Het Boek. Jaargang 17
(1928)– [tijdschrift] Boek, Het–
[pagina 241]
| |
Het Spaansche Substantivum Catón1. Geen omstandigheid kan sprekender de bruikbaarheid van een voorwerp of de populariteit van zijn ontwerper aantoonen dan de speling van het spraakgebruik, wanneer dit het voorwerp naar den naam van den maker gaat aanduiden of gedurende eenigen tijd aangeduid heeft. Het is niet noodig hiervoor algemeen bekende voorbeelden te noemen: ons dagelijksch leven of vroegere beschavingsperioden leveren er genoeg op. Het nauwlijks bekende geval, dat ik hier wil te berde brengen, betreft den auteur, over wiens werk ik reeds meermalen in dit tijdschrift heb geschreven, den zoogenaamden Cato: ik bedoel het feit, dat nog heden ten dage in Spanje een leesboekje voor eerstbeginnenden, dus wat men in het Duitsch een Fibel noemt, met den naam Catón bestempeld wordt; zoozeer waren sinds de middeleeuwen de Disticha Catonis het eerste Latijnsche leesboek, dat men den leerlingen voorlegde, dat nog na eeuwen de herinnering daaraan voortleeft in de benaming van ieder willekeurig aanvangsboekje. In Spanje mag misschien, behoudender als men daar is dan elders, het gebruik der Disticha op de scholen langer gehandhaafd zijn dan in andere deelen van Europa, een omstandigheid, die het overdrachtelijke gebruik van den auteursnaam in de hand gewerkt heeft. Het feit op zich zelf, dat men in Spanje een abc-boekje met den naam ‘Catón’ aanduidt, is allerminst van algemeene bekendheid. Dit wijst op een partieel gebruik of op een beperking er van binnen engere grenzen. Het mag merkwaardig heeten, dat in de uitgebreide Cato-literatuur, ook waar ten opzichte van den Cato sprake is van wat de Duitschers het ‘Nachleben’ van een werk noemen, waarmede de sporen bedoeld worden, die de beoefening en het zich bezighouden met een bepaald auteur in de literatuur en de cultuur van latere eeuwen heeft achtergelaten, nimmer over dit zoo sprekende feit een woord wordt gereptGa naar voetnoot1); ja zelfs | |
[pagina 242]
| |
bij de schrijvers van stukken, die in het bijzonder aan de verbreiding van den Cato in Spanje - en deze is aanzienlijk geweestGa naar voetnoot1) - hun aandacht hebben geschonken, of bij Spanjaarden, die over den Cato hebben geschreven, is evenmin de overgang van den auteursnaam tot voorwerpsnaam gememoreerd. Ik denk hier eenerzijds aan de studie van den hispanist Karl Pietsch, die als inleiding tot zijn eigenlijk onderwerpGa naar voetnoot2) over de verbreiding van den Cato in Spanje handelt, en anderzijds aan de uitvoerige voorrede in een oud en zeldzaam boekje, dat ik aan het slot van dit artikel ter sprake breng, de Acroamas Morales van zekeren Don Gabriel Rodriguez, Granada, 1732. Het is te danken aan den Redacteur van dit tijdschrift, dr. Burger, dat mijn aandacht op dit belangwekkend overblijfsel eener vroegere schoolsche behandeling van den Cato werd gevestigd. Bij zijn bezoek het vorig jaar aan Cadiz zag hij bij een boekhandelaarGa naar voetnoot3) een voor de tegenwoordige jeugd bestemd aanvangsleesboekje Catón de los niños, waarvan wij den omslag en het titelblad hier reproduceeren. Het boekje is weliswaar niet gedateerd, maar de mededeeling, dat de gevolgde leesmethode is goedgekeurd bij koninklijk besluit van 18 April 1888, en het feit, dat het eerste plaatje, achter het titelblad, een voorstelling geeft van het voetbalspel, zal de overtuiging schenken, dat wij hier met een volkomen nog in zwang zijnd schoolboekje te doen hebben. Wij zullen ons niet begeven in de verleidelijke vergelijking tusschen de methode van den heer Aroca en onze Nederlandsche van Hoogeveen (leesplankje) met bijbehoorende leesboekjes van denzelfden en Jan Ligthart, maar alleen mededeelen, wat wij, toen wij eenmaal een tastbaren Catón in handen hadden, omtrent het gebruik van het woord Catón als zoodanig in de literatuur aangetroffen hebben. Vooreerst vinden wij in de Diccionario de la lengua Española | |
[pagina *21]
| |
![]() Eerste leerboekje voor Spaansche kinderen
| |
[pagina 243]
| |
(uitgegeven door de Real Academia Española, Madrid 1925) p. 262 het substantivum Catón als volgt toegelicht: ‘libro compuesto de frases y períodos cortos y graduados para ejercitar en la lectura á los principiantes’, maar met de voor de Kon. Spaansche Academie toch wel wat beschamende verklaring omtrent den oorsprong: ‘de Dionisio Catone gramático latino’! Het zal wel niet noodig zijn de dubbele vergissing en de daarmede verband houdende onkunde in het licht te stellen. Trouwens de heele verklaring schijnt uit een ouder werk te zijn overgenomen, gelijk dezelfde toelichting doch zonder de verklaring omtrent de herkomst van de benaming reeds in de Diccionario de Diccionarios van A.M. Colomer (Barcelona, 1917, p. 258) bewijstGa naar voetnoot1). De titel van ons boekje luidt: J. Mateo Jiménez Aroca, Maestro superior de instrucción primaria. El Instructor, método de lectura conforme con la inteligencia del niño y aprobado por la autoridad eclesiástica y por el Real Consejo de Instrucción pública, por Real orden de 18 de Abril de 1888. Primera parte. Catón de los Niños. Con grabados.... Madrid’. Toen wij eenmaal een exemplaar van een Spaanschen ‘Catón’ hadden, was het niet moeilijk de titels van nog eenige dergelijke boekjes aan te wijzen. Ik vond in een catalogus van de Parijsche firma Garnier, die ook een Spaansche branche heeft, uit het jaar 1899, twee dergelijke boekjes van christelijk karakter (achter een uitg.Ga naar voetnoot2) van den Quijote, Paris 1899 p. 769 en 772): CatonGa naar voetnoot3) cristiano para uso de las escuelas, con muestras de escribir. (1 tomo en 12o). Maar toen ik de boekjes bestelde, deelde de firma mij mede, dat zij sinds jaren reeds uitverkocht waren, zoodat niet uit te maken valt of wij in deze boekjes met een soort cathechismus te doen hebben, dan wel met een christelijk getint abc-boekje, gelijk ook ten on- | |
[pagina 244]
| |
zent naast het leesplankje van Hoogeveen er ook een bestaat speciaal bestemd voor katholieke scholen. Is de heilige Cassianus de schutspatroon der leerstof in het in de tweede plaats genoemde boekje? Hij was schoolmeester te Forum Syllae of Forum Cornelii (Imola) en werd, naar wij uit Prudentius weten, bij een christenvervolging door den praefect aan zijn leerlingen prijsgegeven en door hen met hun ijzeren schrijf-griffels doodgemarteldGa naar voetnoot1). ![]() 2. De lezer zal nu ook zeker wel met een echte Spaansche Catón, d.w.z. een uitgave van de zgn. Disticha Catonis met voor den beginneling bestemde explicaties in het Spaansch willen kennis maken. Eenige jaren geleden was de heer Geerebaert zoo vriendelijk voor mij een lijst samen te stellen van de Catones, welke zich in Brusselsche bibliotheken bevinden, en daaronder bevindt zich ook een Latijnsch-Spaansche Cato, in Antwerpen in 1554 gedrukt (Kon.Bibl.Brussel, II 68930), dat door de Directie dezer Bibl. | |
[pagina 245]
| |
vriendelijk te mijnen behoeve naar Amsterdam gezonden werd. De beschrijving, die Geerebaert mij reeds vroeger op mijn verzoek toezond, luidt aldus: ![]() Disticha de moribus nomine Catonis inscripta, cum Latina & Hispanica interpretatione. Epitome in singula ferè disticha. Dicta sapientum cum sua quoq(ue) interpretatiuncula. Omnia recognita, nonnulla adiecta, quaedam immutata. | |
[pagina 246]
| |
Est animus) es cosa espiritual, Het is nu natuurlijk cultuurhistorisch hoogst belangwekkend, dat men in de Zuidelijke Nederlanden behoefte gevoelde den Latijnschen Cato in plaats van met Nederlandsche of met Fransche interpretatie met een Spaansche woordverklaring uit te geven. Men zal hierachter den invloed van de regeering en den regeerenden stand zoeken. In zooverre is deze Spaansche Cato en tevens Catón, in de overdrachtelijke beteekenis, een document van waarde. Maar deze poging om de behoefte aan een aanvangsonderricht in het Latijn te bevredigen door middel van een Cato met Spaansche woordverklaring wordt nog belangwekkender door het feit, dat de bewerker niets anders is dan een brutale plagiator. Immers hier hebben we niet voor ons een origineele bewerking van den Latijnschen text in het Spaansch, neen, de bewerker heeft zich beperkt tot het vertalen van den Franschen text van de veel verbreide (sinds 1533) Cato-uitgave van Mathurin CordierGa naar voetnoot1) in het Spaansch, terwijl hij het Latijn, naar inhoud en naar vorm, woordelijk overnam. Ik kon dit gemakkelijk bewijzen, doordat ik een Corderiana van het oudere type - sinds 1561 krijgen we de editie van CordierGa naar voetnoot2) in grooter formaat - in een druk Lyon 1539 zelf bezit. Zie de tegenover elkander geplaatste afbeeldingen, blz. 244/245. Het titelblad is volkomen gelijk aan dat van den Lat.-Sp. Cato met dat verschil, dat er staat: cum Latina et Gallica interpretatione. Dan volgt op het tweede fol. r (hier 3 genummerd) de brief met het opschrift ‘Maturinus Corderius Roberto Stephano Typographo ciuique Parisiensi S.P.D.’ met het jaar 1533, dien de plagiator geheel heeft weggelaten om zijn plagiaat te bemantelen. En dan loopt alles precies net zoo als in den Spaanschen Cato, alleen de pagina's zijn even en oneven genummerd, wat de plagiator opzettelijk heeft opgegeven, daar de verdonkeremaning van den brief dan in het oog zou vallen. Ik geef hier de op p. 17 beginnende Disticha, overeenkomende met den Sp. Cato p. 9r. Hierbij zij opge- | |
[pagina 247]
| |
merkt, dat met epitomeGa naar voetnoot1) een korte inhoudsopgave van het distichon bedoeld wordt; Cordier had zich daar zelfs over uitgesproken in zijn voorrede: praeposui singulis fere distichis quasdam velut epitomas: non illas quidem ut carmini, quo nihil brevius, adderem conpendium, sed ut carminis ipsius sensum pueri statim complecterentur', maar die motiveering - evenals Cordiers merkwaardigeGa naar voetnoot2) colophon - laat de plagiator weg. epitome. De overeenkomst is zoo doorgaans. Maar ondanks het feit, dat in dezen Lat.-Sp. Cato de Spaansche text niet zelfstandig is en eenvoudig naar de in de 16e eeuw veel verbreide van Cordier, die oorspronkelijk bij Stephanus in Parijs is verschenen, gecopieerd is, mag het te Antwerpen gedrukte boekje toch wel als het meest geprononceerde type van een echten Catón gelden. Het voortleven tot op den huidigen dag van het woord Catón als voorwerpsnaam is een bewijs voor de verbreiding weleer van den Cato in Spanje, gelijk dit ook voor de middeleeuwen door in Spanje bewaarde Catohandschriften, incunabelen, vertalingen en citatenGa naar voetnoot3) te constateeren valt. Maar is er een tijd gekomen, dat de Cato zelf in Spanje althans in bepaalde kringen, in vergetelheid geraakt is. Van deze onbekendheid met den Cato is een symptoom het boekje, dat ik thans, bij wijze van aanhangsel, ga bespreken.
3. Sinds vele jaren bezit ik een zeldzamen Spaanschen Cato, die | |
[pagina 248]
| |
ik nog nimmer in de literatuur vermeld heb gevonden en waarvan mij nog slechts één ander exemplaar bekend is (in de Bibl. Nacional te Madrid): het boven reeds genoemde boekje AcroamasGa naar voetnoot1) morales, waarvan de titel (iets verkleind) blz. 249 is afgebeeld. Dit boekje is in meer dan één opzicht het werk van een ignorant. Het handelt over den Cato, alsof nog nimmer voordien de Cato tot Spanje was doorgedrongen; na eenige approbaties van kerkelijke overheden uit Granada, die in extenso worden meegedeeld en waarin wordt geconstateerd dat in den Cato niets voorkomt in strijd met het Katholiek geloof of de goede zeden, wordt in een langdradige inleiding (p. 11-36) over den Cato gesproken, maar zoo dat men er niets anders in vindt dan een nagalm van wat de Hollandsche uitgaven van de 17e eeuw daaromtrent bieden; evenmin als in deze van de lotgevallen van den Cato in Spanje sprake is, zoo is ook de Spaansche Cato geheel aan het oog van den schrijver door de nevelen der vergetelheid onttrokken. En dat het feit ten spijt, dat de naam Cato als benaming voor een elementair leerboekje tot op heden in Spanje van kracht is gebleven. Naast dit voor de terugdringing van den Cato kenschetsende feit, spreidt de schrijver nog een treffend getuigenis van zijn onkunde ten toon. Gelijk het Antwerpsche Catoboekje, in overeenstemming met Cordier, naast den Cato als verwante literatuur de - uit de uitgave van Erasmus herkomstige - dicta septem sapientium vertoonde, zoo zou men te oordeelen naar den titel denken, dat hier behalve den Cato de reeds in de Erasmus-uitgaven vaak daarmede hand in hand gaande sententies van Publius (tegenwoordig spreekt men van Publilius) Syrus zijn opgenomen en vertaald. Hier is de professor de philosophia het slachtoffer van zijn vluchtigheid geworden. Hij heeft ‘Mimi Publiani’, die in de inhoudsopgave der Erasmus-edities voorkomen (men zie b.v. het op pag. 14 van dezen jaargang gereproduceerde titelblad der Eucharius-uitgave), zonder het boek zelf ook maar te controleeren of na te slaan, voor een betiteling gehouden van de prozaische praefatio en de breves sententiae, die in den Cato aan de eigenlijke disticha voorafgaan, dus wat men in de middeleeuwen als pars prosaica met den naam Cato parvusGa naar voetnoot2) bestempelde. Wij hebben | |
[pagina 249]
| |
hier dus met het zeker niet alledaagsche geval te doen van een op een titelblad aangekondigden titel, die in het boek zelf een vreemd geschrift dekt. ![]() Maar de aberraties van Don Gabriel zijn nog niet ten einde. Was de Cato in het oorspronkelijk gericht tot des dichters zoon, deze | |
[pagina 250]
| |
vertaler kent zelfs van dien zoon den naam: Mimos Publianos dirigidos à Lidoro, heet het in het opschrift, en met Lidoro of Lidoro mio wordt hij ettelijke malen aangesproken. Doch alleen in de pars prosaica; want zoodra de Disticos Catonianos zelf beginnen, wisselt de naam van den toegesprokene, libro primera à Lelio, libro segundo à Lucilo, libro tercero à Fabio, libro quarto à Lucio, een afwisseling, die p. 13 met een beroep op een - in margine geplaatste - uitspraak van Cicero ad aures nostras et sermonis suavitatem nihil est vicissitudine, varietate et commutatione aptius (de Orat. III [225]) wordt verdedigd! Cervantes, in wiens tijd, zooals uit zijn werk blijkt, de Cato nog in bloei en eere was in SpanjeGa naar voetnoot1), laat in zijn proloog tot den Quijote een denkbeeldigen interlocutor opzettelijk den Cato foutiefGa naar voetnoot2) citeeren. Er is sprake van de hebbelijkheid der toenmalige schrijvers om hun beweringen te staven met in margine vermelde citaten. Wanneer gij nu, zegt hij, - andere voorbeelden zijn voorafgegaan - het zult hebben over de onstandvastigheid van vriendenGa naar voetnoot3) dan kunt gij bij Cato (Gaton) terecht, die u zijn distichon zal geven [= Ovidius, Tr. I. 9, 5]:
Donec eris felix, multos numerabis amicos,
Tempora si fuerint nubila, solus eris.
Hoezeer zou zijn spot den landgenoot getroffen hebben, die zelfs niet meer wist, wat een ‘Catón’ was.
Amsterdam. M. Boas. | |
Addendum tot blz. 13 vgg. (afl. jan. 1928)De heer P.J. Meertens vestigt, namens de Directie der Utrechtsche Univ. Bibl., er mijne aandacht op, dat de aanteekening ‘donum Buchelii’, in het bandje met Keulsche boekjes niet op den bekenden Arnoldus Buchelius betrekking heeft, maar op zijn familielid, Hubert a Buchel, Kanunnik van S. Marie te Utrecht, geb. 1513 en te Keulen in 1599 overleden. M.B. |
|