Het Boek. Jaargang 14
(1925)– [tijdschrift] Boek, Het–
[pagina 303]
| |
Een merkwaardig groot handschrift uit de NederlandenIn Januari 1925 vond ik op de Abdij te Averbode een perkamenten fragment van buitengewone afmetingen. Het had in een oud infolio-codex gezeten, om het eerste katern papier aan het voorste, gelukkig geen houten, schutbord vast te maken, en was haast niet gehavend. Bij den eersten aanblik erkende ik er 'n brokstuk in van het leven van S. Trudo (628-693), door diaken Donatus uit Metz omstreeks 785, uit het dietsch, in het Latijn vertaaldGa naar voetnoot1). Men weet dat het oudste hsch. dezer Vita te 's-Gravenhage op het Meermanno-Westrenianum berust, het wordt door de vakkundigen als de Bollandisten en LevisonGa naar voetnoot2), tot de IXe eeuw teruggebracht. Ons fragment, naar mijn bescheiden meening, dateert uit de tweede helft der XIIe eeuw, en bekleedt dus nog 'n plaats onder de oudste hschn. der VitaGa naar voetnoot3). Ongelukkigerwijze bleef het bij mijn eerste vondst, en noch in het Archief, noch op de Bibliotheek, te Averbode, is het mij gelukt een tweede brokstuk te ontdekkenGa naar voetnoot4). De tekst levert niet veel belangrijks op, hij sluit aan - streng genoeg - bij den overgeleverden inhoud; maar enkele varianten tegenover het oudste hsch. zijn van belangGa naar voetnoot5). Wellicht zullen deskundigen in het schrift zelf het een en ander | |
[pagina 304]
| |
ontdekken dat de kennis onzer Nederlandsche palaeographie ten goede komtGa naar voetnoot1). Het kan immers niet betwijfeld worden, dat het in de Nederlanden en wellicht in de Abdij van S. Truiden werd geschreven. Averbode bezit nog andere dokumenten die op dit Sticht betrekking hebben, en beide kloosters hadden bezittingen in LimburgGa naar voetnoot2). Over het intellectueel verkeer dat er tusschen de zwarte en witte monniken van af ± 1150 zeker bestaan heeft, weet ik niets mee te deelen; hoe dit fragment te Averbode kwam is mij onbekend; maar dat het de moeite loont 'n oogenblik er bij stil te staan, zal iedereen toegeven. Hoogstwaarschijnlijk behoorde ons fragment tot 'n volledige Vita Trudonis, aangezien er in den tekst geen verkorting noch wijziging voorkomt, tegenover het Haagsche hsch. Hier volgt de transcriptie van de bewaarde tekstfragmenten. | |
Fragm. recto 1e kolomribus. uicini habitatoresGa naar voetnoot3) concursu non modico uelociusGa naar voetnoot4) affuerunt eamque diligentiusGa naar voetnoot5) quid sibi acciderit ut his eos clamoribus congregaret interrogaverunt. [A]tGa naar voetnoot6) illa cum fletu magnoque gemituGa naar voetnoot7) ob | |
[pagina 305]
| |
iniuriam beato Trudoni a se illatamGa naar voetnoot1) confessa est sibi contigisseGa naar voetnoot2) cecitatis penamGa naar voetnoot3). [A]ccersitus ergoGa naar voetnoot4) sanctus puer affuit celeriterGa naar voetnoot5). RogaueruntqueGa naar voetnoot6) eum suppliciter qui conuenerant universiGa naar voetnoot7) ut facinus quod in se muiier perpetrauerat animo indulgeret dementiGa naar voetnoot8) et pro delictis illius supplicaret domino uniuersorum inspectatoriGa naar voetnoot9). Qui statim motus misericordie uisceribusGa naar voetnoot10) in terram prostratus cum lacrimis dominumGa naar voetnoot11) pro illa est deprecatus. Statimque exaudiuit eum dominus et ecce mulieri amissum celerius reddidit uisum. Nolu..... | |
Fragm. recto 2e kolomcum illis ut mos est regiis pueris uenandi exerceret ritum. Ille uero mentis intencionem unanimiter in celestis patrie defigens amoremGa naar voetnoot12), illorum suggestioni minime accommodauit aurem,Ga naar voetnoot13) seque cum illis ad tale studium professus estGa naar voetnoot14) non iturum. Cum ergoGa naar voetnoot15) hoc sepius ageretur. et beati pueri mentem nullis secularium uanitatum sordibus humana suggestio contaminare possetGa naar voetnoot16), ceperunt prefati iuuenes eum despicereGa naar voetnoot17) et quasi degenerem estimare. Beatus uero Trudo uelud lenis iacob habitabat in tabernaculis, pietatisque obsequia parentibus sollerti cura et magna sollicitudine adhibebat, seseque cotidie inter laicales habitus et secularis.... | |
Fragm. verso 1e kolomcultum. Erat autem unicum atque singulare sancti uiri desiderium, omniqueGa naar voetnoot18) tempore uite sue hoc postulabat a domino ut sacras litteras | |
[pagina 306]
| |
disceretGa naar voetnoot1), quatinus sub sancte conuersationis habitu postmodum soli domino militaret. | |
Fragm. verso 2e kolomOmnis enim qui petit accipit et qui querit inuenit et pulsanti aperietur. Addidit quoque iam dictus formosus uir loqui ad eum: Surge inquitGa naar voetnoot2) uade ad beatum Remaclum tungrensis urbis pontificem. Ipse enim est haut longe ninc in uilla que nuncupatur septemburias. Illi namque ostendit dominus omnia que te oportet facere docebitque te uias tuas. Tu uero fac omnia quecumque dixerit tibi. Dominus autem tecum erit et custodiet te in omnibus uiis tuis. Surrexit itaque beatus Trudo ualde diluculo. Perterritus enim erat illa maxima uisione, uolensqueGa naar voetnoot3) uelocius sciscitari euentum rei, assumpsitGa naar voetnoot4) secum in comitatumGa naar voetnoot5) duos pueros etGa naar voetnoot6) De werkelijke afmetingen van het fragment zijn de volgende: hoogte: 0.21 m × breedte: 0.295 m. De linker marge is weggesneden, indien we ze zoo breed rekenen als de rechter, dan was het fragment nog 0,058 m. breeder, dus ± 0.35 m. Vermoedelijk was dit wel het geval, maar zelfs indien we vooropzetten, dat de linker marge bv. enkel 0,035 breed was, zal ons fragment minstens 0,32 m. breedte hebben gehad. Ik weet niet of daarvan - de liturgische boeken uitgezonderd, één voorbeeld in de Nederlanden bekend is. | |
[pagina 307]
| |
De aflijning, die op het fragment nog duidelijk zichtbaar is, laat niet toe te veronderstellen, dat ons folio-blad feitelijk diende geplooid te worden, en dat dus de codex maar de halve breedte had; dit is uitgesloten, èn door den toestand van het perkament, èn door de aflijning zelve die rechts ± 0.06 overlaat, en linksch dan slechts 0,01 zou bedragen, èn door het schrift; want op het verso komt er 'n hoofdletter C voor die dan tot in de vouw van het blad zou neergeschreven zijn. Dus onze codex was ± 0,33 m. breed, ten minste. Vermoedelijk was hij zeker 0.42 m. hoog. Dit is reeds heel waarschijnlijk uit het feit, dat de breedte ± 0,33 bedroeg, en wordt ook nog aan de hand gedaan door de 0.08 m. hooge marge die onderaan bewaard bleef. Veel smaller zal de bovenmarge wel niet geweest zijn, want in deze onze veronderstelling had het hsch. dus twee kolommen schrift, en mat de letterspiegel van elk kolom h. 0,26 × br. 0,11. wat passende getallen zijn; hoogte meer dan tweemaal zooveel als de breedte. Indien deze berekeningen op 'n andere wijze tot zekerheid worden, dan meen ik dat onze Trudo-codex wel het record slaat op dit gebied, en dat hij als 'n unicum dient te worden aangeschreven, waarvan het verlies dubbel valt te betreuren. Dit wetenschappelijk bewijs omtrent de afmetingen volgt hier. Bij de studie van den tekst hebben we vastgesteld, dat niettegenstaande alle varianten, onze Vita geen glossen maar ook geen verkortingen oplevert; de Donatus-tekst is dus vrijwel, wat uitvoerigheid betreft, dezelfde gebleven, als die van het oudste hsch. Berekenen we nu bij middel van 'n gedrukte Donatus-tekst de ruimte die ons fragment inneemt, en vergelijken we dit resultaat bij den tekst die wegviel tusschen ons folio ro beneden, en ons folio vo in 't midden, dan kunnen we mathematisch uitrekenen hoe hoog ons fragment moet geweest zijn, en met welken tekst ongeveer ons fol. ro boven aanvangen moest. Als basis neem ik den gedrukten tekst in de AA. SS. B.t. V, p. 26-28. Ons fragment ro beslaat van de woorden: -ribus tot secularis, in den druk juist 34 volle regels. De tekst van kol. links nagenoeg 10 regels van -ribus tot visum, die van kol. rechts met cum tot secularis ± 9 regels, wat volkomen klopt met kol. links, vermits | |
[pagina 308]
| |
deze 'n regel meer tekst heeft overgeleverd. Indien er nu tusschen het woord: Nolu en het woord cum in den gedrukten tekst eveneens ± 10 regels voorhanden zijn, die in ons fragment zijn weggevallen, dan is het bewijs reeds geleverd dat elke kolom schrift die nu ± 0,13 m. hoog is, feitelijk 0,26 bedroeg. Maar dit weggesneden tekststuk bedraagt zelfs 15 regels, waardoor het reeds uitgemaakt is, dat, bij mogelijke verkorting, de kolom minstens 0,26 m. lang was. Maar ons vermoeden, dat het hsch. naar boven geen zoo breede marge open liet, wordt hierdoor ook reeds bevestigd. Keeren we nu tot het verso. De eerste kolom links met haar 0,13 m. schriftveld beslaat in den druk weer 9,5 regels wat door het blanke na militaret wordt uitgelegd. De kolom rechts met de woorden: Omnis-pueros beslaat 9 regels druk, wat door het kleiner aantal verkortingen voldoende wordt gewettigd. Het blijkt dus nog eens te meer, vermits de fragment-tekst in zijn overgeleverde gedeelten, en in zijn weggesneden stukken, den authentischen Donatus-tekst niet heeft aangelengd, dat onze berekening ons tot 'n wetenschappelijk resultaat moet leiden. Tusschen de woorden nu: mireque pul en de woorden: Omnis enim, is er 'n tekstbrok verdwenen, die gedrukt meer dan 14 regels beslaat; deze vaststelling, die zoo juist overeenstemt met die van het ro, sluit allen twijfel uit. Elke kolom schrift heeft in de lengte méér dan 0,26 m. bedragen. Vermits 0,12 m. ons 10 regels druk leveren, vragen 15 regels druk ons ± 0,20 m., en kan dus de kolom, indien de marge boven zoo breed was als onder ± 0,33 m. hebben bedragen. Dan zou ons hsch. niet een folio geweest zijn van 0,42 maar van 0,49 m. hoogte. Tegenover 0,33 breed is dit volstrekt niets buitengewoons. Maar zelfs bij de vooropzetting dat de boven-marge geen 0,08 m. bedroeg als de onderste, is het moeilijk of niet aan te nemen, dat men van deze 0,08 enkel 0,025 zou hebben overgelaten, dus ± 6 1/2 zou hebben ingenomen, om den tekst van 5 regels druk erop te plaatsen. Dan zou onze codex 'n buitengewone en zeer onaesthetische aflijning en oppervlakte hebben gehad. Onder 0,08 m. dus, bedroeg, m.i. de boven-marge mintsens 0,05 m., en moeten we daarom het schriftveld in de hoogte met ten minste 0,035 m. vergrooten. Onze origineele codex had dus bij 'n breed- | |
[pagina 309]
| |
te van ten minsteGa naar voetnoot1) 0,33 m., 'n hoogte van ten minste 0,45 m.Ga naar voetnoot2). Voorwaar 'n reus onder de niet liturgische boeken der XIIe eeuwGa naar voetnoot3).
Antwerpen, 12/5/'25. D. A. Stracke S.J. Lid v.h. Ruusbroec Genootschap. |
|