| |
| |
| |
Jodocus Hondius en Hugh Broughton
Bijdrage tot de kennis der eerste Hebreeuwsche uitgaven in Amsterdam
De hoogst interessante studie van Mr. H.F. Wijnman in het laatstverschenen jaarboek van Amstelodanum over de merkwaardige figuur van Jan Theunisz. heeft opnieuw de vraag ‘wie heeft in Amsterdam het eerst met Hebreeuwsche typen gedrukt?’ aan de orde gesteld. Wijnman veronderstelt, dat Jan Theunisz. de pionier op dit gebied is geweest en dat hij verschillende Hebreeuwsche werkjes, die in de jaren 1605 en 1606 in Amsterdam verschenen zijn, gedrukt heeft.
Toen ik begin Juni j.l. de Stadtbibliothek in Frankfurt a. M. bezocht, liet de bibliothecaris Prof. Dr. A. Freimann aldaar mij uit zijn particuliere verzameling een band zien, waarin eenige van deze werkjes van de hand van Hugh Broughton, een Engelsch theoloog en Hebraïcus (1549-1612), vereenigd zijn. Prof. Freimann was op mijn verzoek onmiddellijk bereid den band ter nadere bestudeering naar Amsterdam te zenden, waarvoor ik hem hier openlijk dank zeg.
De band bevat de in Wijnman's bibliographie onder no. 27, 29, 30 en 35 genoemde geschriften. Van deze kende Wijnman slechts no. 27, de Parsjégen nisjtewan, door autopsie en wel in 2 exemplaren met verschilllend titelblad; inderdaad is het verschil tusschen de heide exemplaren grooter, iets, waarop ik later nog terugkom.
De Latijnsche en Grieksche vertaling van de Parsjégen echter had hij bij zijn studie niet kunnen raadplegen. De Grieksche was zelfs door de bibliographen tot dusver niet beschreven en slechts bekend door een mededeeling op de titelbladen der Latijnsche en Nederlandsche uitgaven. Het is juist deze editie, die in staat is de hypothese van Mr. Wijnman, die, zooals Dr. Burger in het vorige nummer van ‘Het Boek’ (blz. 122-23) uiteengezet heeft, wel verleidelijk is, maar waarvoor het afdoende bewijs nog niet geleverd
| |
| |
is, aan het wankelen te brengen. Het titelblad van deze uitgave vermeldt immers nadrukkelijk (zie afb. 1): 'Ετυπώϑη ἐν Αμζɛλδάμῳ, Διὰ Ιωδώχου τοῦ Ονδιου: ἔτɛι ἀπὸ τῆς μὲν ϰοσμογɛνɛίας ɛ, φ, λ β, τῆς δὲ δαì ϑɛοφανɛίας. α, χ ς. Gedrukt in Amsterdam, door Jodocus Hondius; A.M. 5532, A.D. 1606.
1. Titelblad der Grieksche vertaling van de Parsjégen.
Nu komen er in deze Μɛταφρασις, op zichzelf een vroeg specimen van Griekschen druk in Amsterdamsen aantal Hebreeuwsche woorden voor (zie afb. 2), zoodat Hondius dus in 1606 met Hebreeuwsche typen gedrukt heeft. Men mag echter misschien ook wel aan- | |
| |
nemen, dat hij de drukker is geweest van de andere in Amsterdam in 1605 en 1606 verschenen Hebreeuwsche werkjes, daar de in de Μɛταφρασις gebruikte typen ook voorkomen in de Parsjégen en deze weer typen bevat, welke overeenstemmen met die van de in 1605 gedrukte The familie of David (cf. J.M. Hillesum, Een keur uit de

2. Grieksche tekst met enkele Hebreeuwsche woorden.
boeken en handschriften der Bibliotheca Rosenthaliana blz. 17). Er zijn nog eenige omstandigheden, die dit vermoeden bevestigen. Jodocus Hondius (1563-1612), die van 1583 tot ± 1594 in Engeland gewoond heeft, Ga naar voetnoot1) had reeds aldaar een werkje van denzelfden Broughton van gravures voorzien. De short-title catalogue of books printed in England, Scotland, and Ireland and of English books printed abroad 1475-1640 compiled by A.W. Pollard and G.R. Redgrave a.o. London 1926 vermeldt nl. onder no. 3873 een werk van Broughton getiteld: Moyses sight on Mount Sinai (Lon-
| |
| |

3. De droom van Nebucadnezar naar Daniël cap. IV.
Gravure behoorende bij de Parsjégen.
| |
| |
don 1592), waarvan slechts één onvolledig exemplaar in het British museum bekend is, Graven in brass by I.H. Nu is I.H. de bekende signatuur van Jodocus Hondius.
Verder kennen wij van Jod. Hondius het Theatrum artis scribendi, varia summorum nostri seculi artificum exemplaria complectens, novem diversis linguis exarata. Judoco Hondio caelatoreGa naar voetnoot1). Dit werk bevat ook een kopergravure met het Hebreeuwsche alphabet en het vijfde gebod als specimen van dit letterschrift (afb. 4). De vormen van deze letters komen volkomen overeen met die, welke aangetroffen worden op de onderschriften van de gravures, behoorende bij de Parsjégen en de Nederlandsche vertaling ervan (Wijnman no. 27 en 32), terwijl ook de omlijsting van het blad zeer veel overeenkomst vertoont met die der gravures (zie afb. 3) en met den stijl van het titelblad van het Leidsche exemplaar van de Parsjégen (zie afb. 10 bij Wijnman). Zonder eenigen twijfel is dus Hondius de graveur van deze gravures en waarschijnlijk ook de lettersnijder voor de typen, gebruikt in de Parsjégen, waarbij zij behooren.
Bovendien is het wel waarschijnlijk, dat Broughton juist bij Jodocus Hondius, die uit den aard der zaak goed op de hoogte was met de Engelsche taal, de verschillende door hem in de jaren 1605-1611 in Amsterdam uitgegeven brochures (waarover later meer) heeft laten drukken, zooals ook in Middelburg de uit Engeland afkomstige Ritsaert (Richard) SchildersGa naar voetnoot2) veel voor Broughton gedrukt heeft.
Zoo mag men dus Jodocus de Hondt, die door KrusemanGa naar voetnoot3) als cartograaf de wegbereider genoemd wordt voor Blaeu en Janssonius, tegelijk ook op het gebied der Hebreeuwsche typographie in Amsterdam beschouwen als een voorlooper van Menasseh Ben Israel.
Wij laten hier nu volgen een volledige beschrijving van den inhoud van den band uit de bibliotheek van Prof. Freimann, waarbij telkens verwezen wordt naar de nummers van Wijnmans bibliographie.
| |
| |
1. ... - Parsjégen Nisjtewan. [Afschrift van een brief van een Hebreër uit Konstantinopel, die onzen Messias wenscht te kennen met eenig onderricht ter voldoening aan zijn verlangen. Door Hugh Broughton. 2e ed. Amsterdam 1606] 4o. - Ongepagineerd. 48 blz.; 8 blz., bevattende 4 kopergravures; een gegraveerde kaart.
(Wijnman 27)
Inhoud: blz. 1 titel in poortomlijsting; blz. 3-4 opdracht aan Philipp Ludwig, graaf van Hanau met inhoudsopgave; blz. 5-12 [gefingeerde] brief van Abraham Ruben uit Konstantinopel, gedateerd 25 Ijar 5356 [23 Mei 1596]; bl. 13-48 antwoord van Hugh Broughton in den vorm van een brief.
Dit exemplaar (B), dat gelijk is aan het door Wijnman beschrevene uit de Universiteitsbibliotheek te Leiden, onderscheidt zich van het exemplaar (A) in de Bibliotheca Rosenthaliana door: 1e. A heeft een ander titelblad, 2e. A heeft pagineering, 3e. A heeft 13 aanvangswoorden van nieuwe paragrafen in grootere typen gedrukt, 4e. A heeft andere signatuur (de 3 eerste dezer verschillen worden reeds genoemd door Steinschneider C.B. 4629. 8). Bovendien zijn er bij nauwkeurig onderzoek bijna op elke bladzijde betere of slechtere lezingen aan te wijzen, ontstaan door verandering van letters, eenige keeren ook een andere indeeling der regels. De tekst van B schijnt iets beter te zijn, hoewel hij nog talrijke fouten bevat en in plaats van de oude fouten vele nieuwe gekomen zijn. Ik zou dus A (het exemplaar der Rosenthaliana) willen beschouwen als de eerste editie, in hetzelfde jaar of iets vroeger uitgekomen. Dat er een uitgave in 1606 geweest is, blijkt uit het feit, dat zoowel de Grieksche als Latijnsche vertaling dit jaartal op het titelblad hebben en deze met den Hebreeuwschen tekst ‘aan malcandren ghebonden’ te verkrijgen waren.
2. ΜΕΤΑΦΡΑΣΙΣ ΠΟΝΗΜΑΤΙΟΥ ΕΚDΟΘΕΝΤΟΣ ΕΒRΑΙΣΤΙ, Ιουδαίων χάριν, γλιχομένων ἐξηγήσɛως τῆς ἡμɛτέρας παιδɛίας; ἑλληνιζομένη διά του συγραφέως τῶν Συριαϰῶν ἀυτου. Gedrukt in Amsterdam, Door Jodocus Hondius; A.M. 5532. A.D. 1606. 4o. - Ongepagineerd. 30 blz.
(Wijnman 30)
Inhoud: blz. 1 titel; blz. 3-26 de Grieksche vertaling van het antwoord van Hugh Broughton aan Abraham Ruben; blz. 26-30 verklaring van de gravures en van de kaart (bij de verklaring van de kaart zijn de oorspronkelijke Hebreeuwsche woorden mede afgedrukt).
Het jaar 5532, dat hier evenals op het titelblad der Latijnsche vertaling van de Parsjégen als het anno mundi genoemd wordt, komt niet overeen met het jaar, dat gewoonlijk volgens de Joodsche traditie voor het jaar 1606 wordt aangenomen, nl. 5366. Broughton kent deze traditie blijkens het opschrift van den brief van Abraham Ruben wel, maar volgt hier een eigen berekening, die hij in de Parsjégen
| |
| |
uitvoerig uiteenzet; zoo stelt hij b.v. den tempelbouw van Salomo, volgens de traditie in A.M. 2928, op het jaar 3029.
3. Tralatio epistolae Hebraeae, qua Byziantiaco Iudaeo respondetur de religione, cum versione vocum Hebraearum quae attinent Iconas adnexas Hebraeo opusculo: queis sine haec Latina non de facili quibunt intelligi. (Ornament.) Interprete ipso auctore, quod idem Graecanicè et Britannicè praestat. Impressum Amsteldami: Anno mundi 5532. Anno D. 1606. 4o. - ongepagineerd. 20 blz.
(Wijnman 29)
Inhoud: blz. 1 titel; blz. 3-4 Auctor Christiano lectori S. [inleiding]; blz. 5-20 de Latijnsche vertaling van het antwoord van Hugh Broughton aan Abraham Ruben. Op de laatste bladzijde: verklaring van de gravures en van de kaart.
4. ... - Masséchet 'al hitchaberoet hajobelim. [Tractaat over de opvolging der Jubeljaren vanaf de verdeeling van het land van Othniël door Jozua, zoon van Nun tot de verdeeling van den hemel door het bloed van het verbond van Jezus. .... Met een berekening van al de jaren van de verheven machtige heiligen uit den Bijbel. Door Hugh Broughton. Amsterdam 1606]. - 48 blz., waarvan de 4 eerste bladen genummerd zijn 1-4, de daarop volgende bladzijden 5-44.
(Wijnman 35)
Inhoud: blz. 1 titel; blz. 3-8 opdracht aan Maurits, landgraaf van Hessen, enz.; blz. 9-48 tractaat over het Jubeljaar.
Hoewel het titelblad plaats noch jaar van uitgave vermeldt, neemt Steinschneider C.B. 4629. 10 aan, dat ook dit werk in 1606 te Amsterdam gedrukt is. Inderdaad sluit het wat inhoud en typographische uitvoering betreft (lettertype, aantal regels per bladzijde enz.) volkomen bij de Parsjégen aan en wordt er in de inleiding van de Nederlandsche (alsmede van de Latijnsche) vertaling van de Parsjégen medegedeeld dat een werk van dien aard tezamen met deze vertalingen ‘inde Francfoortsche Misse uytcomen sal’.
De bestudeering van den band uit Prof. Freimann's collectie heeft ons dus doen kennismaken met eenige werkjes, die tot dusverre nog niet voldoende beschreven waren, maar die van groot belang zijn voor de geschiedenis der Hebreeuwsche typographie in Amsterdam. Maar hiermee is het onderzoek naar deze eerste drukken nog niet afgesloten. Want de reeds vroeger genoemde catalogus van Pollard en Redgrave, die de korte titels geeft van de Engelsche boeken, van 1475-1640 gedrukt, somt nog een aantal werken en pamfletten van Broughton op, die in Amsterdam gedrukt zijn of van welke dit aangenomen wordt; deze kunnen misschien
| |
| |
nog nieuwe gegevens verschaffen. Wij laten hier een lijst volgen, waarin deze werken met bijvoeging van die, welke op Middelburg gesteld worden en van die, welker plaats van uitgave niet bekend is, in chronologische volgorde zijn opgenomen. Al deze werken zijn in verschillende Engelsche bibliotheken te vinden; voor het geval, dat ook Nederlandsche bibliotheken een of meerdere ervan bezitten, houd ik mij gaarne voor inlichtingen aanbevolen. De bij de lijst gevoegde cijfers verwijzen naar genoemden catalogus.
An epistle to the umpires touching ‘The concent of scripture’. [n.p. 1591]. 4o. |
3861 |
An epistle to the learned nobilitie of England touching translating the bible. Middelburgh, R. Schilders, 1597. 4o. |
3862 |
An epistle to the learned nobility of England etc. [Anr. ed.]. Middelburgh, R. Schilders, 1597. 4o. |
3862a |
A defence of the holy genealogies [n.p.d. 1600?]. 4o. |
3859 |
Declaration of generall corruption of religion wrought by D. Bilson [Middelburg, R. Schilders] 1603. 4o. |
3855 |
[Anr. ed.] [Middelburg, R. Schilders] 1604. 4o. |
3856 |
Two little workes defensive of our redemption. [Middelburg, R. Schilders] 1604. 4o. |
3892 |
An advertisement of corruption in our handling of religion. [Middelburg, R. Schilders] 1604. 4o. |
3843 |
[Anr. ed.] [Amsterdam?] 1605. 4o. |
3844 |
An explication of the article ϰατῆλϑɛν ɛἰς ἅιδου, of our lordes going to Paradise. To and again the Archb. of Canterbury. Second ed. [Middelburg?] 1605 4o. |
3863 |
Positions of the word Hades. [n.p.] 1605. 8o. |
3879 |
Certayne questions concerning I. Silk or wool in the priests ephod between H. Broughton and H. Ainsworth. [Amsterdam?] 1605. 4o. |
3848 |
A replie upon the R.R.F. Th. Winton for heads of his divinity in his sermon and survey. 2 pts. Amstelredam, Z. Heyns, 1605. 8o. |
|
(Wijnman no. 22) |
3881 |
Two epistles unto great men of Britaine in 1599, printed now the second time. [Amsterdam?] 1606. 4o. |
|
(Wijnman no. 34). |
3891 |
The Lamentationes of Jeremy, translated with explicationes by H. Broughton. [n.p.] 1606. 4o. |
2780 |
[Anr. ed.] [Amsterdam?] 1608. 4o. |
2781 |
Our lordes famile and many other poinctes depending upon it. Amsterdam, 1608. 4o.Ga naar voetnoot1) |
3875 |
| |
| |
A petition to the lords to examine the religion and cariage of D. Ban[croft] Archb. [n.p.] 1608. 8o. |
3878 |
A defence of the booke entitled a Cocent of Scriptures. [Middelburg, R. Schilders] 1609. 4o. |
3858 |
A most humble supplication unto the king. [Middelburg? R. Schilders?] 1609. 4o. |
3872 |
A revelation of the holy apocalyps. [Amsterdam?] 1604. 4o. |
3883 |
[Anr. ed.] [Middelburg, R. Schilders] 4o. |
3884 |
A petition to the King for authority to expound the Apocalyps in Hebrew and Greek. [Middelburg] 1611. 4o. |
3876 |
A require of agreement to the groundes of divinitie studie. [Middelburg, R. Schilders] 16ii. 4o.Ga naar voetnoot1) |
3882 |
A declaration unto the Lordes, of the Jewes desire for Ebrew explication of our Greeke gospell [n.p.] 1611. 4o. |
3857 |
A censure of the late translation [of the Bible] for our churches. [Middelburg? R. Schilders? 1612?]. |
3847 |
Bevat deze lijst slechts de in het Engelsch geschreven werken van Broughton, die in 1612 overleed, ongetwijfeld heeft deze ook nog in Nederland Latijnsche geschriften laten drukken. Vele van deze zullen wel te vinden zijn in zijn Works, verschenen in London (1662-63), die ik echter, daar geen onzer Universiteitsbibliotheken ze bezitten, niet kon raadplegen. Waarschijnlijk is daaronder niet opgenomen Broughton's epistola ad reges, principes et politarchas, aliosque praestantes opibus, de auxilio pro Hebraeis sua lingua erudiendis, verschenen in 1610. Deze brief was reeds in het begin der 18e eeuw zóó zeldzaam geworden (rarissima evasit), dat H.J. van Bashuysen hem in zijn Clavis talmudica maxima (Hanoviae 1714) in zijn geheel afdrukt (p. 144-147) en dat J.J. Schudt hem in 1718 in de 3e continuation van het 4e deel zijner Jüdische Merckwürdigkeiten (p. 110-113) weer van Bashuysen overneemt.
Deze brief bevat een passage, die in verband met de Amsterdamsche uitgaven van Broughton wel vermeldenswaard is. Broughton zet namelijk hierin uiteen, hoe de bekeering der Joden tot het Christendom zijn levensdoel was, dat hij daarvoor zelfs naar Konstantinopel had willen reizen, maar dat hij, toen dat plan door omstandigheden mislukt was, talrijke geschriften over dit onderwerp vervaardigd heeft, die hij van uit Bazel, maar in grooter aantal van Amsterdam uit over Europa verspreid heeft: Testis Basi- | |
| |
lea hospita urbs literarum: Unde complevi Europam opusculis de hoc negotio: quo possent professores meditari de auxilio ferendo. Testis Amstelodamum, unde uberiora cunctis transmisi.
Inderdaad zijn ons eenige geschriften van Broughton, in Bazel gedrukt bekend, en heeft, naar ik vertrouw, deze studie iets bijgedragen tot de kennis van die, welke in Amsterdam zijn uitgegeven.
L. Hirschel.
| |
| |
4. Voorbeeld van Hebreeuwsch letterschrift uit het Theatrum artis scribenci
|
-
voetnoot1)
- Cf. Wurzbach (Alfr. v.), Niederländisches Künstlerlexicon s.v.
-
voetnoot1)
- De 1e uitgave hiervan is van het jaar 1594. Cf. Kramm (Chr.), De levens en werken der Hollandsche en Vlaamsche kunstschilders, enz. III 722. De Universiteitsbibliotheek te Amsterdam bezit van het werk 2 verschillende exemplaren, beide zonder vermelding van plaats en jaar.
-
voetnoot2)
- Zie over hem: Nagtglas (F.), Levensberichten van Zeeuwen, II 589.
-
voetnoot3)
- Kruseman (A.C.), Aanteekeningen betreffende den boekhandel van Noord-Nederland, blz. 522-23.
-
voetnoot1)
- Aangehaald door Lucien Wolf, Menasseh Ben Israel's mission to Oliver Cromwell. London 1901 p. 161 Notes.
-
voetnoot1)
- Aangehaald door Lucien Wolf, Menasseh Ben Israel's mission to Oliver Cromwell. London 1901 p. 161 Notes.
|