Het Boek. Jaargang 15
(1926)– [tijdschrift] Boek, Het–
[pagina 118]
| |||||||||||||
VariaOp losse bladen gedrukte liedjesWij zijn Dr. Kossmann dankbaar voor de nauwkeurige beschrijving van de vier plano's uit de Bibliotheek te Berlijn. (Het Boek 1926, blz. 49 en v.). Dat hij daarbij ook de bekende strooken uit het archief te Kampen bespreekt, geeft mij echter aanleiding tot enkele opmerkingen. ‘Het is geen bijzonderheid van de geuzenliederen dat zij op deze wijze werden gedrukt’ zegt Dr. Kossmann (bl. 51) terecht, en ‘in geen geval zijn bladen met geuzenliederen een soort op zich zelf’ (bl. 52). Al zegt hij het niet uitdrukkelijk, uit het verband zou de lezer allicht opmaken, dat dit beweringen van ons waren. Nergens hebben wij echter iets dergelijks gezegd; vgl. ten overvloede mijn ‘Wilhelmus van Nassouwe’, bl. 64 vlg. Wel is er verschil van meening omtrent het volgende. Dr. K. erkent, dat de in kolommen gedrukte bladen verknipt konden worden, en dat zij ook werkelijk verknipt werden. Maar hij gelooft niet, dat zij met het oog hierop zoo gedrukt werden, of dat de liederen afzonderlijk verkocht werden (bl. 53). Aangezien ik dit ook na zijne tegenspraak blijf gelooven, wil ik mijne gronden daarvoor hier even uiteenzetten. De plano's, waar het hier over gaat, hebben de uit een oogpunt van typografie zeer opmerkelijke bijzonderheid, dat de kolommen zeer ongelijk van grootte zijn. Aan den bovenkant vertoont de spiegel gewoonlijk nog één rechte lijn, maar aan den onderkant ontbreekt daar in den regel heel veel aan. Wel heeft men dit door allerlei middelen zoeken te verhelpen: het bijvoegen van een prentje of van een rijmspreukGa naar voetnoot1), het gebruiken van grootere letter voor het opschrift in de eene kolom, het weglaten van de ruimte tusschen de strophen in een andere, ook wel ongelijke tusschenruimten enz. Van al deze hulpmiddelen, behalve van het laatstgenoemde, geeft de bij bl. 58 gereproduceerde plano voorbeelden. Ondanks dit alles slagen de drukkers er nog niet in den onderkant van den spiegel gelijk te maken. Dit treft ons te meer, wanneer wij zien, hoeveel bezwaar de boekdrukkers van die dagen er tegen hadden, aan den onderkant der bladzijde een open ruimte te laten, zoodat zij meermalen op de voorzijde van een blad alleen den titel of den eersten regel plaatsten van een gedicht, dat op den achterkant stond. Het is dus duidelijk - en Dr. K. erkent dit ook, al zegt hij het niet met deze woorden - dat de drukker zeer bepaald op elke kolom één gedicht wilde opnemen, niet meer, zoodat elke kolom op zichzelf een geheel vormde. Daarmede moet hij toch een bedoeling gehad hebben, en dan kan ik geen andere zien, dan dat het geheel gemakkelijk verknipt zou kunnen worden, wanneer iemand slechts een enkel van die gedichten wenschte te bezitten of te bewaren. Hoezeer dit een vaste gewoonte was geworden, zien wij b.v. in de plano, die de Fransche vertaling van het Wilhelmus bevat. Zelfs dit lange lied moest op één kolom gedrukt worden. Ofschoon nu daarvoor een groot vel genomen werd, moest toch de letter heel klein worden. Daardoor werd de | |||||||||||||
[pagina 119]
| |||||||||||||
kolom zeer smal, en zoodoende zijn er zes kolommen gekomen. Deze plano meet 27½ bij 37 cM., de spiegel 26 bij 34. In dit laatste geval zouden wij er zeker de voorkeur aan gegeven hebben elk gedicht op twee kolommen te drukken. Waarom hield men toch zoo aan het drukken op één kolom vast? Of liever - want men kende toch ook wel gedichten in plano op meer kolommen gedrukt - waarom hield men er bij sommige gedichten zoo aan vast? En bij welke gedichten? Een eerdicht, dat men iemand bij een feestelijke gelegenheid aanbood, waarvan aan elk der feestgenooten een exemplaar werd rondgedeeld, terwijl het misschien ook verder voor de liefhebbers verkrijgbaar gesteld werd, kon mooi gedrukt worden, werd netjes opgerold mee naar huis genomen en daar zorgvuldig bewaard. Evenzoo ging het met een gedicht van een bekend dichter, dat door de liefhebbers gekocht werd om bewaard te worden. Maar een volksliedje moest gemakkelijk opgevouwen en in den zak meegenomen kunnen worden. Dat kon wel, als het op een lange strook, niet als het op een breede plano gedrukt was. Het waren dus juist de volksliedjes, die elk op een afzonderlijke kolom moesten gedrukt zijn, terwijl zij zoowel per stuk als per vel verkocht konden worden. Natuurlijk zal het ook toen wel zijn voorgekomen, dat iemand van een anderen stand dan waarvoor zij eigenlijk bestemd waren, die liedjes wilde bezitten, en deze zal dan zoo mogelijk een geheel vel gekocht hebben, evenals wij in zulk een geval een aantal draaiorgelliedjes tegelijk koopen. Maar verreweg de meeste zullen wel aan strooken verkocht zijn. Ook hadden de liedjeszangers waarschijnlijk geen vellen bij zich, waarvan zij voor elken kooper afknipten, maar alleen of voor het meerendeel losse strooken. Al kan ik uit den aard der zaak geen bewijzen hiervoor bijbrengen, toch meen ik, lettende op de taaie levenskracht van volksgebruiken en volksgewoonten, tot deze voorstelling te mogen besluiten op grond van in onzen tijd waargenomen feiten. Onze draaiorgelliedjes zijn meestal op een half vel gedrukt, 8 bladzijden klein 8o. Maar de verdeeling is geheel anders dan bij boekdruk. Slaat men het vel open, dan heeft men aan beide kanten vier bladzijden naast elkander, alle rechtstandig. De volgorde is op het eerste gezicht onbegrijpelijk. Ik heb er hier een voor mij liggen met aan den eenen kant blz. 4, 5, 8, (1)Ga naar voetnoot1), aan den anderen kant 2, 7, (6), (3). Een ander heeft, 2, 3, 2, (1) en 2, (1), (4), (1). Een derde heeft 2, (1), 2, (1) en 2, (1), 2, (1). Weer een ander 2, 3, (4), (1) en 2,3, (4), (1), enz. enz. in tal van variaties. Heeft men het vel opgevouwen in de hand en wil men, na de eerste bladzijde gelezen te hebben, het vervolg lezen, dan is het voor een ongeoefende vrij wat zoeken. Maar scheurt men het vel uit elkander, dan heeft men op ieder blaadje een geheel lied. Zij worden dus gedrukt met de bedoeling om versneden te worden. Maar ook het drukken op groote vellen, aan één kant, waarbij elke kolom een geheel lied bevat, komt nog voor, of kwam althans niet lang geleden nog voor. De bekende straatzanger Meijer b.v. liet zijn gedichten zoo drukken en verkocht alleen de losse strooken. Ik heb er een van 56½ c.M. hoog. Doordat zij slordig afgesneden is, is de breedte van boven 76 m.M., van onderen 68. In achten gevouwen is het gemakkelijk in den zak te steken. Wel heeft deze strook twee kolommen, maar dat is, omdat het geheel (257 regels) in verzen van twee lettergrepen isGa naar voetnoot2). De losse strooken, die men in verschillende verzamelingen vindt, zijn dan ook m.i., voor het meerendeels althans, niet door verzamelaars van de vellen gekniptGa naar voetnoot3), maar zoo gekocht. | |||||||||||||
[pagina 120]
| |||||||||||||
En nu de Kamper strooken. Dr. Kossmann meent (blz. 51), dat de autoriteiten te Harlingen of Leeuwarden van drie verschillende bladen de liedjes, die zij aanstootelijk vonden, hebben afgeknipt om bij de vervolging als bewijsstuk te dienen, en dat elk blad vier liedjes bevat heeft. De gevangengenomen liedjeszanger had dus ten minste twaalf liedjes bij zich, wat ik wel wat veel vind. Veel aannemelijker is, dat hij van drie liedjes van elk een aantal losse exemplaren bij zich had. De Leeuwarder autoriteiten stuurden nu van elk van die een exemplaar naar Overijsel. Dat deze niet juist van hetzelfde vel afgesneden waren en dus niet aan elkander passen, is zeer begrijpelijk. Het tegenovergestelde zou al heel toevallig geweest zijn. Het was voor den rondtrekkenden zanger ook zeker voordeeliger de liedjes één voor één te verkoopen dan bij drie tegelijk, terwijl de strooken gemakkelijker mee te nemen waren dan geheele vellenGa naar voetnoot1). Nu ik toch schrijf, nog een paar kleine bijvoegingen, op zichzelf van geringe waarde, maar die Dr. Kossmann toch wel zullen interesseeren. Den slotregel van het lied van Wybo, n.l. Winter somer even groen noemt hij ‘treffend’. Dat velen er zoo over dachten, bewijst het gebruik daarvan als wijsaanduiding. Maar ook op andere wijze werd deze regel overgenomen. In 't Nieuw Groot Hoorns Lied-boekje, bl. 97 lees ik in een Bruylofts-sang op de wijze ‘Lieve Dogters vol &c.’ Als de Lauwerieren doen
's Winters Somers even groen.
Ib. in een liedje op de wijze ‘Polyphemus aan de stranden’: Maar sy gaan als palmen groeyen
Voort en bloeyen,
's Winters somers even groen.
Ib. blz. 177 in een liedje op de wijze: ‘Roosemont die lag, &c.’: Als de Palm en Lauwer doen,
Die altijd blyven even groenGa naar voetnoot2).
Nauwelijks is een boek verschenen, of men vindt gewoonlijk, hetzij zelf-standig of op aanwijzing van anderen, leemten en fouten. Een paar van deze in het Geuzenliedboek deel ik hier mede. Bij no. 206 heb ik verzuimd aan te teekenen, dat dit lied van Starter is. Prof. J.W. Muller was zoo vriendelijk mij daarop te wijzen. Tot die liedboekjes, die later de plaats van het Geuzenliedboek innamen, behoort zeker wel het Nieuwe Nassouse Trompetje, waarvan uitgaven bekend zijn van 1675, 1725, 1762, 1765. Hierin zijn 8 liederen opgenomen, die wij ook in het eerste vinden. Ik heb dit eerst te laat in handen gekregen om er gebruik van te kunnen maken. Anders had ik hieruit zeker enkele betere lezingen overgenomen. De eerste strophe van no. 169 wordt ons hier duidelijk, doordat in vs. 1 der ontbreekt. Inlandtsche Spangien is dus vocatief, evenals Albertus en d'Admirant in vs. 4. Betere lezingen zijn ook:
| |||||||||||||
[pagina 121]
| |||||||||||||
Het belangrijkste is evenwel, dat ik door deze uitgave in briefwisseling gekomen ben met den eigenaar van een Geuzenliedboek, dat ik nu voor mij heb. Het is een tot nog toe onbekende uitgave en wel eene, waarvan ik op grond van de vergelijking der andere het bestaan vermoed heb, en die ik in mijn bibliographie E*** genoemd heb. Zij is in 1631 bij Broer Jansz. uitgekomen. Als ook andere eigenaars zich met mij in verbinding willen stellen, zal de bibliographie waarschijnlijk nog vrij wat aangevuld kunnen worden. Voor die aanvullingen zal zeker in Het Boek altijd wel een plaatsje te vinden zijn. P. Leendertz Jr. | |||||||||||||
Het appendix op de Brune's banketwerkNaar aanleiding van het stukje van de heer P.J. Meertens over een door hem gevonden ‘Appendix’ op 't bovengenoemd werk, in het Oktobernummer 1924 van dit tijdschrift (13e jg. blz. 262 v.), zij nog het volgende meegedeeld: Onlangs kwam mij ter hand een titeluitgave van J. de Brune's Banketwerk, waarschijnlik van de Hollandse nadruk van 1658 (Amsterdam, Jan van Duysbergh). Daar bij mij het portret ontbreekt, weet ik niet of dat getekend was (zoals in de druk van 1657), of ongetekend (zoals in de Hollandse nadruk). De titel is geheel veranderd en luidt nu: ‘Het Nieuw / Opgedist / Banket-werk, / van Vermakelijke /, Hoogvloeyende, / en Soete Gedagten, / door d'Heer / Mr. Johan de Brune, / Raad Pensionaris der Ed. Mog. Heeren / Staten van Zeeland. / vignet / t'Amsterdam, / by Willem Lamsvelt, / Boekverkooper aan de Nieuwe Kerk. 1699 /.’ Hierachter is nu gebonden hetzelfde appendix, maar met een eigen titel, geheel gelijk aan het eigenlike werk, maar met de vermelding ‘tweede deel.’ Waarschijnlik had dus deze Amsterdamse uitgever het laatste deel der uitgave van 1658 opgekocht, en daarachter de exemplaren gevoegd van het ‘appendix’ als ‘tweede deel’. Het zou me dan ook niet verwonderen, indien steeds dit appendix volgde op de titeluitgave van 1699.
Ede. J.F. Buisman Jr. | |||||||||||||
Niet GK. maar GW.Ik zie wel, dat het doopen van 'n andermans geesteskinderen niet tot mijn oorspronkelijk vak behoort. Toen ik in Het Boek XIV (1925) den nieuwen Gesamtkatalog der Wiegendrucke besprak, werd door mij voorgesteld, het wicht maar dadelijk ‘GK’ te doopen (blz. 353). En intusschen was er ook al een stukje van mij ter perse, waarin dat GK. gebruikt werd (Het Boek XV, 1926, blz. 2, 3). Maar aanstonds werd mij van verschillende zijden erop gewezen, dat de Gesamtkatalog zelf de afkorting GW. gebruikt. En die is inderdaad beter, daar zij meer zegt dan GK. Weshalve ik het princiep volg, dat Paus Stephanus omstreeks het jaar 255 over het doopsel reeds voorhield aan den H. Cyprianus: ‘Nihil innovetur nisi quod traditum est.’ En dus mijn voorstel omtrent GK. terugtrek. fr. B.K. |
|