Emmeken is met Moenen, den duivel, eerst naar 's-Hertogenbosch, daarna naar Antwerpen getrokken; hij zegt tot haar:
Nv zijn wi tantwerpen na v begheeren
Nv willen wi triumpheren ende costelijc teeren
Gaen wi inden boom om een pintken romenye
Ja troost daer suldi sien
Alle die quistgoeykens die hem qualijc regieren,..
Daer verhuech ic mi inne als ick sulc leuen scouwe
Gheen dinck en es mi bequamere
Wi moeten daer noch drincken op die gulden camere..
Die ‘gulden camere’ stelt den lezer voor een raadsel, dat de verklaarders niet bevredigend hebben kunnen oplossen. De Engelsche tekst brengt nu de betere lezing, die zeker de oorspronkelijke is.
than sayd Satan to Emmekyn: nowe be we come to Anwarpe, nowe let vs goo to the gylden tre on the market place and there wyll we reuell and playe and spare for no coste and for a pot of Romneye, .... Than sayde Emmekyn: good Satan, let vs goo thyder and see that pastyme, for that is the thynge that I reioyce moste in and loue beste to see. Than sayde Satan to Emmeken with a good wyll; than departed they to the gylden tre and when that they were come....
Hier blijkt duidelijk dat ‘den boom’ eigenlijk ‘den gulden boom’ heet, en dat ‘den gulden camere’ willekeurig ter wille van het rijm gezet is voor ‘den gulden boom’.
De verdere verhalen over het verblijf in Antwerpen zullen we overslaan. Emmeken verlangt eindelijk naar Nijmegen terug te gaan, en Moenen moet haar haren zin geven. Zij komen er aan op den ‘ommeganckdach’ en zien er een ‘waghenspel’ een hoogst merkwaardige voorstelling van Gods barmhartigheid, waardoor Emmeken zoo wordt aangegrepen, dat ze den duivel van zich afwijst. Deze voert haar de lucht in om haar te pletter te doen vallen, maar door mirakel komt ze ongedeerd neer. Haar vrome oom die door zijn gebeden hare redding heeft verkregen, vindt haar. En hoe onvergeeflijk haar bedrijf ook mag zijn, hij zal alles doen om nog vergeving voor haar te vinden. Het lijkt wel een heel wanhopig pogen:
Na desen es heer ghijsbrecht met zijnder nichte gegaen tot alle den gheleersten priester vander stat van Nimmegen maer gheen priester hoe hoge gheleert hoe expert hoe heilich oft hoe deuoet alsi tstuc verstonden en dorsten hem gheensins onderwinden haer te absolueren oft eenige penitencie te setten van haren sonden die seer anxtelijck ende onmenschelijc waren waer om dat si alle bedruct waren’.
Zij trekken daarop, nog herhaaldelijk door den duivel belaagd, naar Keulen tot den bisschop, maar deze weet evenmin raad, en daarop reizen ze naar Rome om te gaan biechten bij den Paus.
Dit alles wordt uitvoerig in proza verteld, en we moeten met mejuffrouw Kronenberg erkennen, dat het verhaal hier heel wat minder compleet en daardoor minder treffend zou zijn, als men dit prozaverhaal als een later toevoegsel ter zijde schoof. De Engelsche tekst heeft het verhaal ook, zelfs nog iets uitvoeriger, en het loopt door en geeft ook de biecht zelve, het gesprek tusschen Emmeken en den Paus, dat in het Hollandsche boekje weer in een dichterlijken vorm is gebracht.