Het Boek. Jaargang 17
(1928)– [tijdschrift] Boek, Het–
[pagina 65]
| |
[Nummer 2]Perkamenten leerboekjes
| |
I. Dominus quae parsMejuffrouw Kronenberg deed mij ook kennis maken met een anderen perkamentdruk uit denzelfden tijd, van inhoud nauw verwant met den Donaat, en wel van het boekje dat we naar de aanvangswoorden plegen te noemen: Dominus quae pars. | |
[pagina 66]
| |
De druk is nog niet beschreven in de Nederlandsche bibliographie van Nijhoff-KronenbergGa naar voetnoot1), wel twee drukken van hetzelfde boekje op papier, een Zwolsche van Arn. Kempen, in het Britsch Museum bewaard, en een Leidsche van Jan Seversz, in de Haarlemsche bibliotheek. Dit laatste boekje, voortreffelijk bewaard, kan ik, dank zij de welwillendheid van den Bibliothecaris, ter vergelijking met de fragmentjes van den perkamentdruk, hier mede bespreken. Van het perkamentboekje kende mej. Kronenberg drie exemplaren, in kleinere of grootere fragmenten bewaard. Het meeste geeft het exemplaar in het Britsch Museum, twee schutbladen van een boek, die van de acht bladzijden van het perkamentboekje er vier bijna geheel geven, de vier andere voor een deel, zooals men aan de bijgaande afbeeldingen ziet, waarvan de eene de aanvangsbladzijde doet zien met een stuk van het slot, de andere, hiernaast in den tekst gegeven, toont bladzijde 5 bijna volledig. Een enkel blaadje van ongeveer dezelfde grootte, destijds in bezit van het antiquariaat J.W. van Leeuwen te Nijmegen, is op mijn raad in den aanvang van 1924 voor de Amsterdamsche bibliotheek aangekocht; het bevat bladz. 1 en 2 half, 7 en 8 bijna geheel. Te Stockholm zijn een paar smalle strookjes bewaard, die van het ontbrekende nog enkele regels geven. We kunnen zoo ongeveer berekenen dat het geheele perkamentblad 20 bij 25 cm. groot was; de drukvorm van de bladzijde die 19 regels moet gehad hebben meet ruim 7 bij 9 cm. Ik ga nu allereerst eenige van de bewaarde tekstfragmenten weergeven, niet naar de drukwijze van het boekje, maar met duidelijke aanwijzing van de eigenaardige uitdrukkingswijze in vraag en antwoord. Ziehier de eerste bladzijde bijna geheel; men vergelijke den gegeven tekst met de afbeelding. Dominus quae pars? Nomen. - Quare? Quia significat substanciam cum qualitate propria vel communi. - Quale nomen? Nomen substantivum, quia per se potest stare in locutione et reddere subpositum verbo personali. - Qua re aliquod nomen est adiectivum? Quia adiacet suo substantivo et sine eo non potest stare in locutione et reddere subpositum verbo personali. - Cuius qualitatis? Appellative, quia naturaliter commune est multorum. - Quare proprie qualitatis? Quia uni soli rei convenit per suam proprietatem, ut Iohannes. - Comparatur? Non, quia res sua non potest augeri vel minui in | |
[pagina 67]
| |
comparando. - Quare nomen comparatur? Quia res sua potest augeri vel minui in comparando. - Cuius generis .... We zien dadelijk de overeenkomst en ook het verschil met den Donaattekst. Daar (zie jaarg. 1923, blz. 146) worden de acht partes orationis in volgorde behandeld door er in de eerste plaats definities van te geven, hier zien we ze in dezelfde orde, ook weer beginnend met het nomen, maar er wordt een voorbeeld vooropgesteld, waarover dan vragen worden gedaan. Van de keerzijde van het hier weergegeven blaadje staat geen afbeelding tot mijne beschikking; wel van eene zijde van het andere schutblad in het Britsch Museum bewaard. De foto toont eveneens anderhalve bladzijde. De halve, met slechts gedeeltelijk bewaarde regels, die ik hier niet weergeef, behandelt het participium en het adverbium naar de methode die we bij het nomen leerden kennen. De aansluitende bijna geheel bewaarde bladzijde (het moet bladz. 5 zijn) geeft het slotregeltje van het adverbium, en voorts de coniunctio, de praepositio en de interiectio, en daarop plotseling een explicit en een nieuwen aanhef (zie de afbeelding). ![]() .... hodie heri nunc nuper cras etce. | |
[pagina 68]
| |
Heu quae pars? Interiectio quia interiacet aliis partibus in oratione. - Cuius significationis? Dolentis. - Da dolentis ut heu. Da ammirationis ut pape. Een eigenaardigen indruk maakt deze afsluiting met aanhef, alsof er een geheel ander werkje volgde, terwijl het slotblaadje, dat hierna volgt, weer aangeeft: Explicit Dominus quae pars, waaruit we mogen besluiten dat dat nieuwe werkje, als Pater meus aangeduid, toch eigenlijk een onderdeel is van Dominus quae pars. Dit laatste vinden we bevestigd als we het te Haarlem bewaarde boekje Dominus quae pars bekijken. Het is ongeschonden bewaard, en het heeft 16 bladen in 4o. Daaruit kan men al dadelijk begrijpen dat het veel uitvoeriger, veel rijker van inhoud is, dan ons perkamentboekje. Welnu, van de dertig bladzijden tekst - de voor- en achterbladzijden zijn door houtsneden ingenomen - neemt het eerste hoofdstuk, het eigenlijke Dominus quae pars, bijna negen bladzijden; dan volgt een hoofdstuk Regule grammaticales van ruim twee, een hoofdstuk Verborum divisiones ruim. 2½ bladzijden, Fundamentum artis metrificandi bijna zeven, en eerst dan volgt op blz. 22-26, ruim 4½ bladzijde, het hoofdstuk Pater meus, waarop dan nog de Comparationes (blz. 27-31) volgen. Aan het einde ook hier het Colophon: ¶ Impressum leidis per me iohannem seueri. Laus deo. Hoe moeten we dan het dubbele Explicit in ons perkamentboekje verklaren? Waarschijnlijk is het met dit boekje gegaan als met het Abecedarium waarvan we vroeger eene reeks uitgaven konden bestudeeren. Eerst zal in zeer klein formaat alleen een uittrekseltje uit het hoofdstuk Dominus quae pars zijn gegeven, en bij een lateren herdruk in eenigszins grooter formaat zal de schoolmeester die het boekje liet drukken, de meerdere ruimte hebben benut door er nog een uittrekseltje uit dat latere hoofdstuk Pater meus bij te voegen. Zoo krijgen we hier een aardigen kijk in het ontstaan van die primitieve spraakkunstboekjes voor schoolgebruik. Die oude stof, sinds eeuwen voor het spraakkunst-onderricht gebruikt, afgeleid van de oude Romeinsche spraakkunstleeraars, waarvan Donatus de meest bekende is, werd in het onderwijs zelf steeds weer nieuw geredigeerd door uitrekking en inkrimping, en al vindt men nu en dan den naam van Donatus of een | |
[pagina 69]
| |
anderen ouden meester genoemd, dan weer dien van een lateren onderwijsman, zooals Remigius van Auxerre aan wien juist Dominus quae pars wel eens is toegeschreven, het is toch zeker voorzichtiger en juister niet aan zulk persoonlijk werk van één man te denken, maar mee te gaan met Nijhoff-Kronenberg, die hier spreken van een ‘compilatie uit vele grammatica's’. Maar we moeten nog iets geven van den verderen inhoud van dat tweede stukje, Pater meus, zoo duidelijk gekenmerkt door de telkens weerkomende vraag est bonum latinum?, d.i. Is dat goed latijn? Men kan hierbij dadelijk vragen: Is de zoo gestelde vraag zelf goed latijn? In het Haarlemsche boekje is die vraag blijkbaar gesteld en ontkennend beantwoord door een leermeester die het boekje gebruikte. Het is trouwens ook verder aardig, zijn kantteekeningen, al is het schrift niet zoo heel gemakkelijk leesbaar, eens te bekijken. Naast de eerste tekstbladzijde heeft hij de namen van de leerlingen opgeteekend; tien banken elk met drie jongens zien we aangegeven; op de tweede zitten Florentius, Cornelius en Arnoldus, op de vierde Joannes, Renierus en Adulphus, enz. Het is zeker het werk van dienzelfden meester, dat bij den aanhef Pater meus est bonum latinum? de laatste twee woorden zijn doorgehaald, en er boven is geschreven oratio congrua. Natuurlijk heeft hij niet geregeld het hoofdstuk in zuiverder Latijn kunnen redigeeren; de uitdrukking est bonum latinum komt telkens weer, ja ze komt eenige tientallen van malen voor; ze was zeker in de schooltaal onuitroeibaar in gebruik. Van ons perkamentboekje nog deze voorbeelden. Uit de Stockholmsche fragmentjes (waarschijnlijk bladz. 6): Verbero te est bonum latinum? Est, quia verbero est verbum transitivum et regit post se accusativum. te est accusativi casus. - Verberans te est bonum latinum? Est, quia .... Bladzijde 7 en 8 hebben we weer bijna geheel op het Amsterdamsche fragment: Petrus qui est bonum latinum? Est, quia relativum et suum antecedens conveniunt in genere in numero et quandoque in casu. Nam Petrus est antecedens generis masculini numeri singularis casus nominativi. qui est relativum eiusdem generis numeri et casus, ergo est bonum. - Exemplum ubi in casu discumveniunt ut Petrum video qui movetur. Hic relativum est nominativi casus, antecedens est accusativi casus, ergo [est bonum latinum]. | |
[pagina 70]
| |
Petrus et Paulus est bonum latinum? Est, quia et est coniunctio copulativa modo omnis coniunctio vult copulare consimiles casus ante et post, sic est hic, ergo est bonum latinum. ![]() We kunnen ook voor dit boekje wel aannemen dat de druk, waarvan de fragmentjes tot ons zijn gekomen er een is uit een geheele reeks verloren drukken, en we zagen reeds, dat de inhoud wel in hoofdzaak vast stond, maar zich in bijzonderheden wijzigde, ook met het formaat en den omvang van het boekje. Als uitgever vinden we ook hier weer Jan Seversz te Leiden, blijkbaar een van de hoofduitgevers van deze schoolboekjes in Holland. Aan dezen drukker dacht ik het allereerst toen ik zulke 16e eeuwsche perkamentboekjes ontdekte, en bij de bestudeering van het Abecedarium en het aansluitende boekje Et introibo vond ik zijn adres, en nu ook bij dit perkamentboekje, zoowel als bij het uitvoerigere Dominus quae pars in 4o op papier. | |
[pagina 71]
| |
II. Benedicite DominusEen ander nog niet beschreven perkamentboekje kwam mej. Kronenberg in handen door vriendelijke aanwijzing van Mr. van Schilfgaarde die op het Rijks-archief te Arnhem bezig is het archief van Bergh te ordenen. Het zijn vier kleine aaneensluitende stukjes perkament, gevonden om een rekening van 1564, waarop vier geheele bladzijden van een boekje, gelijksoortig met de vroeger door mij beschreven Abecedaria en het aansluitende boekje ‘Et introibo’. Het is nog iets kleiner van formaat, en heeft iets grooter drukletter; de drukvorm is 7½ cm. hoog, 6½ cm. breed; de bladzijde heeft slechts tien regels. Zeker behoort ook dit boekje tot de eerste helft van de 16e eeuw; jaar en drukker vast te stellen zal wel niet mogelijk zijn. Bewaard zijn de eerste twee en de laatste twee bladzijden; het boekje zal er, als al de vroeger beschrevene, in 't geheel acht hebben gehad. We hebben ook hier druk in rood en zwart; de roode druk, aanvangletters en slotwoorden na gebedsformules als Amen en Oremus zijn hier en daar onleesbaar; ook enkele woorden van den zwarten druk. De aanvangsbladzijde is zoo goed als volkomen gaaf bewaard. Ziehier den inhoud van de bewaarde bladzijden: Benedicite. Dominus. Gustate et videte quoniam suavis est domi nus: beatus vir qui sperat in eo. Gloria patri et filio: et spiritui sancto. Sicut erat in principio et nunc et semper et in | secula seculorum. Amen. Kyrieleyson Christeleyson Kyrieleison. Pater Noster. Et ne Men ziet, het is eene opeenvolging van gebedsformules, beginnende met wat in het Nederlandsch ‘de benedictie’ wordt genoemd. Vergelijken we deze Latijnsche teksten met die in het | |
[pagina 72]
| |
vroeger beschreven uitvoerige Antwerpsche Abecedarium (Het Boek 1923, blz. 156), dan vinden we er veel van terug, maar ook afwijkingen in den inhoud en in lezing en volgorde. Merkwaardiger schijnt mij de vergelijking met de latere Nederlandsche boekjes. Ik beschreef in 1923 tot besluit (blz. 161) ‘een vervolgboekje op het ABC’, waarmee ik eenigszins verlegen bleef. Ik kende uit dien lateren tijd alleen protestantsche ABC-boekjes op perkament, en dit vervolgboekje droeg een kennelijk Roomsch karakter. Nu toont eene vergelijking van de bewaarde teksten van dat boekje met het nu gevonden Latijnsche eene volkomen overeenkomst. De Hollandsche Benedictie, die we trouwens terugvinden als onderdeel van de Roomsche ABC-boekjes van dien lateren tijd die ik later nog eens hoop te beschrijven, is geheel eene vertaling van dit Roomsche Benedicite, en is een zuiver Roomsch boekje. | |
III. Een Fransch ABC uit de 18e eeuwIn mijne beschrijving van de Nederlandsche Abecedaria op perkament, in Het Boek 1923, schreef ik (blz. 157) ‘de druk van deze boekjes op perkament schijnt wel uitsluitend in de Nederlanden thuis te behooren’. Deze meening berustte alleen daarop, dat ik er geene uit andere landen kende, en bij voortgaande studie vond ik wel iets, nl. de vermelding van een Zweedsch ABC op perkament (1927, blz. 239). Een handschrift-ABC op perkament leerde ik reeds eerder kennen uit de beschrijvingen van Tuer (1927 blz. 191). En nu verrast de heer M. Hertzberger mij opeens met een Fransch ABC-boekje op perkament, waarvan ik de beschrijving hier laat volgen.Ga naar voetnoot1) Het volkomen gaaf bewaarde boekje bestaat uit acht bladzijdjes gedrukt op een perkamentblad van ruim 17 × 25 cm., de drukvorm van de bladzijde beslaat 7 × 11 cm. Aan de eene zijde is de druk tweekleurig, rood en zwart, nl. op blz. 1, 5 en 8. De begin- en de eind-pagina zijn in boekdrukrandjes gezet, zooals de afbeelding doet zien. De inhoud komt volkomen overeen met de ons reeds bekende Abecedaria; de tekst is Latijn, de opschriften en het colophon Fransch. Blz. 1: In nomine Patris, enz. in rood. Een kruis, vervormd tot een cirkelvormigen stempel, in rood. Het alfabet met roode beginletter A. Daaronder: L'Oraison Dominicale. Pater noster, etc., met rood op- | |
[pagina *5]
| |
![]() I. dominus quae pars, gedr. bij Jan Seversz. te Leiden. In het Britsch Museum bewaard als schutblad.
![]() II. benedicite. dominus. Perkamentstrookjes. bewaard in het archief van Bergh.
![]() III. abecedarium op perkament. te Rouen gedrukt in de tweede helft van de 18e eeuw.
| |
[pagina 73]
| |
schrift, en ook de groote P en de kleine a rood. Het slot (op blz. 2) luidt ‘Sed libera nos a malo. Amen.’ Vervolgens: La Salutation Angélique. Ave, Maria, etc., doorloopende op blz. 3. Dan: Le Symbole des Apôtres. Credo in Deum, Patrem .... Over deze drukkersfirma worden we voortreffelijk ingelicht in Gallia typographica van Georges Lepreux (sér. départementale t. III, p. 375); de schrijver schetst daar hoe Pierre Seyer, in 1735 geboren, in 1760 te Rouen kwam, en in dienst trad bij de weduwe van den drukker Jean François Behourt, met wie hij in 1763 trouwde, nadat hij reeds eerder de leiding van de zaak had overgenomen. Na 1787 volgde weer een neef van Pierre Louis Behourt in de zaak op, en nog in de jaren 1790 en 1791 dragen vele stukken de namen Seyer et Behourt. Hiermede is ons ABC-boekje zoo ongeveer gedateerd. Ook in Frankrijk heeft dus het op perkament gedrukte Abecedarium met de gebeden tot in het laatst van de 18e eeuw geleefd. C.P. Burger Jr. |
|