| |
| |
| |
[Nummer 3]
De oudste Nederlandsche vertaling van een geschrift van Xenophon
Het is reeds tien jaren geleden, dat dr. Burger in dit Tijdschrift (V, 1916, p. 154-161) de verblijdende tijding kon brengen van het terugvinden van een en als druk en als geschrift belangrijk boekwerk: van de oudste vertaling van een werk van Xenophon in onze taal, nl. die van de Cyropaedie door Ad(am) V(an) Z(uylen) V(an) N(yevelt), Amsterdam 1592. Aan de toen tot mij gerichte uitnoodiging om den oorsprong dezer vertaling en haar aard nader te onderzoeken, geef ik eerst thans gevolg, nadat ik in den vorigen zomer in verband met de recensie van het boek van Geerebaert (zie Het Boek XVI, 1927, p. 33 vgg.) mij met de vertalingen van klassieke auteurs in het algemeen en in verband met den herdruk van de Anabasis mij wederom met Xenophon had bezig te houdenGa naar voetnoot1). Behalve het exemplaar van het boek, dat dr. Burger op het oogenblik in zijn bezit heeft - de afbeelding van het titelblad (t.a. p.p. 160) wordt hier herhaald -, zijn er intusschen nog een tweetal exemplaren uit Belgische bibliotheken bekend geworden (Geerebaert p. 87)Ga naar voetnoot2) De vertaling van de Cyropaedie is blijkbaar een voorlooper geweest van v. Zuylens meer bekende vertaling van de Vitae van Plutarchus (1603)Ga naar voetnoot3), blijkbaar wilde hij zijn tijdgenooten de groote mannen van den voortijd als spiegel en voorbeeld voor oogen stellen. Dit is een ten allen tijde terugkeerend motief: een nauwer verband met de tijdsomstandigheden zal men dus in het ontstaan dezer vertalingen niet behoeven te zoeken.
Bij het onderzoek naar den achtergrond van een of andere vertaling krijgt men, vooral als men meermalen vertalingen gehanteerd heeft, weldra, al lezende en den oorspronkelijken text raadple- | |
| |
gende, een suspicie, die men echter op dit terrein der onbegrensde mogelijkheden natuurlijk voortdurend heeft te controleeren en te toetsen. En zoo rees omtrent de Cyropaedie van Van Zuylen van Nyevelt bij mij al spoedig het vermoeden, dat gaandeweg bevestigd werd, dat aan deze Nederlandsche vertaling noch de oorspronkelijke Grieksche text noch zelfs een der niet weinige reeds in de 16e eeuw bestaande Latijnsche versies ten grondslag lag, maar een bewerking in het Fransch. Zoo iets bemerkt men aan allerlei: Fransche vormen van eenige eigennamen (b.v. Cyaxare, Astyage - deze naam wordt weer door den zetter soms Astyaghe gespeldGa naar voetnoot1), die de vertaler naast latijnsche vormen van andere handhaaft), jazelfs verkeerdelijk geherlatiniseerdeGa naar voetnoot2) (b.v. Feraulus, uit Fr. Feraule, Gr. Φɛραύλας p. 93 en 96, Cyr. 2, 3, 7 en 16), Fransche woorden (officier, quartier, propoost, frontier etc.).; de aan Fransche vertalingen eigene rhetorische aandikking of overdrijving der begrippenGa naar voetnoot3), waarvan het aanvullende gecoordineerde synoniem weer een onderdeel is; de van het origineel of zelfs van een latijnsche versie afwijkende zinsbouw; en dan ook zonderlinge vertalingen, die slechts door verkeerde overbrenging van een Fransch woord, niet door textverschil, zijn te verklaren (vgl. b.v. ben. p. 151 ϰοιμῶνται ‘zij liggen op
wacht’ terwijl het Ned. ‘rondgaan’ heeft). Over enkele Fransche randnotities, die eerst na voltooiing van mijn onderzoek mijn aandacht trokken, zie ben. p. 148Ga naar voetnoot4).
De Fransche vertaling nu, die mij, bij stijgende zekerheid omtrent de hoedanigheid van den door v. Zuylen bewerkten text, als zoodanig scheen in aanmerking te komen, was die van Jacques de Vintemille, Parijs 1547 (herdrukt 1555, 1572), geciteerd door Lanson, Manuel Bibl. no. 1300. Maar deze vert., waarvan men den juisten titel bij Graesse, Trésor VI. 2, 492Ga naar voetnoot5) vindt, ‘la Cyropédie de Xénophon, excellent Philosophe et Historien, divisée en huit livres, esquelz est amplement traité de vie, institutions et faitz de Cyrus, Roy des Perses, traduite de Grec en langve Françoyse par Jacques de Vintemille, Rhodien. A Paris de l'imprimerie d'Estienne Groulleau, 1547’ was op geen enkele bibliotheek in ons land aanwezig. Toen heeft
| |
| |
mej. Carla M. Jibben, een oud-leerlinge van mij, die op het oogenblik colleges aan de Sorbonne volgt, op mijn verzoek uit het exemplaar der Bibliotheek van de Sorbonne (uit de ed. 1572) de drie fragmenten afgeschreven, die men beneden vindt afgedrukt en mij ook nog omtrent een aantal afzonderlijke plaatsen ingelicht.

Door haar ijverige en welwillende medewerking kon ik een bevestiging verkrijgen van wat ik mij voorgesteld had: dat de Ned. vert. van v. Z. v. N. naar de Fransche van Jacques de Vintemille bewerkt is (het bovengenoemde ϰoιμῶνται - zij gaan 's nachts rond - | |
| |
blijkt zijn ontstaan te danken te hebben aan een verkeerd begrepen ils passent la nuit). Sporen van het gebruik van een versio latina zijn er ternauwernood: in v. Zuylens tijd had men reeds sinds 1569 de beroemde vertaling van den heelen Xenophon door LeonclaviusGa naar voetnoot1), die hem, zooals trouwens oudere, die alle modificaties zijn van die van den humanist Francesco FilelfoGa naar voetnoot2), uit het midden der 15e eeuw, voor talrijke misslagen had kunnen behoeden. Ik voeg hier nog bij, dat ik achteraf bemerkt heb, dat te midden van de met gothische letter gedrukte randmotities van v. Z., die gewoonlijk op den inhoud betrekking hebben of inhoudsopgaven zijn, af en toe een Fransch woord in lat. letters voorkomtGa naar voetnoot3); ook deze Fransche woorden vindt men precies zoo bij Vintemille in den text: vermoedelijk heeft v. Z. ze bij de bewerking van de stof gemakshalve in den rand geschreven en zijn ze onwillekeurig door den zetter als randnotities beschouwd en bij de correctie niet geschrapt.
Over Jacques Comte de Vintemille (of Vintimille) bestaat een monographie van L. de Vauzelles, Orléans 1865, denzelfden, die ook het artikel over hem in de Nouv. Biogr. Gén. XLV (1866) p. 253 vg. geschreven heeft. Hieruit deel ik slechts eenige gegevens mede: hij was een edelman (1512-1582), een Griek, afkomstig uit Cos, afstammeling der Paleologen, kwam naar Frankrijk, was gunsteling van Frans I en Hendrik II, die hem aanzetten tot vertaling van Gr. auteurs, ook het Latijn hanteerde hij gemakkelijk. Behalve de Cyropaedie vertaalde hij o.a. Herodianus (den historicus).
Uit de vert. van Vintemille blijkt nu, dat zij niet alleen de eigenaardigheden van alle Fransche vertalingen vertoont, maar dat Vint. bovendien den text willekeurig, zelfs door heele zinnen, uit- | |
| |
breidt; dezelfde toevoegingen vindt men trouw bij v. Z. terug (voorbeelden ben.). Maar daarenboven dat hij, hoewel zelf Griek zijnde, het Grieksch meermalen misverstaat. Slechts een hoogst enkele maal wordt hij dan door v. Z. gecorrigeerd, zelfs dan is het de vraag of dit geschiedt op grond van een lat. versie (b.v. Leonclavius), maar bijna zonder uitzondering wordt de foutieve vertaling in het Ned. gereproduceerd (voorbeelden ben.). Het is niet onmogelijk, dat Vint. af en toe bij een Lat. versie zijn licht heeft opgestoken, maar dan heeft hij er zeer weinig van geprofiteerdGa naar voetnoot1).
Waar de vert. van v. Z. v. N. in ons land slechts uit het eene exemplaar van dr. Burger kan bestudeerd worden en de vert. van Vint., haar bron, hier in het geheel niet gevonden wordt, is het wenschelijk ter kenschetsing van de werkmethode van den Nederlandschen vertaler den lezer eenige stukken van grooteren omvang voor te leggen dan eigenlijk voor dit doel noodig zou zijn. De indeeling in capita is een geheel andere dan de tegenwoordig geldende en schijnt door v. Z. v. N. uit Vint. te zijn overgenomen. Van Zuylen zegt hier nergens, dat hij naar het Fransch vertaalt, laat staan, dat hij zijn bron nader aanduidt, daarentegen heeft hij in zijn vert. van Plutarchus (gevolgd door eenige vitae van Nepos) de door hem gebruikte Fr. vert. en zelfs de editie nauwkeurig aangegeven.
I. Het eerste fragment (p. 1 vgg.) is het begin der Cyropaedie in beide vertalingen (thans boek I cap. 2, daar cap. 1 als ‘voorreden’ behandeld is, waarachter eerst nog het ‘sonet’ door dr. Burger p. 159 meegedeeld volgt). In dit stuk treffen wij reeds allerlei merkwaardigs aan:
1. Uitbreiding van den text door Vint. Bij de beschrijving van den persoon van Cyrus zegt Xenophon kort en goed, dat hij was ɛἶδος μὲν ϰάλλιστος, ψυχὴν δὲ φιλανθρωπότατος ϰαὶ φιλομαθέστατος ϰαὶ φιλοτιμότατος; de lichamelijke eigenschap wordt nu door Vint. uitgebreid: C. estoit grand et d'une tresbelle representation,
| |
| |
wat natuurlijk in de bedoeling van Xen. gelegen heeft, daar bij de Grieken schoonheid met grootte van gestalte gepaard gaat, zelfs bij vrouwenGa naar voetnoot1); van de geestelijke eigenschappen wordt de middelste, wellicht tengevolge van slordigheid overgeslagen, hoewel Cyrus' leergierigheid in het boek zelf meermalen op den voorgrond gesteld wordt: hij was ‘fort gracieux de sa nature et convoiteux d'honneur au possible’. Alles - aanvulling, weglating, zelfs de zonderlinge poging om den superlatief weer te geven - keert bij v. Z. terug.
2. Verkeerd begrip van den volzin. Van de wetten der Perzen laat Vint. Xenophon zeggen en v. Z. neemt het letterlijk over: ‘loix qui à la verité me semblent de leur premier commencement proceder à l'entretenement du bien publiq, beaucoup mieux que celles des autres republiques’, waar de leur premier commencement niet veel zin heeft. Er wordt in het origineel heel wat anders gezegdGa naar voetnoot2): de wetten der Perzen beginnen, naar het mij voorkomt, de behartiging van het algemeen welzijn niet op gelijke wijze als (of daar, waar) (de wetten) in de meeste staten (maar zij beginnen reeds er mee door regels voor te schrijven voor de opvoeding der kinderen, terwijl elders de ouders hierin de vrije hand hebben). - Verder wekt ‘à la verité’ (‘metter waerheyt’ v. Z.) het vermoeden, dat Vint. wel eens een blik in een Latijnsche vertaling geworpen heeft, waar het Gr. δὲ door vero (= echter) was weergegeven.
3. Een onjuiste vert. bij Vint. veroorzaakt een uitlating bij v. Z. In de opsomming der handelingen, die de wetten elders verbieden, lezen wij: leur est deffendu de desrober ou forcer personne, d'entrer par force en la maison d'autruy, ne frapper on blecer aucun... Hier is forcer personne een verkeerde vert. van ἁρπάζɛιν, plunderen (en zonder persoonlijk object); v. Z. hield deze gedachte voor identiek met de onmiddellijk er op volgende, entrer par force etc., en liet forcer personne dus onvertaald. In deze reeks is verder ‘ou blecer’ ‘noch te quetsen’ vrije toevoeging in de Fr. vert., terwijl wij in de woorden ϰαὶ τἄλλϰ τὰ τοιαῦτα ὡσαύτως, waarmee de
| |
| |
reeks misdrijven, waartegen de wetten straf bedreigen, besloten wordt, en dieniets anders beteekenen dan ‘enzoovoorts’ (‘de andere misdrijven [verbieden zij] eveneens’) verkeerdelijk worden aangevuld: et autres telles loix, ‘ende andere soodanighe wetten’ v. Z.
4. V.Z. begaat een fout in de vert. van den Fr. text. Bij v. Z. heet het, dat de jongelingen der Perzen.... ‘moeten 's nachts rondom de ghemeene Huysen gaen ten lichtsten gewapent’, in 't Gr. staat echter, dat zij ϰοιμῶνται πɛρὶ τὰ ἀρχɛῖα, d.w.z. 's nachts rondom de regeeringsgebouwen de wacht houden. De Fr. vert. lost de afwijking op: il faut qu'ils passent la nuit à l'entour des maisons publiques.
5. Correctie van een vergissing bij Vint. door v. Z. Onmiddellijk in den aanvang van het hier meegedeelde stuk staat, dat Cyrus de zoon was van ‘Cambyse Roy des Perses, lequel estoit issu de la maison et race des Persiens, qui se nommoient ainsi pour estre descendus des Perses.’ Het is niet uitgesloten, dat hier bij Vint. slechts een drukfout in het spel is en bedoeld wordt descendus de Perses, hetgeen v Z. niet ontgaan is: hij vertaalt de drie op elkaar gelijkende eigennamen: Coninck van Persien (Πɛρσῶν ssασ.),.... geslacht der Persidiensen (τοῦ Πɛρσɛιδῶν γένους), .... van Perseo (ἀπὸ Πɛρσέως, de lat. vorm is evenzeer Perseus als Perses). Deze correctie zou v. Z. zelfs zonder gebruik te maken van een Lat. versie hebben kunnen vinden. Het is echter ook mogelijk, dat v. Z. de oorspronkelijke ed. van 1547 gebruikt heeft en dat daarin de misstelling der ed. 1572, die door mej. Jibben voor mij geraadpleegd is, nog niet voorkwamGa naar voetnoot1).
Cyrus, nae men vertelt, was een soon van Cambyses, Coninck van Persien, die ghesproten was van het Huys endeGa naar voetnoota) geslacht der Persidiensen, dieGa naar voetnootb) also genoemt worden om dat sy af gecommen waren van Perseo. Zijn moeder was ghenaemt Mandane een dochter des Conincx van Medien Astyagis, gelijc alle de Histori schrijuers bekennenGa naar voetnootc). VoortsGa naar voetnootd) vertellen de Persen noch huydens |
Cyrus à ce que l'on raconte, fut filz de Cambyse Roy des Perses, lequel estoit issu de la maison etGa naar voetnoota) race des Persiens, quiGa naar voetnootb) se nommoient ainsi pour estre descendus *des Perses. La mère s'appelloit Mandané fille d'Astyage roy des Medes, comme tous les Historiens le confessentGa naar voetnootc).
Au demourantGa naar voetnootd) les Perses recomptent encor' aujourd'huy et |
| |
| |
daechs, ende segghen in haer gesangenGa naar voetnoote) dat Cyrus zijn persoon aengaende, groot wasGa naar voetnootf), ende seer schoon van aensien, seer minlijck van natuereGa naar voetnootg), ende wonderlijckenGa naar voetnooth) begeerich van Eere: Zulcx dat hy noyt moeyt en weygerde, noch swaricheyt maeckte hemseluen in perijckel te stellen, daer hyLof meende van af te brengenGa naar voetnooti). Zodanich is noch het gherucht van hem aengaende zijn volmaecktheden soo wel des lichaems, als des gheests. Hy wordeGa naar voetnootj) inzijn Jeucht opghetrockenGa naar voetnootk) volghende de Wetten van Persien: Wetten, die my metter waerheytGa naar voetnootl) van haer eerste begin afGa naar voetnootm) schijnen te strecken tot onderhoudinge van het gemeene best, veel beter alsGa naar voetnootm) die van die andere gemeene Regeeringhen. Want na de andere is den Vaderen toe gelaten hen kinderen op te trecken na hen eyghen goetduncken, ende den Ouden na hen wille te leuen, alleenGa naar voetnootn) is hunlieden verboden te steelenGa naar voetnooto), met gheweldt in eens anders mans Huys te kommen, niemant te slaan noch te quetsenGa naar voetnootp) als met rechtGa naar voetnootq), geen Ouerspel te bedrijuen, de Officiers ende ghemeene OuerichheytGa naar voetnootr) niet onghehoorsaem te zijn, ende andere soodanighe WettenGa naar voetnoots), met dreygingheGa naar voetnoott) om de selue te straffen in dien sy daer tegen doen. Maer de Persen wijder daer in voorsiende arbeyden daer toe,
dat van het beghin af die van haer Nacie alsoo opghetrocken moghen zijn, dat sy noyt de wille hebben om yet quaets oft oneerlicx te doen, ende doen daer in ghelijck volcht. |
disent en leurs chansonsGa naar voetnoote), que Cyrus quant à sa personne, estoit grandGa naar voetnootf) et d'une tresbelle representation, fort gracieux de sa natureGa naar voetnootg), et conuoiteux d'honneur au possibleGa naar voetnooth): de sorte qu'il ne refusa onques peines, ne fit difficulté de se mettre en danger, dont il pensast raporter louangeGa naar voetnooti). Tel est encores le bruit de luy quant à ses perfections tant du corps que de l'esprit.
Il futGa naar voetnootj) nourry en sa jeunesseGa naar voetnootk) suiuant les loix de Perse: Loix qui à la veritéGa naar voetnootl) me semblent de leur premier commencementGa naar voetnootm) proceder à l'entretenement du bien publiq, beaucoup mieuxGa naar voetnootm) que celles des autres republiques. Car selon les autres il est permis aux peres de nourrir leurs enfans à leur fantasie, et aux plus anciens de viure à leur plaisir, seulementGa naar voetnootn) leur est deffendu de desrober ou forcerGa naar voetnooto) personne, d'entrer par force en la maison d'autruy, ne frapper ou blecerGa naar voetnootp) aucun sinon par justiceGa naar voetnootq), ne commettre point d'adulteres, ne desobeïr aux Officiers et
MagistratsGa naar voetnootr) publiques et autres telles loixGa naar voetnoots) auecques menaceGa naar voetnoott) de les punir s'ils font le contraire.
Mais les Perses en prevoyant de plus loing mettant le peine a ce que dés le commencement ceux de leur nation soient tellement nourriz qu'ilz n'ayent jamais le vouloir de faire chose *mauvaises ou deshonneste et y procedant comme s'ensuyt. |
| |
| |
Zy hebben een groote plaetse ghenaemt de plaatse des VryheytsGa naar voetnootu), daer des Conincx Hoff is met alle de andere ghemeene Huysen. Aengaende de Waeren ende CoopmanschappenGa naar voetnootv), de Marckt der seluer, is verscheyden endewijt van daer, twelck sy wtdruckelijck alsoo gheschickt hebbenGa naar voetnootw), op dat de ghene die men tot alle Eerbaerheyt wil onderrechten, hen niet vermengen onder het gherucht ende de verwartheyt van desen gemeenen HoopGa naar voetnootx), die noch goet noch Eere weetGa naar voetnooty).
Dese plaetseGa naar voetnootz) is verdeylt in vier Honen, ofte quartierenGa naar voetnootaa). Het eerste is voor de kinderen: Het tweede voor de Jongelinghen: Het derde voor de volwassen Mannen: Het leste voor de Ouden die vry zijn van de Lasten des Oorlooghs. Een yeder van de welcke door de Wetten des Lands gedwonghen is hem in zijn quartier te houden, te wetenGa naar voetnootbb) de kinderen, ende de mannen van het kriecken van den Dach af, de Ouden op zeeckere uren ende Dagen om de saecken van het Gemeene bestGa naar voetnootcc).
Aengaende de Jonghelinghen, sy moeten bouen deze LastGa naar voetnootdd), s' Nachts rondom de ghemeene Huysen gaenGa naar voetnootee) ten lichtsten gewapent, wtghenomen de gene die gehylickt zijn, die hen aldaer niet laten vinden indien hunlieden niet anders beuolen wort, ende nochtans achten sy het oneerlyck alteGa naar voetnootff) dickwils van daer ghebleuen te zijn.
Een yeder van deze quartieren heeft twaelf RechtersGa naar voetnootgg) om dat de Nacie der Persien in twaelf Ghe- |
Ils ont une grande place nommée la place de libertéGa naar voetnootu), ou est le palais du Roy auec toutes les autres maisons publiques. Quant aux marchandises et trafiquesGa naar voetnootv) leur marché est separé et loin de là ce qu'ils ont expressement ordonnéGa naar voetnootw): afin que ceux que l'on veut façonner à toute honnesteté ne se mellent parmy le bruit et confusion de ceste multitude vulgaireGa naar voetnootx) qui ne sçait ny bien ny honneurGa naar voetnooty)
Ceste placeGa naar voetnootz) est diuisée en quatre courts ou quartiersGa naar voetnootaa). Le premier est pour les enfants: le second pour les jeunes hommes: le tiers pour les hommes faits: le dernier pour les vieux, qui sont exempts des charges de la guerre. Chacun desquelz est contraint par les loix du païs de se tenir en son quartier, à sçavoirGa naar voetnootbb) les enfants et les hommes *fait dés le poinct du jour, les vieux à certaines heures et journées pour les affaires de la republiqueGa naar voetnootcc).
Quant aux jeunes hommes, outre ceste chargeGa naar voetnootdd), il faut qu'ilz passentGa naar voetnootee) la nuit à l'entour des maisons publiques, armez à la legére, excepté ceux qui sont mariez, lesquelz ne s'y trouuent s'il ne leur est autrement commandé, et toutesfois ils estiment chose deshonneste de s'estre absentez tropGa naar voetnootff) souvent.
Chacun de ses quartiers a douze PreuotsGa naar voetnootgg), pource que la nation des Perses est divisée en douze li- |
| |
| |
slachten gedeylt is. De kinderen staen onder het beueel van eenighe van de wijste ende ervarenste oude Mannen, om de selue deuchdelijck te maken. De Jonghelingen gheeftmen MannenGa naar voetnoothh) die hunlieden ghestadichlijckGa naar voetnootii) weten te vermanen tot goetdoen. Voor de gewassene Mannen besteltmen de ghene diemen best meent de selue te konnen wennen neerstelijckGa naar voetnootjj) te volbrengen dat hunlieden van den VoochtGa naar voetnootkk) opgheleydt ende beuolen wort. De Ouden hebben van ghelijcken hen Hoofden, die hunlieden vermanen te doen als sy schuldich zijn. Op dat nuGa naar voetnootll) een yegelijck weten mach de moeyten die de Persen aenwenden, op dat
hen Borgeren vrome Luyden moghen zijn, sal ick puntwijsGa naar voetnootmm) verclaren die dinghen die men ghewoon is te ghebieden in een yeder van dese quartieren, verdeylt na de OuderdommenGa naar voetnootnn). |
gnées. Les enfants sont souz la charge de quelques anciens plus sages et experimentez pour les rendre vertueux.
Aux jeunes gens on donne des hommesGa naar voetnoothh), qui les sachent continuellementGa naar voetnootii) enhorter à bienfaire. Pour les hommes faits on commet ceux qu'on estime mieux acoustumer à diligemmentGa naar voetnootjj) executer ce qu'il *eur est ordonné et commandé par le princeGa naar voetnootkk). Les vieux ont pareillement leur chefz, qui les admonnestent de faire leur deuoir. OrGa naar voetnootll) à fin que chacun congnoisse la peine que mettent les Perses à ce que leurs Cytoiens soyent gens de bien, ie declaireray par le menuGa naar voetnootmm)
les choses qu'on a accoustumé de commander en chacun de ces quartiers, distribuez selon les aagesGa naar voetnootnn). |
| |
| |
II. Het tweede stuk (p. 10), dat wij hier meedeelen, is aan een bekend verhaal ontleend, hoe Cyrus in gezelschap van zijn moeder Mandane1 zijn grootvader Astyages bezoekt. (lib. I. Cap. 3, 1-3) Het Fransch en het Nederlandsch leveren behalve de eigenaardigheden, die wij ook bij het vorige fragment hebben opgemerkt, stof tot een viertal opmerkingen die ik laat voorafgaan.
1. Wij ontmoeten een prachtvergissing van Vint. De jonge Cyrus vindt zijn grootvader, uitgedost als deze is, den mooisten van alle Mediërs, die hij tot dusver heeft gezien ‘aux rues et fenestres’ Vint. - ‘op de straten ende in de Veynsteren’ v. Z.: ϰαὶ ἐν ταῖς ὁδοῖς ϰαὶ ἐπὶ ταῖς θυραῖς. Het is wel wonderlijk, dat iemand, die nog wel uit het Oosten komt, niet weet, dat met de ‘deuren’ het hof bedoeld wordt. De groote poorten, die tot de Oostersche palei- | |
| |
zen toegang geven, hebben hun naam aan het paleis zelf geschonken (αἱ θυραί, de Porte)Ga naar voetnoot1).
2. Eigenaardig is, ook dat wij in dit stuk tot tweemaal opmerken - en op talrijke plaatsen in de vert. van v. Z. heb ik hetzelfde waargenomen -, dat Vint. het determinatief pronomen αὐτὸς in de 1e p. onvertaald laat, en het dus, zooals leerlingen wel doen, met het persoonlijk voornaamwoord van den 3en persoon verwart. In den slotzin van dit fragment zou, zelfs als αὐτός in het Grieksch niet gestaan had, de verduidelijking van wege den vertaler, die zooveel zonder noodzaak suppleert, gerechtvaardigd zijn geweest: ‘gelijk hij ook zelf gewoon was te reizen” (ὤσπɛρ ϰαὶ αὐτὸς ɛἰὡθɛι πορɛύɛσθαι).
3. Vint. vervangt eene gedachte door een andere. Wanneer Cyrus uitroept: ‘o moeder, hoe mooi is mijn grootvader’, kijkt hij volgens het origineel zijn grootvader strak aan (ἐμssλέπων αὐτῷ), maar volgens de vertaling ‘en riant à sa mère.’
4. V.Z. slaat in de opsomming der kostbaarheden, waarmee Astyages bekleed is, de woorden ‘brasseletz aux mains’ (τὰ ψέλια τὰ πɛρὶ ταῖς χɛρσίν) over.
Zynde daerom Cyrus in soodanigen Tucht opghevoedt tot den Ouderdom van twaelf Jaeren oft een weynich meer, ginck hy sonder swaricheyt alle de kinderen van zijn soort te bouen, so in lichtelijck te begrijpen het gene datmen hem weesGa naar voetnoota), als in vromelijck te volbrenghen datmen hem beualGa naar voetnootb).
Nu so geschiede het, dat AstyagheGa naar voetnootc) Coninck der Meden zijn dochter Mandane de Coninginne van Persien liet haelen, om dat hy zijn Neefken seer verlangde te sien, want hy hadde hooren seggenGa naar voetnootd) van zijn groote schoonheyt ende deucht. In welck Lant als Mandane gecommen was, Cyrus |
Estant donq Cyrus instruit en telle discipline iusques à l'aage de douze ans ou peu plus, il surmontoit sans difficulté tous les enfans de sa sorte, tant à facilement comprendre ce qu'on luy monstroitGa naar voetnoota), comme à vertueusement executer ce qu'on luy commandoitGa naar voetnootb).
Or il aduint, qu' AstyageGa naar voetnootc), Roy des Medes, envoya querir Mandané sa fille Royne de Perse, parce qu'il desiroit grandement voir son petit filz: pour ce qu'il auoitouy direGa naar voetnootd) de sa grande beauté et vertu. Auquel païs quand Mandané fut arriuée, Cyrus oyant direGa naar voetnoote qu' Astyage estoit pere de |
| |
| |
hoorende seggenGa naar voetnoote) dat Astyage de vader was van de ConinginneGa naar voetnootf), zijn Moeder hem terstont (als kindt wter natueren gheport zijn Ouderen te beminnenGa naar voetnootg), aen des selfs hals werp, ende kuste hem alsoo gemeensaemlijck als of hy van lange tijt af van hem opgevoedt ende bemint geweest haddeGa naar voetnooth).
Aen siende daer nae als heel verwondertGa naar voetnooti), de cleedingeGa naar voetnootj)Ga naar voetnootk) des Conincx, de oogen gesmookt, het Aenghesicht met verwen gheschildert, het Hayr geleent, ende lanckGa naar voetnootl) (dinghen die de Meeden toe gelaten zijn nae hen Wetten, ende oock Purpere Rocken te ghebruycken die henlieden het hooft bedeckenGa naar voetnootm)Ga naar voetnootn), de Ketten om den hals te dragenGa naar voetnooto), KarkantGa naar voetnootp) ende andere kostelijcke CleederenGa naar voetnootq), ter Contrarie van de Persen die noch huyden s' daechs seerGa naar voetnoots) slechtelick leuen ende hen cleedenGa naar voetnootr)) seyde hy
lacchende tot zijn MoederGa naar voetnoott), O mijn Vrouwe wat is mijn Grootevader schoon.
Als Mandane hem ghevraecht hadde, wie hem schoonder docht of zijn vader Cambyses, of zijn grootevader Astyage, antwoorde hy op die staende voetGa naar voetnootu), dat zijn Vader deschoonste Man was onder de Persen, ende zijn grootevader onder alle de Meeden die hij tot noch toe hadde gesien op de straten ende in de VeynsterenGa naar voetnootv). Dit antwoordt behaechde den Coninck so welGa naar voetnootw) dat hy hem met seer goede genegentheydt omhelsdeGa naar voetnootx):
Soo liet hy hem doen cleeden met een schoone Tabbaert op de Meedesche maniereGa naar voetnooty), vercier- |
la RoyneGa naar voetnootf) sa mere, tout incontinent (comme enfant de nature incité à aymer ses parensGa naar voetnootg)) se jetta au col d'iceluy et le baisa, aussi priuéement comme s'il eust de long temps esté nourry et aimé de luyGa naar voetnooth).
En apres regardant comme tout esbahyGa naar voetnooti) l'habitGa naar voetnootj) et acoustrementGa naar voetnootk) du Roy, les yeux fardez, le visage peint de couleurs, la perruque empruntée et longueGa naar voetnootl) (choses qui sont permises aux Medes selon leur loix, et d'user aussi de robes de pourpre, qui leur couurent la testeGa naar voetnootm)Ga naar voetnootn), porter la chaine au col, brasseletz aux mainsGa naar voetnooto), carcansGa naar voetnootp), et autres somptueux habitzGa naar voetnootq), au contraire des Perses, qui mesme aujourdhuy vivent et s'habillentGa naar voetnootr) fortGa naar voetnoots) simplement) il dit en riant à sa mereGa naar voetnoott): o ma Dame, que mon grand Pere est beau!
Quand Mandané luy eut demandé, qui luy sembloit le plus beau ou son pere Cambyse ou son grand pere *Astuage, sur le champGa naar voetnootu) il fit reponse: Que son pere estoit le plus bel homme entre les Perses, et son grand pere entre tous les Medes qui jusqu' à lors il auoit peu veoir aux rues et fenestresGa naar voetnootv). Cette reponse pleut tant au Roy qu'Ga naar voetnootw) il l'embrassa de rechefGa naar voetnootx) de fort bonne affection:
si le fit vestir d'une belle robe à la MedienneGa naar voetnooty), l'accoustraGa naar voetnootz) de cheines et brasselets: et s'il vou- |
| |
| |
deGa naar voetnootz) hem met Kettens ende Armringen, ende indien hy ergens wilde gaen, voerde hy hem in zijn geselschapGa naar voetnootaa), geseten op een schoon Peert, hebbende den Toom ende het Harnas vergult, gelijck hy gewoon wasGa naar voetnootbb) over Velt te reysen. |
loit aller en quelque lieu, il le menoit en sa compaignie aa) monté sur un beau cheval ayant la bride et harnois doré selon ce qu'il auoit accoustuméGa naar voetnootbb) d'aller par païs. |
III. Als derde specimen van de vertaling van Van Zuylen van N. en zijn voorbeeld Vintemille geef ik hier het begin van de beroemde
| |
| |
rede, die Cyrus op zijn sterfbed tot zijn kinderen en zijn vrienden houdt (p. 466). Maar nu laat ik de vergelijking van v. Z. met Vint. en van beiden met het origineel in hoofdzaak aan den lezer over, doordat ik er de latijnsche versio van Philelphus, die zoowel in zinsbouw als in woordkeus zeer op het origineel gelijkt, aan laat voorafgaanGa naar voetnoot1). Bij v. Z. moet men er op letten, dat één zin volkomen onbegrijpelijk is geworden - gelijk hij het ten minste voor mij was, voordat ik Vint. kende - en wel door een drukfout: ben. p. 160 reg. 1 v.o. moet voor ‘gethoont’ gelezen worden, ‘gethoomt’Ga naar voetnoot2), gelijk het Fr. aequivalent refrené bewijst (in een vrije, aan het orig. vreemde toevoeging), ook het, vasthouden der negatie na het verbum timendi maakt den Ned. zin duister.
Filii mei charissimi, et vos amici omnes qui hic adestis, vitae finem adesse iam mihi ex multis equidem rebus perspicue cognosco. Vos autem decet cum obiero, omnia et dicere et facere, perinde atque felicitatem adeptus sim. Ego enim et cum puer essem, quae in pueritia honesta existimantur, eorum mihi videor fructum consecutus: et ubi excessi in ephebos, adolescentiae honestate, et perfectus vir factus, quae in viris honesta sunt, his sum perfructus. Et cum una cum aetate procederem, mihi auctas cognoscere visus sum vires meas. Itaque senectutem meam nunquam sensi esse mea factam iuventa imbecilliorem. Neque aliquid aut cupisse ant aggressum me novi, quod minus mihi contigerit: et amicos quidem meos vidi per me factos esse felices, hostes vero a me actos in servitutem. Atque meam patriam, quae antea in Asia nullum habebat imperiumGa naar voetnoot3), nunc prae caeteris relinquo honoratam. Quaecumque adeptus sum, eorum nihil novi quod non servaverim. Et superius quidem tempus ita gessi, ut optavi. Cum metus autem me comitaretur, ne quid in futurum vel viderem, vel audirem, vel paterer molestum, is me non sinebat prorsus esse magno elatoque animo, neque laetari absoluteGa naar voetnoot4). Nunc vero si moriar: relinquo vos filii vivos, quos dii immortales dederunt mihi, relinquo etiam patriam et amicos feliciter agentis. Quare qui ego minus iure memoriam beatitudinis in omnem aetatem consequar?
Seer beminde Sonen, ende ghy mijn Vrunden die tegenwoordich zijt, het eynde mijns levens is ghe- |
Mes treschers fils et vo' mes amis qui estes presens, la fin de ma vie est venue comme je l'ay |
| |
| |
comen, ghelyck ick bemerckt hebbe wt veel merckelijcke teyckenen: daerom behoort ghy nae dat ick ouerleden sal zijn, alle dinghen van mijn te doen en te segghen als van een seer gheluckigh man, die sijn leven in gheduerighe voorspoedicheyt door ghebracht heeft.
Want in mijn kintscheyt hebbe ick ontfangen de vrucht van alle de schoone ende eerlijcke dinghen die in sodanighen ouderdom te wenschen zijn, in mijn ieucht heb ick van ghelijcken ghedaen, in mijn manlijcke ouderdom ende stercte heb ic volbracht de wercken die onder de menschen deuchdelijck ende eerlijck gheacht zijn, voortvarende op den ouderdom, hebbe ick mijn sterckten altijt vermeerdert ghevonden, sulcx dat ick mijn ouderdom noyt meer gheswackt ghevoelt hebbe als mijn ieucht.
Ick en hebbe noyt eenich dinck begheert, noch aenghevanghen dat mijn niet gheluckt zy: ick sie mijn vrunden rijck gende heluckich gemaect, mijn vyanden vernedert ende onderdanich ghemaect door mijn gewelt: ende dat meer is mijn vaderlandt (dat te vooren gheen naem noch roep hadde in Asien) dat laet ick achter gheadelt ende geeert boven alle andere landen der werelt: opt cortste ick hebbe mijn leven ouer gebracht gelijck ick hadde begeert: wtgenomen dat de vrees, die mijn altijt by ghebleven is van in toecomenden tijden niet te zien, hooren noch te lijden dat myn moeyelijck waer, mijn begeerlijckheyt altijt gethoomt heeft |
cogneu par plusieurs signes euidens: par quoy vous conuient apres que *seray trespassé faire et dire toutes choses de moy, comme d'un homme tresheureux qui a passé sa vie en perpetuelle felicité.
Car en mon enfance i'ay reçeu le fruit de toutes les choses belles et honnestes qui sont desirables en tel aage, en ma jeunesse i' ay fait le semblable, au temps de ma virilité et force d'homme i'ay acompli les oeuures estimées vertueuses et honnestes entre les hommes, en procedant oultre sur l'aage, i'ay tousiours trouué mes forces *augmentsée, tellement que je n'ay jamais sentu ma vieillesse plus que ma jeunesse afoiblie.
Je n'ay jamais desiré ny entrepris chose qui ne me soit aduenue: je voy mes amis enrichis et renduz heureux, mes ennemis abatuz et renduz suietz par ma force: Et qui plus est, mon païs (qui au parauant n'auoit ny bruit ny renom en Asie) je le laisse ennobli et honoré sur tous les autres du monde, et nay jamais perdu place que i'eusse conquise, ny pris terre que ie n'aye gardée: brief j'ay passé ma vie comme j'auois desiré fors que la peur, qui tousiours m'a acompaigné de ne voir à l'auenir, ny auoir ou endurer chose qui me fust moleste, a refrené ma concupicence et m'a tellement reprimé, que je n'ay sceu devenir orguilleux ny insuportable et ne m'a laissé parfaic- |
| |
| |
ende mijn also opgehouden heeft dat ick niet hovaerdich noch onverdrachlick hebbe connen worden, ende en heeft mijn niet volmaectelijck laten ghevoelen, noch mijn verblijden in mijn voorspoedicheyt.
Maar rechte voort nu het eynde myns levens nae by is, vinde ick mijn selven seer wel te vreden van mijn gheluck, nadien dat ick v met de andere gheleghentheden mijn kinderen int leven laet, die mijn door de onsterflijcke Goden ghegeven zijn: ende v mijn vrunden ende mede borghers in groote voorspoedicheyt. Waer om en sal ick dan niet voor altijt gheluckich gheacht worden? |
tement resentir ny librement esiouir de ma prosperité.
Mais maintenant que la fin de ma vie est prochaine, je me trouue tres content de ma fortune: puis qu'auecques les autres commoditez je vo' laisse en vie mes enfants qui m'ont este donnez par les Dieux immortelz et vous mes amis et citoyens en grand prosperité. Pour quoy donques ne seray ie estimé heureux à tousioursmais? |
Wie gadeslaat, hoe zorgvuldig reeds in het midden der 15e eeuw Filelfo vertaalt en den zin van het Grieksch vat, kan Vintemilles prestatie, ongeveer een eeuw later, niet bepaald hoog aanslaan. In dit fragment komen zijn zwakheden in 't bijzonder voor den dag: om nu maar te zwijgen van overbodige inlasschingen, verkeerd tempusgebruik e.d., zij gewezen op het misverstaan van de positie van den willekeurig door ‘brief’ (opt cortste v. Z.) ingeleiden zin en de weglating van het onmisbare διϰαίως - iure in den slotzin. Waar de vertaling van den verfranschten Griekschen edelman door den Nederlandschen slaafs, zonder eenige kritiek op grond van een der vele versiones Latinae, zelfs niet feilloos wordt overgebracht, moet de intrinsieke waarde van de eerste Nederlandsche vertaling van een geschrift van Xenophon nog geringer worden gesteld. Maar haar cultureele en historische beteekenis is er niet minder om, want deze richt zich nu eenmaal niet altijd naar zuiver gehalte.
Amsterdam.
M. Boas.
|
-
voetnoot1)
- Xenophontis Anabasis, ed. C.G. Cobet. Ed. 9a cur. M. Boas, Leiden 1926, vgl. een art. over ‘een moeilijke plaats in de Anabasis’, Weekbl. voor Gymn. en Midd. O. van 20 Oct. 1926, p. 247-254.
-
voetnoot2)
- Een ex. in Gent en een in Leuven, dat echter in 1914 verbrand is.
-
voetnoot2)
- Vgl. wat ik over een dergelijke geherlatiniseerde vorm gezegd heb, Het Boek XIV, 1925, p. 205 vg.
-
voetnoot3)
- Vgl. wat ik omtrent Amyot opmerkte, Het Boek V, 1916, p. 7 n. 1.
-
voetnoot4)
- Ook zijn Plut. is naar het Fransch, hier geeft hij zijn bron zelfs op (Amyot, in de bewerking van Goulart).
-
voetnoot5)
- Een korte vermelding bij Brunet vol. V, p. 1498.
-
voetnoot1)
- Ik gebruik de oorspr. ed. 1569 Basileae per Thomam Guarinum (Amst. U.B.).
-
voetnoot2)
- Zij staat in een verzameleditie van Xenophon met verschillende versies, Basileae apud Nic. Brylingerum 1555 (Amst. U.B.). Ook Poggio heeft de Cyropaedie vertaald, vgl. E. Walser, Poggius Florentinus, Leipz. 1914, p. 229 vgg.; zijn vertaling kan echter niet in nauwkeurigheid met die van Filelfo vergeleken worden.
-
voetnoot3)
- De hier bedoelde gevallen zijn p. 76 (Cyr. 2. 1. 27): in een vergelijking wordt gezegd, dat de rangorde in een leger dient om bij verwarring ieder zijn plaats te hergeven, evenals de steenen en de houten bouwstukken van een gebouw gemaklijk weer door hun kenteekenen op de juiste plaats kunnen worden gezet, ook al zijn ze verstrooid: ‘euen ghelyck als de gehouden steenen, timmeragien ende bewerck (lees: bewerckte) houten
die wy (lees: by) wylen ontsloopt ende wt een ghenomen worden etc.’: randnotitie pierres de tailles charpenteries; p. 87 (Cyr. 2. 2. 22) ‘een geselle van het legher.... die van onse camer is’ Gr. τοῦ δήμου, van onze compagnie, randn. chambrée; p. 202 (Cyr.4. 5. 13) ‘hy verdwaelde in een cruyswech’, Gr. τῷ τρίβῳ (op den heirweg), randn. quarrefour. Deze woorden staan net zoo bij Vintemille (natuurlijk pierres de taille, zonder s).
-
voetnoot1)
- Vgl. een voorbeeld ben. p. 150 sub 2. Een ander geval 8. 7. 1, waar gezegd wordt, dat Cyrus oud geworden τò ἔβδομον ἐπὶ τῆς αὑτοῦ ἀρχῆς naar Perzië reist (d.i. voor de zevende maal gedurende zijn regeering). Vint. vertaalt echter ‘la septieme année de son paisible Regne’ (‘het sevende iaer van syn vreedtsame regeeringhe’ v. Z.). Deze vergissing laat zich gemakkelijk door een misverstand, niet zoo zeer van 't Gr., als wel van een lat. versie verklaren; bij Philelphus b.v. luidt de text: septimo postquam regnare coeperat, hier kan iemand die niet goed uitkijkt er prachtig invliegen en in gedachte bij septimo het woord anno suppleeren; misschien juist om dit te voorkomen heeft Leonclavius septimo door de synonieme uitdrukking vice iam septima vervangen. Vint. heeft een der tusschen Phil. en Leonc. liggende vertalingen
gebruikt.
-
voetnoot1)
- Men vergelijke Xen. Anab. 3. 2. 25, Herod. 5. 12.
-
voetnoot2)
- Ook Philelphus heeft den zin niet goed verstaan: prima his legibus cura est a bono publico: haud enim incipiunt itidem, ut aliae plurimae civitates etc.; hij vertaalt volgens de lezing οὐχ ὁμοίως γὰρ en splitst daardoor den zin. Leonclavius, die reeds volgens den thans gangbaren text vertaalt (οὐϰ ἒνθɛνπɛρ, waarmee de zin doorloopt) en den zin juist begrijpt, heeft echter ook de oude opvatting laten staan: ‘earum vero princeps cura est id efficere quod publico bono maxime serviat: non enim inde faciunt initium, unde quamplurimis in rebuspub. leges ordiri soient.’
-
voetnoot1)
- Een sterretje beteekent, dat de text inderdaad aldus bij Vint. (althans in de ed. 1572) luidt.
-
voetnootb)
- Verandering van den zinsbouw door Vint.; in het Gr. nieuwe zin: de Perseiden nu etc. Over Perses - Perseo (v. Z.) zie boven sub 5.
-
voetnootb)
- Verandering van den zinsbouw door Vint.; in het Gr. nieuwe zin: de Perseiden nu etc. Over Perses - Perseo (v. Z.) zie boven sub 5.
-
voetnoote)
- In het Gr. passieve constructie λέγɛται ϰαὶ ᾃδɛται .... ὑπὸ τῶν βαρβάρων.
-
voetnootf)
- Vrije toevoeging van Vint., zie boven sub 1.
-
voetnootg)
- Hier slaat Vint. φιλομαθέστατος over, zie boven sub 1.
-
voetnooth)
- Poging om den superlativus φιλοτιμότατος weer te geven.
-
voetnooti)
- Omslachtige vertaling voor τοῦ ἐπαινɛῖσθαι ἕνɛϰα.
-
voetnootj)
- De partikels γɛ μὴν, die men met ‘en dan niet te vergeten’ zou kunnen vertalen, slaat Vint. over.
-
voetnootl)
- Vint. à la verité - v. Z. metter waerheyt, Gr. alleen
δὲ, gaat wellicht op lat. vero uit een Lat. versie terug.
-
voetnootm)
- Over dezen door Vint. niet begrepen zin, zie boven sub 1.
-
voetnootm)
- Over dezen door Vint. niet begrepen zin, zie boven sub 1.
-
voetnootn)
- Seulement Vint. - alleen v. Z. staat op de plaats van het Gr. ἔπɛιτα, maar is er geen vertaling van; dit woord is - terecht - onvertaald gebleven, en seulement is vrije toevoeging.
-
voetnooto)
- Fontieve vert. van Vint., door v. Z. overgeslagen, wel met opzet, zie boven sub 2.
-
voetnootr)
- In het Gr. één woord, en dan in het enkelvoud: ἄρχοντι.
-
voetnoots)
- Verkeerde vert. van Vint., zie boven sub 3.
-
voetnoott)
- In het Gr.: en zij straffen (ἐπέθɛσαν, aor. gnom.) hen als zij de wetten overtreden.
-
voetnoote)
- In het Gr. passieve constructie λέγɛται ϰαὶ ᾃδɛται .... ὑπὸ τῶν βαρβάρων.
-
voetnootf)
- Vrije toevoeging van Vint., zie boven sub 1.
-
voetnootg)
- Hier slaat Vint. φιλομαθέστατος over, zie boven sub 1.
-
voetnooth)
- Poging om den superlativus φιλοτιμότατος weer te geven.
-
voetnooti)
- Omslachtige vertaling voor τοῦ ἐπαινɛῖσθαι ἕνɛϰα.
-
voetnootj)
- De partikels γɛ μὴν, die men met ‘en dan niet te vergeten’ zou kunnen vertalen, slaat Vint. over.
-
voetnootl)
- Vint. à la verité - v. Z. metter waerheyt, Gr. alleen δὲ, gaat wellicht op lat. vero uit een Lat. versie terug.
-
voetnootm)
- Over dezen door Vint. niet begrepen zin, zie boven sub 1.
-
voetnootm)
- Over dezen door Vint. niet begrepen zin, zie boven sub 1.
-
voetnootn)
- Seulement Vint. - alleen v. Z. staat op de plaats van het Gr. ἔπɛιτα, maar is er geen vertaling van; dit woord is - terecht - onvertaald gebleven, en seulement is vrije toevoeging.
-
voetnooto)
- Fontieve vert. van Vint., door v. Z. overgeslagen, wel met opzet, zie boven sub 2.
-
voetnootr)
- In het Gr. één woord, en dan in het enkelvoud: ἄρχοντι.
-
voetnoots)
- Verkeerde vert. van Vint., zie boven sub 3.
-
voetnoott)
- In het Gr.: en zij straffen (ἐπέθɛσαν, aor. gnom.) hen als zij de wetten overtreden.
-
voetnootu)
- Er is hier niet sprake van een plein (of markt) der Vrijheid, maar de ἐλɛνθέρα ἀγορά is het plein dat voor de edele vrije Perzen, de ὁμότιμοι, bestemd is (Breitenbach ad h.l.).
-
voetnootv)
- In het Gr. is sprake van de kooplieden, oἱ ἀγοραῖοι, en dan heeft Vint. hier weggelaten de op deze personen betrekking hebbende woorden ϰαὶ aἱ τούτων φωναὶ ϰαὶ ἀπɛιροϰαλίαι, maar ze in het volgende weten in te lasschen (zie y).
-
voetnootx)
- Er staat in het Gr. slechts: ‘opdat hun wanordelijkheid zich niet menge met de ordelijkheid der welopgevoeden’.
-
voetnooty)
- Opneming van de zooeven weggelaten woorden, zie bij v).
-
voetnootcc)
- Gr. slechts: wanneer ieder gelegenheid heeft.
-
voetnootee)
- Verkeerde interpretatie van het Fr. bij v. Z., zie boven sub 4.
-
voetnootgg)
- Gr. ἄρχοντɛς, fr. prevots, dat zonder het origineel te kennen door v.Z. als rechters wordt opgevat.
-
voetnootu)
- Er is hier niet sprake van een plein (of markt) der Vrijheid, maar de ἐλɛνθέρα ἀγορά is het plein dat voor de edele vrije Perzen, de ὁμότιμοι, bestemd is (Breitenbach ad h.l.).
-
voetnootv)
- In het Gr. is sprake van de kooplieden, oἱ ἀγοραῖοι, en dan heeft Vint. hier weggelaten de op deze personen betrekking hebbende woorden ϰαὶ aἱ τούτων φωναὶ ϰαὶ ἀπɛιροϰαλίαι, maar ze in het volgende weten in te lasschen (zie y).
-
voetnootx)
- Er staat in het Gr. slechts: ‘opdat hun wanordelijkheid zich niet menge met de ordelijkheid der welopgevoeden’.
-
voetnooty)
- Opneming van de zooeven weggelaten woorden, zie bij v).
-
voetnootcc)
- Gr. slechts: wanneer ieder gelegenheid heeft.
-
voetnootee)
- Verkeerde interpretatie van het Fr. bij v. Z., zie boven sub 4.
-
voetnootgg)
- Gr. ἄρχοντɛς, fr. prevots, dat zonder het origineel te kennen door v. Z. als rechters wordt opgevat.
-
voetnoothh)
- Slordige vertaling. Bedoeld en uitdrukkelijk genoemd worden: lieden uit de ‘hommes faitz’, ἐϰ τῶν τɛλɛίων ἀνδρῶν; hiermee staat de weglating van αὖ (ii) in verband.
-
voetnootii)
- Continuellement - ghestadichlyck staat op de plaats van het Gr. αὖ, maar is er geen vertaling van. Het dient slechts ter verscherping van de gedachte; met het overgeslagen αὖ bedoelt Xen.: die op hun beurt weer (evenals de γɛραίτɛροι) de epheben (die hier in het Gr. nog eens opzettelijk herhaald worden) moeten opwekken tot deugd.
-
voetnootkk)
- Gr. τῆς μɛγίστης ἀρχῆς, omdat zij direkt onder de regeering staan.
-
voetnootll)
- Dit ‘or’ staat niet in het Gr.; v. Z. had moeten vertalen: Nu, zal ik, op dat -
-
voetnoothh)
- Slordige vertaling. Bedoeld en uitdrukkelijk genoemd worden: lieden uit de ‘hommes faitz’, ἐϰ τῶν τɛλɛίων ἀνδρῶν; hiermee staat de weglating van αὖ (ii) in verband.
-
voetnootii)
- Continuellement - ghestadichlyck staat op de plaats van het Gr. αὖ, maar is er geen vertaling van. Het dient slechts ter verscherping van de gedachte; met het overgeslagen αὖ bedoelt Xen.: die op hun beurt weer (evenals de γɛραίτɛροι) de epheben (die hier in het Gr. nog eens opzettelijk herhaald worden) moeten opwekken tot deugd.
-
voetnootkk)
- Gr. τῆς μɛγίστης ἀρχῆς, omdat zij direkt onder de regeering staan.
-
voetnootll)
- Dit ‘or’ staat niet in het Gr.; v. Z. had moeten vertalen: Nu, zal ik, op dat -
-
voetnoot1)
- Ook Philelphus vertaalt verkeerd: ‘in venationibus’ alsof er in het Gr. ἐν θήραις stond; Leoncl. heeft met ‘in ostiis’ wel het woord letterlijk weergegeven, maar of hij de bedoeling begrepen heeft, is niet zeker.
-
voetnoota)
- In het Gr. slechts in het algemeen ἅ δέοι.
-
voetnootc)
- Over den Franschen vorm die de Ned. vert. behouden heeft zie boven p. 146 n. 1.
-
voetnootd)
- Ontbreekt in Gr., maar ligt er in opgesloten.
-
voetnoota)
- In het Gr. slechts in het algemeen ἅ δέοι.
-
voetnootc)
- Over den Franschen vorm die de Ned. vert. behouden heeft zie boven p. 146 n. 1.
-
voetnootd)
- Ontbreekt in Gr., maar ligt er in opgesloten.
-
voetnoote
- Hier verkort Vint. den text en vervangt tegelijk eenige begrippen door andere: Mandane ging nu zelf naar haar vader, terwijl zij haar zoon Cyrus medebracht. Zoodra Cyrus nu aangekomen was en had bemerkt, dat Astyages etc.
-
voetnoote)
- Hier verkort Vint. den text en vervangt tegelijk eenige begrippen door andere: Mandane ging nu zelf naar haar vader, terwijl zij haar zoon Cyrus medebracht. Zoodra Cyrus nu aangekomen was en had bemerkt, dat Astyages etc.
-
voetnooth)
- In het Gr. niet alleen een andere zinswending maar ook een eenigszins andere gedachte: zooals iemand (een ander) zou omhelzen, met wien hij lang geleden te zamen was grootgebracht en dien hij sinds lang lief had.
-
voetnootj)
- Er is in het Gr. niet van vier, maar van drie dingen sprake: de koning is opgesmukt (ϰɛϰοσμημένον, blijkbaar door l'habit et acoustrement weergegeven) met.....
-
voetnootk)
- v. Z. laat acoustrement (le vêtement consideré dans son ensemble, Littré I 38) onvertaald. Iets verder vertaalt hij acoustrer door vercieren i.p.v. bekleeden.
-
voetnootm)
- Eveneens zonderlinge fantasie van Vint.
-
voetnooto)
- ‘Brasseletz aux mains’ door v. Z. overgeslagen, zie boven sub 4.
-
voetnootp)
- Waarom hier nog eens, zonder dat het Gr, er aanleiding toe geeft, halsketenen (carcans) vermeld worden is niet duidelijk. Over Ned. karkant vgl. Ned. Wb. VII. kol. 1621.
-
voetnoots)
- In het Gr. een comparatief (eenvoudiger nl. dan de Meden).
-
voetnootr)
- In het Gr. wordt eerst de kleeding (ἐσθῆτɛς) en dan de leefwijze δίαιτα) genoemd.
-
voetnoott)
- Vervanging door een andere gedachte, zie boven sub 3.
-
voetnootx)
- In het Gr. staat ἀντασπαζόμɛνος, zijnerzijds omhelzende. V.Z. laat de rechef onvertaald.
-
voetnooth)
- In het Gr. niet alleen een andere zinswending maar ook een eenigszins andere gedachte: zooals iemand (een ander) zou omhelzen, met wien hij lang geleden te zamen was grootgebracht en dien hij sinds lang lief had.
-
voetnootj)
- Er is in het Gr. niet van vier, maar van drie dingen sprake: de koning is opgesmukt (ϰɛϰοσμημένον, blijkbaar door l'habit et acoustrement weergegeven) met.....
-
voetnootk)
- v.Z. laat acoustrement (le vêtement consideré dans son ensemble, Littré I 38) onvertaald. Iets verder vertaalt hij acoustrer door vercieren i.p.v. bekleeden.
-
voetnootm)
- Eveneens zonderlinge fantasie van Vint.
-
voetnooto)
- ‘Brasseletz aux mains’ door v.Z. overgeslagen, zie boven sub 4.
-
voetnootp)
- Waarom hier nog eens, zonder dat het Gr, er aanleiding toe geeft, halsketenen (carcans) vermeld worden is niet duidelijk. Over Ned. karkant vgl. Ned. Wb. VII. kol. 1621.
-
voetnootr)
- In het Gr. wordt eerst de kleeding (ἐσθῆτɛς) en dan de leefwijze δίαιτα) genoemd.
-
voetnoots)
- In
het Gr. een comparatief (eenvoudiger nl. dan de Meden).
-
voetnoott)
- Vervanging door een andere gedachte, zie boven sub 3.
-
voetnootx)
- In het Gr. staat ἀντασπαζόμɛνος, zijnerzijds omhelzende. V.Z. laat de rechef onvertaald.
-
voetnootz)
- Nu staat accoustra (= bekleeden) voor twee Grieksche begrippen in de plaats: ἐτίμα ϰαὶ ἐϰόσμɛι.
-
voetnootz)
- Nu staat accoustra (= bekleeden) voor twee Grieksche begrippen in de plaats: ἐτίμα ϰαὶ ἐϰόσμɛι.
-
voetnootbb)
-
ϰαὶ αὐτὸς door Vint. niet begrepen, zie boven sub 2.
-
voetnootbb)
-
ϰαὶ αὐτὸς door Vint. niet begrepen, zie boven sub 2.
-
voetnoot2)
- De fout is, naar ik later heb opgemerkt, in de lange reeks errata in het boek zelf verbeterd. Evenzeer reg. 10 v.o. ghedeelt, lees: gheadelt.
-
voetnoot3)
- Zoo vertaalt Ph. met juist begrip ἰδιωτɛύουσαν (in tegenstelling tot volken, die de heerschappij over anderen uitoefenen).
-
voetnoot4)
- Beter ware prorsus (τɛλέως), doch dit gaat reeds vooraf; Leoncl.: effuse.
|