Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het Boek. Jaargang 17 (1928)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het Boek. Jaargang 17
Afbeelding van Het Boek. Jaargang 17Toon afbeelding van titelpagina van Het Boek. Jaargang 17

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (11.93 MB)

Scans (309.23 MB)

ebook (11.37 MB)

XML (0.96 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek
non-fictie/boekwetenschap


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het Boek. Jaargang 17

(1928)– [tijdschrift] Boek, Het–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 317]
[p. 317]

Boekbespreking

A history of printing, its development through five hundred years, by John Clyde Oswald. New York and London, D. Appleton and Comp. 1928. - Met meer dan 140 ill., waarvan eenige in goud en kleuren. D. 7.50.

Deze nieuwe geschiedenis van den boekdruk verschilt heel veel van die van Peddie, die we in den vorigen jaargang bespraken (blz. 283; zie ook 337). Beide boeken zijn ongeveer gelijk in omvang, maar terwijl daar de kundigste historici aan het woord waren, ieder over een onderwerp dat hij door en door kende, is dit boek geheel het werk van één man, tegelijk als practisch kenner van de techniek en als hartstochtelijk verzamelaar bekend. Aan de laatste eigenschap hebben we zeker de rijke en mooie illustratie te danken. Vooral de afbeeldingen van bladen met versiering in goud en kleuren zijn heel mooi; ik noem een paar bladen van Schöffer-drukken, en een paar Italiaansche drukbladen. Maar ook de facsimile's in zwart en wit zijn mooi uitgevoerd, en laten ons drukwerk zien uit heel verschillende tijden en landen. De keus schijnt echter door toeval en persoonlijke voorliefde van den verzamelaar bepaald te zijn; naar een eenigszins gelijkmatige historische illustratie is niet ernstig gestreefd. En ditzelfde geldt eigenlijk ook voor den tekst van het boek. Vooral voor den Nederlandschen lezer zijn de leemten heel voelbaar.

De auteur erkent ronduit, dat de druk met losse typen in Holland moet zijn uitgevonden, zooals bewezen wordt door de in oude banden gevonden drukfragmenten - en toch verzuimt hij geheel, dien oudsten primitieven druk nader te beschrijven of te karakteriseeren. We krijgen daarvan ook geen enkele afbeelding. En als hij de overlevering van de Haarlemsche uitvinding vermeldt, schuift hij die op zij met oude versleten argumenten in den geest van Van der Linde. Toch kon hij beter weten, want hij kende het artikel ‘typography’ van Hessels in de Encyclopaedia Britannica, maar hij heeft verkozen zich er niet in te verdiepen, maar eenvoudig in zijne voorrede dit artikel van ‘meer dan honderdduizend woorden’ ter kennisneming aan te bevelen aan hen ‘die er tijd en lust in hebben’. Hij vermeldt Hessels dan ook niet in zijn bronnenopgaaf ‘Bibliography’, waar ook Holtrop en Campbell, Nijhoff en Kronenberg, Zedler en Schretlen geheel ontbreken. Trouwens zijne bronnen zijn bijna uitsluitend Engelsche boeken; Maittaire's Annales typographici en Meerman's Origines typographicae zullen er wel alleen honoris causa bij staan, op zich zelf als curiosa belangwekkend voor den verzamelaar. Werkelijk gebruikt zijn wellicht de Fransche boeken van Maittaire over Estienne, Renouard over Aldus, Rooses over Plantin en Willems over Elsevier. Maar toch had hij al uit het boek van Peddie, dat hij wel vermeldt, iets meer en iets beters over den Nederlandschen boekdruk kunnen geven dan hij doet.

Over Gutenberg is hij beter ingelicht; hij laat daarom met diens uitvinding den druk met losse letters beginnen, daarbij vergetende wat hij eerst over de Hollandsche uitvinding had gezegd. Dat de nieuwste Duitsche onderzoekers niet meer de voornaamste uitvinding zien in die losse letter, maar de groote vinding van Gutenberg opvatten als de uitvinding van een gietmachine, dat schijnt hij of niet te weten of niet van zooveel belang te achten.

[pagina 318]
[p. 318]

Hij begint met het feit dat geen druk Gutenberg's naam vermeldt, hij stelt vast dat de akten die op Gutenberg betrekking hebben niet alle te vertrouwen zijn, en overigens weinig of niets over de uitvinding bevatten, en dat de getuigenissen in de boeken van de Schoeffers en andere drukkers nu eens Gutenberg, dan weer Fust of Schoeffer als den uitvinder noemen. Daarna bespreekt hij de drukken die men aan Gutenberg toeschrijft en geeft er afbeeldingen bij. Zoo is dit een heel aardig hoofdstuk geworden, waarbij het geheele ontbreken van de behandeling van den Nederlandschen boekdruk in het oudste tijdvak schril afsteekt. Andere prettig leesbare hoofdstukken over Fust en Schoeffer, over den druk in Straatsburg en Bamberg, in Augsburg en in Neurenberg volgen. Ook de boekdruk in Italie wordt met liefde besproken, aan Aldus een eigen hoofdstuk gewijd; vervolgens komt hij op Erasmus en Froben, en handelt vrij uitvoerig over den druk in Frankrijk: ‘the early printers of France’, waarbij hij met een eenigszins zonderlingen sprong Didot inlijft. Den druk in Spanje en Portugal tot in de 16e eeuw bespreekt hij kort. Die in de Nederlanden begint, zooals we zagen, met een heel slechte bespreking van Coster; dan volgt een heel kort, gebrekkig overzicht tot ongeveer 1500, en waardeerende vermeldingen van Plantin en Elsevier. We zien hier dat zijn ‘bibliography’ juist en oprecht is; Rooses en Willems zijn hier zoo ongeveer zijn eenige bronnen geweest.

Hierna komt het gedeelte, waarin hij blijkbaar de hoofdzaak ziet: de druk in Engeland en vooral in America. Over Engeland is hij toch ook heel kort; feitelijk volgen op Caxton, die uitvoerig wordt behandeld, slechts eenige mindere grootheden tot op Morris; natuurlijk ook hier aardige afbeeldingen, o.a. twee mooie bladen van de Kelmscott press.

Toch ligt er nog wel wat tusschen Caxton en Morris! Mijne reeks ABC-studies bracht onlangs een heel merkwaardig Nederlandsch psalmboek in mijne handen (zie vorige afl. blz. 164) gedrukt te Londen bij Ian Daye, wiens mooie drukkersmerk nog bijzonder mijne aandacht trok. Over dezen voornamen drukker zou men in eene ‘history of printing’ wel iets wenschen te vernemen. Oswald geeft dan ook (blz. 203) in afbeelding ‘A John Day title page of 1563 which includes his portrait’, d.w.z. een blad met portret en colophon, waarop men den boektitel tevergeefs zoekt. Hij wijdt aan den drukker eenige bladzijden verder (206) enkele regels; we vernemen dat hij in de zestiende eeuw, een tijdvak dat intusschen de aandacht nauwelijks waard schijnt, de ‘best known printer’ was ‘distinguished by quantity rather than quality’; dat hij zijn loopbaan begon in 1546 en stierf in 1584; dat hij Fox's Book of martyrs uitgaf, een foliant van 2008 bladzijden, en dat hij vader van 26 kinderen moet zijn geweest. Dan nog in het hoofdstuk ‘Type-making’, dat hij in 1522 is geboren, dat hij de eerste maker van ‘Saxon characters’ was en een van de eersten die ‘Roman and Italic types on uniform bodies’ maakte (blz. 292). Dat is alles!

Dan heeft men toch heel wat meer aan Plomer's overzicht in Peddie's Printing, dat aan den vermaarden drukker eene bladzijde wijdt, waarin men niet alleen over John Day's leven en over zijne typen rijkere inlichting krijgt, maar bovendien over zijn uitgaven heel wat verneemt. Ook daar vind ik zijne werkzaamheid als drukker van Nederlandsche boeken voor de uitgeweken hervormden niet vermeld. Iets hierover gaf reeds voor jaren Mart. Nijhoff in het lijstje van Nederlandsche boeken te Londen gedrukt, in de Bibliografische Adversaria V blz. 275/276.

In het volgende hoofdstuk over America geeft Oswald een historisch overzicht van 1638 af; Franklin komt verder op den voorgrond, ‘the best printer of his time’; de druk dringt voort ‘over den Mississippi’, naar Canada, naar Groenland en naar Alaska; ook dit met aardige drukblaadjes versierd.

Hiermede is de historieschets ten einde, maar er volgen nog eenige min of meer op zich zelf staande studies van meer algemeenen aard. ‘Fine printing’ is iets heel aparts, zelfs door de grootste drukkers van vroegere tijden niet bereikt. Schöffer en Ratdolt, Plantijn, Estienne en Elsevier wa-

[pagina 319]
[p. 319]

ren daartoe niet in staat. Het eenige oudere boek dat hier in aanmerking komt, is de bekende Tewrdannck; daarna moet eerst in de achttiende eeuw weer zoo iets zijn voortgebracht, door Baskerville en door Bodoni, en daarna eerst weer in America: de Vinne (1828-1912). Natuurlijk worden ook hier Morris en verwante werkers genoemd - een paar mooie bladen van Bradley (1896) in afbeelding. Verder nog 't een en ander, waarin we nu niet iets zoo heel bijzonders kunnen zien. Min of meer op hetzelfde gebied komt het hoofdstuk over de ‘private presses’. Er volgen nog hoofdstukken over ‘type-making’ en ‘type faces’, een over de geschiedenis van de graveerkunst - in 12 bladzijden druks! - een over papier, een over de drukpers, over den band, over de opleiding tot het drukkersbedrijf ‘the trade’, en over de organisatie in het bedrijf. Het schijnen wel tijdschriftartikeltjes te zijn die hier meteen zijn herdrukt.

Zoo zie ik het boek, waarnaar, volgens de uitgevers ‘drukkers, verzamelaars en boekenvrienden algemeen hebben uitgezien’. Als geschiedenis van de drukkunst kan het in het geheel niet bevredigen. Als mooi uitgevoerd, angenaam leesbaar en keurig geillustreerd boek is het welkom. En het is dit ook, waar het gegevens brengt die anders niet zoo voor ons klaar liggen, vooral over den boekdruk en het drukkersbedrijf in America.

C.P. Burger Jr.

Een herdruk van Siebold's Nippon

Een heel belangrijk plan van uitgaaf is ontworpen door het Japan-Institut te Berlijn. Het groote standaardwerk over Japan, Nippon van Ph. Fr. v. Siebold, dat sinds lang niet meer te krijgen is, dan bij groote uitzondering en dan voor een buitensporig hoogen prijs, zal men gaan herdrukken. De groote belangstelling die Japan tegenwoordig wekt maakt dit dringend noodig, maar wat is er aan een goeden herdruk veel vast!

Het werk ‘Nippon, Archiv zur Beschreibung von Japan und dessen Neben- und Schutzländern: Jezo mit den südlichen Kurilen, Krafto, Kooraï und den Liukiu-Inseln, nach japanischen und europäischen Schriften, und eigenen Beobachtungen’ verscheen in de jaren 1832-1852 te Leiden in afleveringen, in iets meer dan 100 exemplaren. Geheel compleet is het werk niet geworden; de auteur die vroeger als geneesheer bij de Nederlandsche factorij op Decima het land en het volk had bestudeerd, staakte het werk aan de laatste afleveringen in 1852 toen de openstelling van Japan opeens eene gelegenheid voor nadere bestudeering aanbood, om op nieuw daarheen te reizen, en het is er bij gebleven. Bovendien zijn de meeste exemplaren hier of daar defect; de afleveringen moesten zeven deelen vormen, maar ze waren met groote tusschenruimten verschenen, en in ieder geval kan slechts eene zorgvuldige collatie uitmaken of alles er is. De firma Quaritch te Londen, later eigenares van het werk, heeft daartoe eene handleiding gedrukten en verkrijgbaar gesteld. Tiele meldt, dat de Leidsche bibliotheek een compleet exemplaar heeft.

Nu is echter de vraag naar dit eenige standaardwerk heel dringend geworden, vooral in Japan zelf, waar een Instituut is tot stand gekomen, in rechtstreeksche betrekking met het Duitsche Japan-Institut te Berlijn. Over en weer zoekt men de wederzijdsche wetenschappelijke studiën te bevorderen, en de herdruk van het groote standaardwerk is een heel voorname schakel in deze verbinding. Wel bestaat er een herdruk door de zoons van Siebold in 1897 bezorgd in kleiner formaat, verkort en zonder de gekleurde platen - maar deze kan het groote prachtwerk niet vervangen.

Het plan van de nieuwe uitgaaf is, niet alleen alles te geven wat het oorspronkelijke werk gaf, maar daarbij een biographische en bibliografische inleiding en een volledige index, die aan de oude uitgaaf ontbrak en bij het werk dringend noodig is.

[pagina 320]
[p. 320]

Een prospectus vermeldt dit alles en nog veel meer en geeft voorbeelden van de bewerking van de gekleurde en niet gekleurde prenten. De uitgaaf is geraamd op 300 exemplaren; zij zal bestaan uit twee ‘Tafelbände’, 56,5 × 36,5 cm. met 326 enkele, 11 dubbele prenten en 49 prenten in kleurdruk, twee tekstbanden van 700 blz. elk, 27 × 35 cm., en nog een aanvullingsband van ong. 350 blz. en 28 platen, waaronder 4 in kleuren. Alle vijf banden samen kosten bij inteekening 1000 Mark, en de bedoeling is het geheele werk nog in 1929 te voltooien en te verzenden. De inteekening is nog niet gesloten; uitgevers, Ernst Wasmuth A.G. Berlin W 8 Markgrafenstr. 31 hopen echter dat in het a.s. voorjaar het noodige aantal inteekenaars er zal zijn, en de geheele uitvoering van het plan spoedig zal kunnen volgen.

Catalogus van Academische geschriften in Nederland en Nederlandsch-Indië verschenen. 4e jaargang. 1927. Uitg. v.d. Ned. Vereen. v. Bibliothecarissen (Uitgeversfonds, Bilderdijkstraat 3, den Haag). Prijs ƒ 0.75, eenzijdig op dun papier gedrukt ƒ 1.-.

De 4e jaargang van deze nuttige lijst, wederom bewerkt door de beheerders der Utrechtsche Universiteitsbibliotheek, geeft op dezelfde wijze als vorige jaren de volledige opgave aller aan onze hoogescholen verschenen publicaties. De verschillende deeltjes hebben een doorloopende pagineering, ditmaal van blz. 73-102; na een aantal jaren kan men zoodoende het geheel als één boek van registers voorzien en tezamen binden. Voorloopig heeft ook dit gedeelte wederom zijn eigen alfabetisch naamregister.

F.K.

Boutell, H.S., First editions of to-day and how to tell them. London. Elkin Mathews and Marrot Md. 1928. 62 p. demy 8vo. 3 sh.

In Engeland en Amerika bestaat er veel liefhebberij voor eerste drukken van moderne boeken, maar het staat niet altijd vast, wat onder een eerste druk moet worden verstaan. Er wordt een scherp onderscheid gemaakt tusschen first edition en first impression of issue. Om eenige klaarheid in de kwestie te brengen heeft de samensteller aan een aantal der meest bekende Engelsche en Amerikaansche uitgevers gevraagd, welke kenmerken zij gebruiken voor een eerste uitgave. De antwoorden vindt men in dit boekje bijeengebracht. Mochten er in Nederland verzamelaars van die curiosa zijn, dan vinden zij hier een handleiding daarvoor.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • C.P. Burger jr.

  • F.K.H. Kossmann

  • over Philipp Franz von Siebold


datums

  • 1928

  • 1927

  • 1928