Het Boek. Jaargang 15
(1926)– [tijdschrift] Boek, Het–
[pagina 122]
| |
BoekbesprekingHenry R. Plomer, Wynkyn de Worde & his contemporaries from the death of Caxton to 1535. - London, Grafton & Co, 1925. Prijs 21 sh. (geb.); 264 blzz., groot 8o, met 12 groote en 2 kleine facs.Een boek van een eenigszins populair-wetenschappelijk karakter, waarin heel wat bizonderheden over Engelsche drukkers tot 1535 bijeen zijn gebracht. Uiterlijk zeer verzorgd, mooi papier, groote, duidelijke letter, breede marges, royaal van indeeling met veel blanke bladen. Degelijke, gedocumenteerde kost en toch ook weer niet overzwaar van wetenschap. Af en toe ter afwisseling een anecdotische levensbizonderheid. Ik houd het er dan ook voor, dat dit werk in Engeland zeker zijn weg zal vinden. Liefde voor oude boeken is daar in ontwikkelde kringen algemeener dan hier te lande. Vakmenschen zullen er betrekkelijk niet veel nieuws in aantreffen en Proctor, Gordon Duff, Steele, Sayle, enz., enz. eerder raadplegen dan dit compilatiewerk. Wat ik voor mij er in mis, is een soliede achtergrond; het geheel blijft een beetje zweven. Successievelijk worden verschillende Engelsche drukkers, eerst de Londensche van Wynkyn de Worde en R. Pynson af, daarna die uit de provincie, behandeld - geheel dus naar Duff's indeelingGa naar voetnoot1) - en wordt 't een en ander van hun uitgaven verteld. Hoe zou het boek aan pit hebben gewonnen, wanneer aan 't slot der beschouwing over iedere drukker een lijst van zijn uitgaven was gegeven, op de wijze, gelijk wij dat kennen uit De Amsterdamsche boekdrukkers van Moes-Burger. Men zou een samenvatting hebben verkregen van 't geen nu verspreid staat en moeilijk te overzien is. Maar misschien stel ik mijn eischen te hoog. In ieder geval is het te prijzen, dat de schrijver zijn eigen krachten niet overschat; tot gedetailleerde typenstudie erkent hij zich heel eerlijk niet bevoegd en laat de beslissing daarin aan ‘typographical experts’ over (p. 84). Welke invloeden op de vorming van de karakteristieke Engelsche lettertypen hebben gewerkt - een aantrekkelijk onderwerp - zal men hier dan ook niet moeten zoeken. Toch wordt er wel weer vermeld, wanneer de eerste cursieve en romeinsche typen in zwang kwamen (in 1524 en 1509; zie p. 90 en 138) en hoe Wynkyn de Worde een type heeft gebruikt, die Caxton waarschijnlijk van Govaert van Ghemen te Gouda had overgenomenGa naar voetnoot2). Zoo is er heel wat wetenschap bijeengebracht. Over 't algemeen is de schrijver goed op de hoogte van nieuwe ontdekkingen op bibliografisch gebied. Het verslag van de merkwaardige vondst, die zekere luit.-kolonel J.G. Birch - ik vermoed iemand, die deel uitmaakte van het bezettingsleger te Keulen en zich daar lichtelijk verveelde - in 1923 in die stad heeft gedaan, ontbreekt niet (p. 55). De overste Birch dan, het was al bekend door een mededeeling van Pollard in de Bibliographical SocietyGa naar voetnoot3), heeft in het Register van vreemdelingen te Keulen ontdekt, dat Caxton van Juli 1471 tot eenige tijd na 29 Sept. 1472 in die stad vertoefd heeft. Een kostbare bevestiging van 't verhaal over Caxton's verblijf en werkzaamheid aldaar, dat wordt aangetroffen in Wynkyn de Worde's Engelsche uitgave van Bartholomaeus Anglicus, De proprietatibus rerumGa naar voetnoot4). | |
[pagina 123]
| |
A quelque chose malheur est bon. Zelfs de Engelsche bezetting van Keulen heeft dus nog wetenschappelijke resultaten opgeleverd. De ‘Marburg Press’, bron van veel verboden boeken, wordt in de inleiding genoemd ‘is believed to have been at Antwerp’. Klaarblijkelijk is niet ter kennis van de schrijver gekomen, wat na Steele's studie hier in 't land over deze pers met schijnadres is gepubliceerd, waardoor het vaststaat, dat Hans Luft te Marburg identiek is met Johannes Hoochstraten te AntwerpenGa naar voetnoot1). In The Athenaeum van 28 Nov. 1919 had hij daar anders een kort verslag van kunnen vinden. Prachtig is de reproductie tegenover het titelblad, een houtsnee in rand, gebruikt door Wynkym de Worde in Rich. Sutton, The orcharde of Syon (1519). Het formaat van Plomer's boek eischte een lichte verkleining van de houtsnee, 't geen altijd heel jammer is, maar toch zijn ook op deze manier de rustige, goed-gebouwde groep vrouwenfiguren en de knappe weergave van de zwarte stof der gewaden al een vreugde voor het oog. Heel mooi is ook de initiaal H aan 't begin van de muntproclamatie, in 1505 door W. Faques uitgegeven (p. 181). De twee dierenkoppen, waarin de initiaal uitloopt, wekken herinneringen aan Iersch schrift op. Een uitvoerig register aan het slot verhoogt de bruikbaarheid van het werk zeer en maakt het voor iedereen mogelijk zijn weg in deze mededeelingen, vaak los aaneengeregen, terug te vinden. Misschien had een Franschman met zijn aangeboren compositie-talent van deze gegevens een nog boeiender en vooral minder eentonig geheel samengesteld. Maar gelukkig voor Plomer hebben Britten - en ook Nederlanders -, die nu eenmaal stoerder van aanleg zijn, niet zoo'n verfijnde behoefte aan sierlijk opgedischte wetenschap als de hyper-gevoelige Franschen.
's-Gravenhage, Dec. '25. M.E. Kronenberg. | |
Karte der Verbreitung der deutschen und oesterreichischen Bibliotheken 1: 2.500.000. Berechnet und entworfen von Dr. Hans Praesent, Bibliothekar an der Deutschen Bücherei. Leipzig, Otto Harrassowitz 1925. prijs M. 2. - .Deze statistische gids der duitsche bibliotheken in kaartvorm komt voor in het ‘Jahrbuch der Deutschen Bibliotheken’ Jg. 16 en is door den uitgever ook afzonderlijk verkrijgbaar gesteld. Men mag hem daarvoor dankbaar zijn. Op de zeer helder geteekende landkaart, het Duitsche Rijk en tegenwoordig Oostenrijk omvattend, vindt men alle plaatsen waar bibliotheken zijn aangeduid met een figuur, die het aantal inwoners doet zien; en daar is dan tevens een figuur naast gezet, die bestaat uit vierkantjes en stippen van verschillende kleur, waaruit men kan aflezen van welken aard en van welken omvang de bibliotheken ter plaatse zijn. Elk vierkant beteekent 50.000 boekdeelen, elke stip 10.000 boekdeelen die daar nog bij komen. De kleuren duiden de kategorie aan; zooals rood: ‘Staats-, Landes- u. Provinzial-bibliotheken’, blauw: ‘Hochschulbibl.’, groen: ‘Stadt-, Rats- u. Magistratsbibl.’, volgen nog paars, bruin en geel. Zoo kan men opmaken dat b.v. Weenen (op Berlijn na de grootste figuur) meer dan 1 miljoen deelen in Staatsbibliotheken enz., bijna 1½ miljoen in Hoogeschoolbibliotheken, ruim 100.000 deelen in Stedelijke enz., bijna 2 miljoen in Bibliotheken van Vereenigingen enz., meer den 250.000 in Vorstelijke, Kerkelijke en particuliere bibliotheken bezit, tezamen tusschen 4½ en 5 miljoen. Voor Berlijn vormt het totaal tusschen 6½ en 7 miljoen. Het is zeker een zeer groote hoeveelheid van gegevens die op deze vernuftige wijze in een klein bestek en voor weinig geld wordt aangeboden.
F.K. |
|