| |
| |
| |
Moeilijkheden in de bibliografie der werken van P.C. Hooft
Het is wel opmerkelijk, dat er nog vrij veel proza van Hooft ongedrukt is, terwijl anders het kleinste kladje van een beroemd schrijver de uitgave waard geacht wordt. Een der oorzaken daarvan is zeker wel het ontbreken van een goede bibliografie, waardoor slechts weinigen met voldoende zekerheid weten, wat er al of niet is uitgegeven.
Menigeen zal dan ook wel reeds begonnen zijn voor eigen gebruik een lijst aan te leggen. Maar alleen Schotel heeft de zijne laten drukken in zijn Letter- en Oudheidkundige Avondstonden, Dordrecht, 1841, bl. 106. De groote onvolledigheid en onbetrouwbaarheid hiervan zal anderen hebben afgeschrikt, eerder dan opgewekt om zijn voorbeeld te volgen.
Gedeeltelijke bibliografieën, of opgaven van een aantal uitgaven zijn er verscheidene, en daaronder zeer betrouwbare, zooals die in de uitgave van Hooft's Gedichten van mijn vader, aangevuld door Stoett, en die in de uitgave van den Warenar van De Vries, aangevuld in de mijne.
Een beknopte, maar zoo volledig mogelijke en behoorlijk gerangschikte lijst der uitgaven liet ik opnemen in den catalogus der tentoonstelling in het Muiderslot in 1913. Om deze tot een goede bibliografie uit te werken heb ik echter de hulp van vele boekenvrienden noodig, waarop ik hierbij een ernstig beroep doe.
Indien ik een beschrijving gaf van de uitgaven, die ik zelf gezien heb, of waarvan ik een betrouwbare opgave heb, dan zou er waarschijnlijk niet veel ontbreken. Maar dan zouden de gebruikers het gevoel krijgen, dat zij een zeer onvolledige bibliografie hadden, wanneer zij telkens nog andere uitgaven genoemd vinden. Er worden nl. tal van uitgaven genoemd, die hoogstwaarschijnlijk
| |
| |
nooit bestaan hebben. De zekerheid daarvan moet ik verkrijgen uit het stilzwijgen van de boekenkenners en boekenliefhebbers.
Daartoe zal ik hier die uitgaven noemen en, zoo noodig, bespreken.
1. | Schotel noemt: ‘Alle de Wercken (uitgenomen Ned. Hist.), fol. Amst. 1671, 2 d.’ Van een uitgave in 2 deelen is mij niets bekend. Maar Schotel heeft dit toch niet uit zijn duim gezogen. Wij moeten dus, evenals bij vele volgende, zijn fout (als die er is) trachten te verklaren. Heeft misschien iemand het werk in twee deelen laten binden en daarvoor een titelblad laten drukken? Zoo iets kwam toch vrij vaak voor; ik zou dat een ‘liefhebberstitel’ willen noemen. |
| Is iemand een dergelijk exemplaar bekend? |
2. | Ook noemt hij ‘Alle de Wercken, Amst. 1684, 4o. met pl. en portr.’. Hier is hij blijkbaar in de war met den Tacitus van dat jaar, waarvan de fransche titel is: ‘Alle de Wercken van C. Cornelius Tacitus.’ |
3. | Van den Brief van Menelaus noemt Schotel een uitgave Amst. 1608, 4o. Waarschijnlijk is dit een schrijf- of drukfout voor 1618, en bedoelt hij den 2en druk der Emblemata, waarin de Brief voorkomt. Bestond het gedicht reeds in 1608, dan zouden wij het ook in den ren druk der Emblemata verwachten. |
4. | Van het bestaan eener uitgave van Paris Oordeel, Amst., 1611, 4o. ben ik lang niet zeker, omdat op herhaalde vragen in oude jaargangen van den Navorscher nooit eenig antwoord gekomen is. Toch kan deze uitgave bestaan hebben, want Hooft vond dit het beste van zijn tafelspelen en liet daarom alleen dit in de uitgave der Gedichten van 1636 opnemen. |
| Waarschijnlijk was het dan echter geen uitgave voor den handel bestemd, maar alleen voor de vrienden, zooals ook de andere tafelspelen en enkele bruilofts- en lijkzangen kunnen gedrukt zijn. |
5. | Schotel noemt een uitgave van de Lijkklaght op Hasselaar van 1616, fo. Ik ken alleen een uitgave 1617, 4o. Maar Hasselaar stierf 27 Aug. 1616 en het is dus niet onmogelijk, dat er eene foliouitgave aan voorafgegaan is. |
6. | Van Achilles en Polyxena zegt Schotel, dat het in 1614 te Amst. Rott. verschenen is. Een uitgave te Amsterdam, of een uitgave, waar beide plaatsen genoemd worden, ken ik niet. Maar Schotel was niet zoo nauwkeurig als wij tegenwoordig een bibliograaf verlangen. Hij schrijft b.v. ‘Nederl. groet aan den Prinse van Or.’, terwijl de titel is: De Hollandsche Groet. |
7. | Daarentegen ken ik van Theseus ende Ariadne, 4o, 1614, waarvoor hij ook beide plaatsen opgeeft, alleen een uitgave te Amsterdam. |
8. | In de aanteekeningen van mijn vader vond ik een uitgave der
|
| |
| |
| Granida van 1662 bij Bouman, echter zonder aanwijzing, waar een ex. is. Deze uitgave zal wel bestaan hebben: een vergissing in het jaartal is althans onwaarschijnlijk, omdat een andere uitgave bij Bouman niet bekend is. |
9. | Schotel noemt een uitgave van Geeraert van Velzen, 4o., Utr. 1749. Ik zou hierin een schrijf- of drukfout voor 1649 willen zien, omdat in het midden der 18e eeuw wel 8o. uitgaven van oudere stukken verschenen, maar geen 4o. Maar in den Catal. Groebe van Nov. 1844 wordt ook een 4o-uitgave, Utr. 1749 genoemd. Heeft nu toch die uitgave bestaan? Of is hier een gemeenschappelijke fout? Onmogelijk is dat laatste volstrekt niet: fouten in de honderdtallen komen zeer veel voor. Zoo noemde de oude catalogus der Mij. v. Letterk. een Geeraert van Velzen van 1713, wat later verbeterd is in 1613. Zie ook straks. |
10. | Het Uitlegkundig Woordenboek op Hooft noemt een uitgave van den Warenar 4o, 1634. Bestaat deze? |
11. | De catalogus van Henskes (1754) noemt een Warenar van 1657. Ook deze heb ik nooit gezien. |
12. | De Naamrol van Tooneelspelen van 1782 noemt een Warenar van 1661 bij Lescailje. Ik ken er een van dat jaar bij Van Santen. Is die bij Lescailje een variant daarvan, of een andere? |
13. | Rössing in den Nederl. Spectator 1873, bl. 127 noemt een Warenar 8o, 1663 bij Lescailje. Ook dezen ken ik niet, tenzij een ex. bij mij, waaraan de titel ontbreekt, van deze uitgave is. |
14. | In de Symbolae Literariae V, Nederduitsche Bijdragen, bl. 21, wordt een Warenar van 1670 genoemd. Dit is zeker wel schrijf- of drukfout voor 1671. |
15. | De Vries in zijn Inleiding xxxviii noemt een Warenar bij J. Bouman, 1678. |
16. | Over een uitgave van den Warenar, 1690, bij de Wed. van Gaasbeek zie Taal en Letteren 1897, bl. 179. |
17. | Op dezelfde plaats over een uitgave bij Michiel en Gysbert de Groot. Deze uitgaven heb ik geen van drieën gezien. |
18. | De Catalogus van Tooneelspellen.... G. Warnars (1775) noemt een Warenar 8o, 1726. Is dit een drukfout voor 1729? |
19. | Nog vind ik vermeld een Warenar 1726 in 4o. Is dit drukfout voor 1626? Of is 4o fout voor 8o? Vgl. het voorgaande. |
20. | Schotel noemt een uitgave van Baeto, 4o, 1635. Wie kent deze? |
21. | Ook vind ik van Baeto nog een 8o-uitgave van 1647 genoemd. Bestaat deze? Of is het een verschrijving voor 1657? Of voor 1847? |
22. | In den catalogus der tentoonstelling in het Muiderslot staat onder no. 97 een 4o uitgave van Henrik de Grote, 1626. Dit is een vergis- |
| |
| |
| sing van mij. Het is een klein folio-uitgave. Hooft zelf noemt het ook in Brief 708 een uitgave in folio. |
23. | Op dezelfde plaats onder no. 98 staat een uitgave, fo. 1627. Dit is fout voor 1626. |
24. | Wie kent een exemplaar van den tweeden druk van Henrik de Grote? Hooft was met deze uitgave niet erg ingenomen (Br. 684, 705). Schotel noemt een uitgave te Haarlem, 12o, 1636. Dat zou de gezochte kunnen zijn. |
25. | Wie weet een ex. aan te wijzen van den 4en druk van Henrik de Grote? Die van 1648 heet op den titel 5e druk. |
26. | Schotel noemt een uitgave van Henrik de Grote, Amst. 1652, 12o. Wie weet een ex. daarvan? |
27. | Dezelfde noemt een uitgave, Rott. 1648, 12o. Ook deze ken ik niet. |
28. | Verder vind ik nog vermeld een uitgave van Henrik de Grote en Rampzaligheden van 1684, 12o. Deze zal wel niet bestaan hebben. Na 1671 toch heb ik van geen van beiden meer een uitgave in klein formaat gevonden. |
29. | Jonckbloet, Gesch. d. Nederl. Letterkunde, III3', 81, evenzoo Frederiks en Van den Branden, Biogr. Wdb. noemen een uitgave der Rampzaligheden van 1638. |
| Deze heeft zeker niet bestaan, want in Br. 731 van 22 Sept. 1639 bedankt Hooft zijn zwager Baek voor het nette afschrift. Van een uitgave tijdens het leven van Hooft is tot nog toe niets gebleken. In Brandt's Lijkrede wordt er dan ook geen melding van gemaakt, en evenmin in de lijkdichten. |
30. | Zijn er nog andere uitgaven bekend van Henrik de Grote dan:
Amst. W.J. Blaeuw, 1626, fo.; |
Amst. W. en J. Blaeu, 1638, 4o; |
5e dr. Amst. N. van Ravesteyn, 1648, 12o; |
Amst. A.G. van den Heuvel, 1661, 12o; |
7e dr. Amst. J. van Ravesteyn, 1662, 12o; |
Amst. A. van den Heuvel, 1664, 12o? |
|
31. | Zijn er nog andere uitgaven van Rampzaligheden dan:
Amst. N. van Ravestein, 1649, 8o; |
2e dr. Amst. N. van Ravestein, 1649, 12o; |
Amst. A.G. van den Heuvel, 1661, 12o; |
3e dr. Amst. J. van Ravesteyn, 1662, 12o? |
4e dr. Amst. A. van den Heuvel, 1664, 12o? |
|
32. | Zijn er nog andere uitgaven dan de hieronder genoemde van Metamorphosis, dat is Verandering, of Herschepping.... met Paris Oordeel. noch Menelaus Brief aen Helena, door P.C. Hooft gerijmt.?
Amst. P. Robyn, 1643, 12o. |
|
| |
| |
|
Amst. J.J. Schipper, 1693, 12o. |
Amst. J.J. Schipper, 1647, 12o. |
Rott. P. van Waesberge, 1657, 12o. (op de titelprent 1658). |
Amst. A. de Wees, 1662, 12o. |
Amst. A. de Wees, 1662, 12o (andere druk). |
|
33. | Van de Werken, Amst. 1671 bestaat een titeluitgave met het jaartal 1677. Waar is een exemplaar? |
34. | Verscheidene gedichten van Hooft zullen wel in plano voor de vrienden gedrukt zijn. Ik ken zulk een uitgave alleen van den Bruiloftszang voor W.J. Hooft in de bibliotheek der Kon. Akademie. In particuliere verzamelingen kunnen er nog wel meer zijn. Wie kent er? |
35. | Waar zijn handschriften van Hooft, behalve bij de Kon. Akademie en in de universiteitsbibliotheken te Amsterdam en Leiden? |
Men ziet, er zijn vragen genoeg, die alleen opgelost kunnen worden door de samenwerking van velen. Maar daarmede zijn de moeilijkheden niet ten einde.
Heel dikwijls vinden wij een uitgave met een verkeerd jaartal vermeld, hetzij door een drukfout, hetzij dat de schrijver uit zijn geheugen aanhaalt en zich daarbij vergist. Dat bezorgt den bibliograaf veel last en dwingt hem tot een verdrietig zoeken, omdat hij meestal geen resultaat, maar ook geen zekerheid krijgt. Dat is waarschijnlijk het geval bij bovenstaande vragen 2, 5, 6, 7, 10, 20, 22, 28, 29.
Soms levert dit geen moeilijkheid op. Een uitgave Granida van 1520 (i.p.v. 1620: cat. Amst.), Isabelle 1519 (i.p.v. 1619: cat. Koning bl. 319, no. 1425) zijn even onmogelijk als Hendrik de Grote 1622, in één band met Rampzaligheden, 1622, 12o. (cat. Dr. H. Labouchère, R.W.P. de Vries, Amst. 1914), omdat in de genoemde jaren die werken nog niet geschreven waren.
Toen ik in 1912 een voorloopige lijst aan onze groote bibliotheken zond, om te weten, waar de verschillende uitgaven te vinden zijn, waren er twee, die bij De Vries' uitgave van Warenar het jaartal 1843 verbeterd hadden in 1845. Toch is het eerste juist. Er is daar echter een zoo onduidelijk type gebruikt, dat haast iedereen er een 5 zal lezen; alleen met een goede loupe is het te zien. In de meeste catalogi zal deze uitgave dan ook wel met een verkeerd jaartal staan.
Lastiger wordt het voor den bibliograaf, wanneer de drukfout op den titel van het boek zelf voorkomt. Zoo heeft een van de uitgaven der Metamorphoses op den titel 1693 i.p.v. 1643.
| |
| |
Wordt in een deel der oplage onder het drukken de fout verbeterd, dan kan men meenen twee drukken te hebben, en alleen een zeer nauwkeurige beschouwing der verschillende exemplaren - die slechts bij uitzondering in één bibliotheek zijn - kan het juiste inzicht geven. Zoo is er een uitgave van Granida met de jaartallen 1515 en 1615, van Theseus ende Ariadne met 1628 en 1629.
Uitgaven met verschillende adressen ontbreken natuurlijk evenmin als exemplaren uit vellen van verschillende drukken samengesteld, en uitgaven met twee geheel verschillende titels.
Veel vergelijking is ook nog noodig, doordat herhaaldelijk in catalogi het formaat onjuist wordt opgegeven, nl. 8o. i.p.v. 12o., 4o. i.p.v. fo. en omgekeerd.
Het lastigst zijn wel de oudste drukken van den Warenar. De Vries in zijn uitgave bl. 41, zegt, dat no. 825 in den druk van 1617 wortel heeft. Mijn vader in Nav. XV. 268 verbaasde zich over deze fout van De Vries, omdat de druk van 1617 wel niet mooi is, maar er toch onmiskenbaar mortel staat. Beiden hadden gelijk. In 1617 zijn nl. onder het drukken verbeteringen aangebracht; zie mijn uitgave van den Warenar, bl. xxxvii. De Stadsbibliotheek te Haarlem heeft drie verschillende exemplaren van dezen druk. Van den druk van 1626 ken ik vier exemplaren, die alle onderling verschillend zijn.
Er zijn zeker weinig schrijvers, waarbij de bibliografie zooveel kleine moeilijkheden oplevert, terwijl van zooveel drukken slechts enkele exemplaren over zijn. Daarom doe ik met vertrouwen een beroep op aller medewerking. Ik zal dus nog drie maanden wachten en dan het werk afsluiten, aannemende, dat de uitgaven, waarvan ik dan nog geen betrouwbare aanwijzing heb, ook niet bestaan.
's-Gravenhage.
Adriaan Pauwstraat 24.
P. Leendertz Jr.
|
|