Het Boek. Jaargang 16
(1927)– [tijdschrift] Boek, Het–
[pagina 350]
| |
Uit Noord- en Zuid-Nederlandsche bibliothekenHet Bilderdijk-museumDen 5en November 1927 werd in de Universiteitsbibliotheek te Amsterdam de 19e jaarvergadering gehouden van de vereeniging ‘Het Bilderdijkmuseum’. De vergadering was, in tegenstelling met alle vorige, zeer druk bezocht; zeker twee derden van het geheele aantal leden was tegenwoordig. Dit was te danken aan punt 5 der agenda, een voorstel tot overbrenging der collectie vaar den Haag. Ziehier het jaarverslag over 1926-1927, dat aansluit bij het somber gestemde verslag van het vorige jaar; zie Het Boek 1927 blz. 99. ‘Dit verslag moet beginnen met de treurige mededeeling, dat onze hooggeachte Voorzitter, Professor Dr. J. te Winkel, ons door den dood is ontvallen. Sedert de oprichting der vereeniging heeft hij deel uitgemaakt van het bestuur, na het overlijden van Mr. Bilderdijk als vice-voorzitter, na het overlijden van Prof. Kalff als voorzitter. Zoowel om zijn beminnelijke persoonlijkheid als om de belangstelling, die hij steeds voor onze vereeniging heeft getoond zullen wij zijne gedachtenis in eere houden. Dr. J.F.M. Sterck, die als penningmeester had bedankt, maar gelukkig lid van het bestuur blijft, werd opgevolgd door Prof. Dr. A. Goslinga. De verandering van omstandigheden, waarvan het vorige verslag gewaagde, is voor Zijne Excellentie den Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen aanleiding geweest om het subsidie van ƒ 250. -, dat wij haast van den aanvang af genoten hebben, in te trekken. De voornaamste reden hiertoe was, dat wij, naar het oordeel van Z.E. niet behoorlijk voldeden aan de verplichting tot tentoonstelling, ons door de Statuten opgelegd. Een poging om Z.E. tot andere gedachten te brengen heeft niet mogen baten. De inkomsten bestonden dus in hoofdzaak uit de contributiën der leden, wier aantal steeg van 28 tot 34. De ontvangsten bedroegen in totaal ƒ 96.50. de uitgaven ƒ 38.16, zoodat er over dit jaar een overschot is van ƒ 58.34. Als eenige aanwinst valt te melden een handschrift van Bilderdijk uit het jaar 1823 “Aan de Onchristenen dezes tijds”, op een Duitsche veiling aangekocht. Er kon geen begin gemaakt worden met de uitgave van Bilderdijks briefwisseling, waartoe in de vorige vergadering was besloten.’ Na afdoening van de notulen enz. en nadat Prof. Goslinga tot voorzitter gekozen was in de plaats van wijlen Prof. te Winkel en Prof. Wille tot penningmeester, kwam punt vijf aan de orde. De collectie was tot voor eenige jaren gehuisvest in een zaal van het Stedelijk Museum, waar ruime gelegenheid was tot tentoonstelling van de bezittingen der vereeniging, aangevuld door het zeer belangrijke bruikleen van Dr. J.F.M. Sterck. Toen aan deze zaal een andere bestemming werd gegeven, moest de collectie elders onderdak krijgen. Dit werd te Amsterdam niet gevonden; voor een aanbod van Den Haag had de meerderheid | |
[pagina 351]
| |
geen ooren en zoo schoot er niets anders over dan toe te laten, dat de verzameling geplaatst, deels opgeborgen werd in een zaal van de Universiteitsbibliotheek (waarmede de vereeniging een contract had), in welke zaal die het Bilderdijk Museum moest deelen met het Vondel- en het Multatulimuseum, geen voldoende plaats was voor een behoorlijke tentoonstelling van een der drie genoemde verzamelingen, laat staan voor alle drie te zamen. Dit had tot gevolg dat Dr. Sterck zijn bruikleen terugnam en in het Haagsche Gemeente-archief plaatste, alsook dat het Rijks-subsidie werd ingetrokken. In verhuizing naar Den Haag nu zagen sommigen het eenige middel om tot den ouden toestand terug te keeren; de verzameling zou dan met de collectie-Sterck worden vereenigd en behoorlijk tentoon worden gesteld; er zouden dan niet langer twee Bilderdijk-musea zijn. Hiertegen werd van andere zijde ingebracht, dat juist door de plaatsing van de verzameling in de Universiteitsbibliotheek, die in het in 1918 gesloten bruikleencontract als doel was gesteld, de collectie vereenigd was met de verzameling Bilderdijk-Jeronimo de Vries die eigendom van de gemeente Amsterdam is, en in haar geheel in de Universiteitsbibliotheek moet blijven. Deze verzameling, die o.a. al de werken van den dichter bevat met eigenhandige aanteekeningen van zijn vriend De Vries, en bovendien eene belangrijke verzameling brieven, en groote portefeuilles met teekeningen van Bilderdijk en eene verzameling van de vignetten door hem voor zijne titelbladen gemaakt, vormt reeds op zich zelve een Bilderdijk-Museum, zoodat er juist bij verplaatsing twee zulke musea zouden bestaan, wat zeer zou zijn te betreuren. Ook meende men te mogen verwachten, dat zich bij het Bilderdijk-museum, als dat te Amsterdam blijft, andere collecties van mannen van het reveil zullen komen aansluiten. En de verbinding van de Bilderdijk-verzamelingen met het Vondelmuseum en het Multatuli-museum werd ook volstrekt niet algemeen als een nadeel, maar eer als een voordeel beschouwd. Het komt er slechts op aan, dat voor de opstelling eene veel grootere ruimte worde gevonden, en hierop zou uitzicht zijn, als door verhuizing van den Gemeenteraad naar het nieuwe Stadhuis de Militiezaal ter beschikking zal komen. Na langdurige bespreking waren allen het er tenslotte over eens, dat het voorstel praematuur was en dat men het niet mocht behandelen, alvorens zich bij het Gemeentebestuur van Amsterdam te hebben beklaagd, en aangedrongen te hebben op nakoming van de verplichtingen, die het contract de gemeente oplegt. Bij de rondvraag bracht Prof. Gerretson de uitgave van Bilderdijk's briefwisseling ter sprake, waartoe de vereeniging eenige jaren geleden had besloten. Om financiëele redenen had men dit plan laten rusten. Volgens spr. behoorde deze uitgave te geschieden door den Dienst der Rijksgeschiedkundige Publicatiën, waartoe de weg, naar spr. zeide te weten, openstond.Ga naar voetnoot1 Van deze mededeeling werd met groote voldoening kennis genomen. De heer Margadant, secretaris der vereeniging, die gedurende twintig jaren al het materiaal bijeen had gebracht, ontving, opdracht, de uitgave te bezorgen, in overleg met een commissie bestaande uit de heeren Sterck, Prinsen, Goslinga en Gerretson. Zij, die met het doel der vereeniging sympathiseeren, worden opgewekt, zich als lid op te geven bij den secretaris (Waldeck Pyrmontkade 133, 's-Gravenhage), die ook gaarne bericht ontvangt omtrent brieven en andere handschriften van of betreffende Bilderdijk, die zich in particulier bezit mochten bevinden. | |
[pagina 352]
| |
Tentoonstelling Ch. de Coster te BrusselKoninklijke bibliotheek te Brussel. Op 29 October heeft de Minister van Wetenschappen en Kunsten in de Koninklijke Bibliotheek de Tentoonstelling-Ch. de Coster geopend. Ter herinnering aan den beroemden schrijver - 20 Aug. 1827 te München geboren, 7 Mei 1879 te Ixelles overleden - is hier eene zeldzaam rijke verzameling bijeengebracht, naast de schatten die de K.B. zelve bewaart, gevormd uit verzamelingen van den Minister, van verschillende openbare instellingen, van steden, en van particuliere bezitters. De conservator August Vincent, voorzitter van de ‘Association des conservateurs, d'archives de bibliothèques et de musées (section des bibliothécaires’) deelt ons daarover het volgende mede: Eene reeks van 20 vitrines bevat oorspronklijke handschriften van de Coster, waaronder verscheidene onuitgegeven werken; zijn notitieboekje, drukproeven met correcties van zijn hand, brieven, opdrachten, photografieën. In de groote zaal vindt men al de uitgegeven werken, tijdschriftopstellen en zelfstandige uitgaven, en de tallooze vertalingen in Nederlandsch, Duitsch, Engelsch, Tschechisch, Poolsch, Russisch, Hongaarsch. Verder de illustraties, van verschillende kunstenaars, van wijd uiteenloopende kunstopvattingen, ook de door de Coster's werk geinspireerde kunstwerken die niet tot illustratie van de teksten dienden. Een catalogus is gegeven in het Novembernummer van de Archives des bibliothèques de Belgique. |
|