| cem et vitam eternam post mortem, sluit; daarentegen heeft het het colophon, dat 2 gewone regels vult. |
Dat, bij een gelijkheid van lettertype, die zou kunnen doen meenen, dat beide boekjes van denzelfden drukker afkomstig zijn, het Bernsche niettegenstaande zijn kleiner formaat toch nog meer tekst brengt, is mogelijk gemaakt door een sterker gebruik van afkortingen, en door het weglaten der spatie tusschen de woorden, of een heel enkele maal, van een leesteeken.
Het was natuurlijk, te trachten den tekst te achterhalen van het consent van 31 Oct. 1546. Door het Algemeen Rijksarchief te Brussel werd welwillend medegedeeld, dat ‘bedoeld genomen besluit te vergeefs werd opgezocht in het karton Nr. 1276 van den “Conseil privé espagnol”, waarin de aanvragen der drukkers strekkende over de jaren 1546-1617 en betreffende het afleveren van drukoctrooien bewaard worden.’ Ook in het archief van het Hof van Holland wordt op 31 Oct. 1546 geenerlei beslissing aangetroffen betreffende Jan Mathysz. drukker te Leiden, zooals op aanvrage werd medegedeeld door 't Algemeen Rijksarchief in den Haag. Daarvoor echter kwam welwillend een verwijzing naar L. Knappert, De opkomst van het Protestantisme in een Noord Nederlandsche stad. Leiden 1908, p. 80. Daar is te vinden dat Jan Mathijszoon ± 1546 aan de kaak gesteld en verbannen werd, wegens kettersche boekjes. In nota verwijst Kn. naar de Crimineele Sententieboeken van de Schepenbank fol. 36 z.j. Is de gissing van Kn. gegrond, en nemen we de juistheid aan van het colophon, dan kan het vonnis wel niet voor einde 1546 geveld zijn, maar dan hebben we ook, dat het Bernsch exemplaar kort na den 31en October 1546 gedrukt is.
Heeswijk, Abdij Berne, 7 Dec. 1928.
C.A. v. Liempd C.O.P.
Bibliothecaris Bernensis.