Het Boek. Jaargang 18
(1929)– [tijdschrift] Boek, Het–
[pagina 1]
| |
[Nummer 1]Op het grensgebied van incunabelen en post-incunabelenHet is mijn laatste streven de Nederlandsche Bibliographie van 1500-1540 te verrijken door annexionisme van incunabelen. Natuurlijk bestaan er tal van ongedateerde Nederlandsche drukken, waarvan men nooit meer uit zal kunnen maken, of ze op 1499 dan wel op 1501 geplaatst moeten worden. Campbell, eerste beschrijver, heeft die grensgevallen gewoonlijk in zijn Annales bij de incunabelen opgenomen en terecht. Hoofdzaak was toch maar, dat men de boeken ergens beschreven vond. Ondertusschen, een lichte neiging om de grens wat ruim te nemen, heeft Campbell wel gehad en als gevolg hebben Nederlandsche Bibliographie en Gesamtkatalog der Wiegendrucke hem al eenig terrein moeten ontnemenGa naar voetnoot1). Want zoodra we zekerheid hebben, dat een druk eerst na 1500 kan zijn ontstaan, geloof ik, dat we goed doen, hem naar de Nederlandsche Bibliographie te verplaatsen. Hoe zuiverder de dateering der drukken, hoe grooter de waarde eener bibliographie. Zoo moet ik thans Campbell weer berooven van enkele nommers. In de eerste plaats van Guilielmus de Gouda, Tractatus de expositione missae. (Anvers, Godfr. Back, vers 1498). 4o (CA. 895). De staat, waarin zich het drukkersmerk aan het slot bevindt, laat geen twijfel over, of het boek is pas omtrent 1503 gedrukt. Het is het merk, gereproduceerd bij Holtrop in de Monuments typographiques 107 (68) c2 uit een druk van 1496 en daar nog absoluut gaaf. Een veel latere staat van verwording vertoont bijgaande reproductie van 't jaar 1502Ga naar voetnoot2). Hier is van de linkerzijkant een stuk geheel verdwenen en verder is de barst boven, 16 mM. van de linkerhoek, die in 1496 al begon te komen, heel wat grooter geworden. Een tusschenstadium, maar dan veel nader tot de gave | |
[pagina 2]
| |
toestand, vertoont een druk van 1498 (CA. 83). Een grondige vergelijking met afdrukken uit de jaren 1504 en 1505 (in Ned. Bibl. 59 en 1902) heeft mij per slot de zekerheid gegeven, dat het merk in Guilielmus de Gouda's Expositio een klein beetje gaver is dan daar, terwijl het van de andere kant een paar microscopische barstjes met deze afdrukken gemeen heeft, die in nevensgaande
I. Albertus Magnus, Liber aggregationis s. secretorum de virtutibus herbarum. - Antwerpen, Gov. Bac, 1502.
| |
[pagina 3]
| |
reproductie van 1502 nog niet voorkomen. Circa 1503 is dus stellig de juiste dateering. Eigenlijk ben ik slechts langs een omweg tot deze CA. 895 gekomen. Reeds geruime tijd had ik moeite gedaan een ander Campbell-nommer uit het 1e Supplément onder oogen te krijgen, Simon (de Venloe), Expositio misteriorum misse. Antverpiae, God. Back, sans date (CA. 1551a), waaraan Campbell de noot heeft toegevoegd: ‘Un exemplaire de cette édition, qui appartient peut-être au XVIe siècle est conservé dans ta Bibliothèque Plantinienne (Voir: Vanderhaeghen, Notice sur la Bibliothèque Plantinienne, dans le Messager des sciences de 1875)’. Nasporingen, voor mij in het Museum Plantijn gedaan, waren zonder resultaat gebleven; het tractaat van Simon de Venloe was er niet te vinden en werd ook in geen enkele catalogus vermeld. Eerst onlangs, bij een bezoek aan 't Museum Plantijn, is mij een licht opgegaan over deze geheimzinnige verdwijning. Het bleek me, dat het boekje, in 1875 door Vanderhaeghen gezien, er nog steeds aanwezig is. Maar door Campbell op naam van een verkeerde auteur geplaatst, is het een tijd lang zijn eigen identiteit kwijt geraakt. Vanderhaeghen (t.a. p. 287) vermeldt het alleen als Expositio misteriorum misse, zonder naam van de schrijver, voegt het bij de incunabelen en rept niet van een mogelijke latere dateering. Campbell heeft de aanteekening van Vanderhaeghen overgenomen, doch er ter onzaliger ure aan toegevoegd, dat het werkje van Simon van Venloe was. Er bestaat van deze auteur inderdaad een tractaat, getiteld Die exposicie of bedudenisse des heiligen dienst der missenGa naar voetnoot1), dat echter volstrekt geen vertaling is van Guilielmus de Gouda's Expositio misteriorum misse. Is verder Campbell's opmerking, dat het boek misschien tot de 16e eeuw moet worden gerekend, een losse veronderstelling van hemzelf of heeft iemand, die het in Antwerpen gezien had, hem deze indruk geschreven? Er schijnt, helaas, door hem geen correspondentie over zijn werk bewaard te zijn en dus is dit niet meer na te gaan. Had Campbell, vóór hij Supplément I uitgaf, het boek zelf onder oogen gehad, hij zou onmiddellijk ontdekt hebben, dat het niets anders was dan Guilielmus de Gouda, Tractatus de expositione missae, reeds vroeger door hem onder no. 895 beschreven naar een exemplaar van de | |
[pagina 4]
| |
Kon. Bibliotheek. Wel heeft hij later, bij een bezoek aan Antwerpen op 28 Maart 1878, het bewuste boekje in handen gehad en dit in zijn eigen exemplaar van de Annales - op 't oogenblik in 't bezit van de heer Nijhoff - aangeteekend. Echter, en geheel terecht, bij no. 895, Guilielmus de Gouda, doch zonder te bemerken, dat dit tegelijk zijn verkeerd benoemde no. 1551a was. Summa summarum moet dus thans dit laatste nommer 1551a geheel vervallen en no. 895 naar de 16e eeuw verplaatst worden. Een ander Campbell-nommer, dat zonder een schaduw van twijfel naar de Nederlandsche Bibliographie behoort te verhuizen, is 358, Matthaeus Bossus Veronensis, Sermo in Iesu Christi passionem. (Déventer, Jacq. de Bréda, vers 1491). 4o. Er zijn twee klare bewijzen, dat deze druk niet c. 1491, maar eerst ruim 20 jaar later, omtrent 1513 of 1514 gemaakt kan zijn. Het blok van de titelhoutsnee (vgl. ook de afbeelding Holtrop, Monuments typographiques 66 [114] g) vertoont rechts onder, aan de achterpoot van de zitbank, een houtwormgaatje, dat het nog niet had in October 1512, blijkens de afdruk in Donatus, De octo partibus orationis. Deventer, Jac. de Breda, 15 Oct. 1512. 4o, en natuurlijk evenmin in vroegere uitgaven. Wel is het gaatje ook al te zien op bijgaande afdruk van 't jaar 1513Ga naar voetnoot1) (afb. II). Het tweede bewijs voor late dateering levert de houtsnee aan het slot, de maaltijd te Emmaus (afb. III). Deze vertoont duidelijke sporen van slijtage; de onderrand heeft door 't gebruik menige knauw gekregen en de rechterhoek beneden is er afgebroken. Vergelijkt men hiermee de afdruk in Cicero et Plinius, Epistole quedam. Deventer, Jac. de Breda, 22 Oct. 1511. 4o, dan is daar de onderrand heel wat gaver en ook de hoek rechts onder is nog niet beschadigd. Dus opnieuw een aanwijzing, dat Bossus zeker niet eerder dan c. 1513 gedrukt is. Behalve de wormsteek, omtrent 1513 in de bovengenoemde houtsnee (afb. II) gekomen, heeft dit blok ook al eerder een reeks defecten gekregen, die groote waarde hebben voor de dateering van vroegere drukken. Op grond hiervan moeten nog twee andere Campbell-nommers, 725 en 1517, uit het rijk der incunabelen worden verdreven. De eerste, Jacobus Faber de Werdea, Carmen panegyricon de Mariae | |
[pagina 5]
| |
serenenitate et humilitate. (Déventer, Jacq. de Bréda, vers 1500). 4o, zal in werkelijkheid omtrent 1509 te dateeren zijn. De houtsnee vertoont hier volmaakt dezelfde defecten als op een afdruk van dat jaar, in Reuchlin, Sergius. Deventer, Jac. de Breda, 4 Juni 1509. 4o (Ned. Bibl. 1796), dat wil zeggen, de lange barst midden boven, c. 32 mM. van de linkerzijde, die in vroegere drukken nog niet voorkomt, is al duidelijk te zien. Er is groote kans, dat deze ontstaan is bij 't in- en uitvoegen van het blokje op de spreukband, die verschillende inscripties draagt (Jacob9 de Breda, Seneca, Ioānes Bergis) en soms ook leeg is (o.a. in de genoemde Bossus). Voor de rest is deze afdruk in CA. 725 nog gaaf. ![]() II. Jac. Faber Stapulensis, Septem psalmi penitentiales. - Deventer, Jac. de Breda, 1513.
| |
[pagina 6]
| |
Een stadium verder is weer Campbell 1517, L.A. Seneca, Hominum mores et quatuor virtutes cardinales continentes libri duo. (Déventer, Jacq. de Bréda, vers 1500). 4o. Ook hier is de wormsteek nog niet te zien, wel de lange barst en bovendien zijn er nu in de bovenrand twee kleine barstjes verschenen, 18 mM. van de rechterhoek. In twee afdrukken van 't jaar 1509 is hiervan nog geen spoor. Echter zijn de vloersteenen geheel gaaf, terwijl in de genoemde Donatus van 15 Oct. 1512 een der steenen krassen begint te vertoonen. In volmaakt gelijke staat als in deze ongedateerde Seneca bevindt zich de houtsnee in Ned. Bibliographie 91 van 15 Nov. 1511. Dus zal c. 1511 de juiste dateering van Campbell 1517 zijn. ![]() III. Matth. Bossus Veronensis, In Iesu Christi passionem sermo. - (Deventer, Jac. de Breda, c. 1513).
Proctor heeft reeds vermoed, dat het boek niet bij de incunabelen behoorde, en dateerde ‘c. 1510?’ (Index 9117), terwijl eveneens Copinger er ‘probably after 1500’ aan toevoegt (II. 11. 5364). Geen incunabel is ook Campbell 1710, Mapheus Vegius Laudensis, Vita divi Antonii. (Swolle, Pierre van Os, de Bréda). 4o. Ik heb er exemplaren van gezien in het British Museum en in de University Library te Cambridge en het is mij gebleken, dat Campbell's toeschrijving onjuist is. Het is geen Zwolsche, maar een Deventer druk van Theod. de Borne. En aangezien het vroegst bekende product van diens pers dateert van 1507, behoort het boek dus al evenmin bij de incunabelen. Als laatste Campbell-nommer, dat naar de 16e eeuw moet opschuiven, valt nog 647 te vermelden: Aelius Donatus, De octo partibus orationis. (Déventer), Jacobus de Breda, sans date. 4o. Het is beschreven naar een ex., waaraan het laatste blad ontbreekt. Campbell heeft dit boek niet zelf gezien, maar zijn beschrijving ontleend aan du Puy de Montbrun, die het nog wel dateerde | |
[pagina 7]
| |
‘vers l'an 1480’Ga naar voetnoot1). Met deze vroege dateering is Campbell niet meegegaan, integendeel, hij heeft er in zijn noot aan toegevoegd: ‘Il s'agit peut-être ici d'une édition du seizième siècle’. Dit is mij gebleken waar te zijn. In de Bodleian Library te Oxford is een compleet ex. dezer uitgave aanwezig (reeds boven door mij genoemd in verband met de houtsnee afb. II) en de dateering op de recto-zijde van het laatste blad luidt (afkortingen opgelost): ‘Anno incarnationis domini. M. d. duodecimo Idibus Octobris’, dus 15 Oct. 1512. Deze datum schijnt indertijd door SothebyGa naar voetnoot2) verkeerd te zijn geïnterpreteerd. Hij vermeldt tenminste een Donatus, uitgegeven door Jac. de Breda in 1500, samengebonden met andere grammaticale tractaten van Breda en de Borne. Zeer klaarblijkelijk is dit onze Donatus van 1512, inderdaad gebonden in een dergelijke bundel, die thans in de Bodleian terecht is gekomenGa naar voetnoot3). Dat Jacobus de Breda zonder twijfel met deze datum 15 Oct. 1512 en stellig niet 4 Oct. 1500 heeft bedoeld, wordt ten overvloede bewezen door de analoge dateering in Ned. Bibl. 1707 ‘Anno domini M. Vc. duodecimo. iiij Idus decembris’. Het leek mij niet ondienstig deze aanstaande inlijving van de zes Campbell-nommers in 't vervolgdeel der Nederlandsche Bibliographie reeds thans aan te kondigen en te motiveeren. De Gesamtkatalog der Wiegendrucke, die met bewonderenswaardige regelmaat voortschrijdt, kan er mogelijk eenig nut van hebben.
's-Gravenhage, Nov. 1928. M.E. Kronenberg. |
|