 1530-'35 en waarschijnlijker na 1540Ga naar voetnoot1). Naar aanleiding van deze afwijkende opvatting heb ik het Exempel van de soudaens dochter opnieuw grondig onderzocht en vergeleken met de Legende van S. Margriete en de Warachtige Tijdinghe. Weer is er voor mij geen twijfel aan, of de Legende is van veel latere dagteekening dan het Exempel. Daar kunnen wel een 15 à 20 jaar tusschen liggen. In de Legende wijst het papier van minderwaardig gehalte op een tijdstip, toen de kunst om een goed boek te maken, verloren begon te gaan; de bladverdeeling is ook gebrekkig en de titelhoutsnee is vrij laat. Het Exempel is daarentegen op zeer behoorlijk papier gedrukt en heeft nog heelemaal het aspect van een devoot boekje uit de goede drukperiode. Is mijn vorige dateering van ‘niet later dan 1520’ te vroeg? Ik durf geen apodictische uitspraken meer te doen, maar neig toch nog steeds naar een vrij vroege dateering. Ook een vergelijking van het Exempel met de Tijdinghe, op zijn vroegst in 1543 en waarschijnlijker zelfs wat later gedrukt, zal iedereen moeten overtuigen, dat het eerste uit een veel vroegere periode stamt. Papier en druk van de Tijdinghe zijn van nog geringer kwaliteit dan die van de Legende. Wanneer mijn indeeling van de drukken juist is, volgt daaruit, dat Frans Sonderdanck zijn loopbaan in Delft, de bakermat van | |||||||||||
[pagina 253]
| |||||||||||
zijn familie, begonnen is en er naast de Oude Kerk woonde. Uit die periode stamt het Exempel van de soudaens dochter. Hierop is hij naar Leiden vertrokken, op zijn laatst in de zomer van 1539, waar hij in 't huis Antwerpen bij de Vischbrug woonde; uit deze Leidsche tijd kennen we nu 3 drukken (nos. 2-4). Na 't veelbewogen verblijf te Leiden met het proces over het liederenboekje, is hij naar Delft teruggekeerd, op zijn vroegst in 1543, waar hij nu ‘op dye Watersloot’ ging wonen. De Tijdinghe en misschien nog wel meer stamt uit die dagen. Afgeronde, zekere gegevens over Sonderdanck zijn dit nog niet en ik zal de laatste zijn om mijn hypothesen voor definitieve uitkomsten te houden. Maar al tastend en zoekend beginnen we toch iets meer van deze vrijwel onbekende drukker te weten te komen.
's-Gravenhage, Maart 1924. M.E. Kronenberg. |
|