Uit Noord- en Zuid-Nederlandsche bibliotheken
Het verloren gewaande Frensweegsche handschrift voor de Utrechtsche Universiteitsbibliotheek aangekocht
Dr. A. Hulshof, de bibliothecaris van de Bibliotheek der Rijksuniversiteit te Utrecht schrijft aan de N. Rott. Courant:
Dezer dagen ben ik er in geslaagd een kostbare aanwinst voor de Utrechtsche Universiteitsbibliotheek te verwerven.
Het is een handschrift, dat in of kort na 1483 is geschreven en dat een belangrijke bron vormt voor de geschiedenis der moderne devotie. Het bevat de levensbeschrijvingen van Geert Groote en zijn eerste volgelingen, en voorts de oudste geschiedenis van het klooster te Windesheim, van een aantal fraterhuizen en kloosters uit het Oosten van ons land, die in de godsdienstige beweging van de moderne devoten eene belangrijke plaats hebben ingenomen. Het is afkomstig uit het klooster Frenswegen bij Nordhorn, was omstreeks 1825 in het bezit van Ds. W.F. Visch, predikant te Wilsum, die een gedeelte ervan heeft gecopieerd ten behoeve van Professor H.J. Royaards te Utrecht.
Sindsdien was deze codex, die bij de vakmannen bekend is als het Frensweegsche handschrift, zoek. Onze kerkgeschiedschrijvers der 19e eeuw, Moll, Delprat, Acquoy, van Slee en anderen hebben er tevergeefs naar gezocht. In 1908 heeft Dr. Schoengen een klein stuk naar een eveneens door Ds. Visch gemaakt afschrift uitgegeven in zijn lijvige publicatie over het Fraterhuis te Zwolle. ‘Mijn zoeken naar het origineel’, zegt hij in zijne Inleiding, ‘bij particulieren en in publieke bibliotheken, vooral in Duitschland, bleef vruchteloos.’ De Duitsche geleerde, Dr. Ernst Barnikol, thans privaat-docent te Bonn, die in zijn in 1917 verschenen ‘Studien zur Geschichte der Brüder vom gemeinsamen Leben’ uitvoerig over dit handschrift spreekt en de waarde ervan hoog aanslaat, slaakt de verzuchting: ‘Diese wertvolle Handschrift ist nun heute verschwunden. - Wie dem auchsein mag, ob Lindeborn die “Frenswegener Handschrift” gekannt und benutzt hat oder nicht; wo ist sie selbst? Wir wissen es bisher nicht; sie ist nicht mehr im ehemaligen Kloster Frenswegen, auch nicht in der Strassburger Universitätsbibliothek, wohin im Jahre 1878 die Handschriften und Bücher des Klosters, die noch erhalten und vorhanden waren, durch Schenkung gekommen sind.’
In dezelfde richting als dr. Barnikol heb ik zelf vroeger ook gezocht en reeds in 1909 een uitvoerige beschrijving gevraagd van de Frensweegsche handschriften, die zich te Straatsburg bevinden.
De verzameling, die de Graaf van Bentheim aan de Universiteitsbibliotheek te Straatsburg heeft geschonken, is echter slechts een treurig overschot van de eens zoo rijke kloosterbibliotheek. Want na de opheffing van het klooster in 1809 is de boekerij schandelijk verwaarloosd. Teekenend is o.a. het volgende, dat de vroegere Utrechtsche archivaris, mr. Muller, mij verteld heeft: toen de hoogleeraar Moll in 1857 er een bezoek bracht om gegevens te verzamelen voor zijn beroemd standaardwerk ‘Kerkgeschiedenis van Nederland vóór de Hervorming, werd hij rondgeleid door den in het klooster wonenden houtvester, die, terwijl professor Moll in een der