Het Boek. Jaargang 18
(1929)– [tijdschrift] Boek, Het–
[pagina 177]
| |
[Nummer 5]De houtsneden in Mariken van Nieumeghen en het Engelsche volksboekDe studie, die ik onlangs in De Nieuwe Taalgids over de verhouding van onze Mariken van Nieumeghen tot het Engelsche volksboek heb gegeven, had in eerste gedaante nog een bibliografische toevoeging. Op verzoek van de redacteur, de heer De Vooys, is dit gedeelte daar echter achterwege gebleven. Thans wordt het hier, eenigszins omgewerkt, afgedrukt. Al betreur ik de verbrokkeling van wat bijeen hoorde, mijn beschouwingen over de houtsneden in beide uitgaven kunnen er slechts door winnen, dat ze nu voorzien zijn van eenige afbeeldingen, door de Henry E. Huntington Library en de firma Nijhoff welwillend afgestaan. Het onderzoek naar de litteraire verhouding van Engelsche en Nederlandsche Mariken heeft mij tot de volgende conclusies gebracht: Het Engelsche volksboek, de Story of Mary of Nemmegen, gedrukt bij Jan van DoesborchGa naar voetnoot1), is zeer klaarblijkelijk de vertaling van een thans verloren Nederlandsch proza-verhaal. Ons bestaande spel van Mariken, gedrukt bij VorstermanGa naar voetnoot2), is daarvan een verdere dramatizeering; de verhalende proza-gedeelten zijn geen latere toevoegsels, maar vermoedelijk overgenomen uit het oorspronkelijke Nederlandsche boekGa naar voetnoot3). In aansluiting met hun letterkundige vergelijking, bleek ook een onderzoek van de twee oude uitgaven als bibliografische producten niet zonder belang. Legt men de afbeeldingen van beide | |
[pagina 178]
| |
naast elkaar, dan ziet men onmiddellijk, dat ze zeer nauw verwant zijn. Wat indertijd de heer Leendertz omtrent de houtsneden te berde heeft gebracht, kan ons niet meer voldoen. Eerst zegt hij: ‘De Engelsche vertaling bij Jan van Doesborch verscheen in 1518 of 1519. Heeft deze de blokken van Vorsterman overgenomen, dan is het duidelijk, dat de uitgave van den laatste eerder verschenen is, dus in het laatst van 1518 of in het begin van 1519’. Daarbij weer de noot: ‘Ook als deze veronderstelling juist is, heeft Van Doesburgh geene Nederlandsche uitgave van Mar. gegeven. Voor concurreerende drukken toch verschaften zij elkander zeker de blokken niet’. De tekst van Leendertz vervolgt: ‘Maar heeft Van Doesburgh van een ander de blokken overgenomen, die Vorsterman heeft laten nasnijden, ook dan moeten de beide uitgaven vrij gelijktijdig geweest zijn. Dit wijst immer op concurrentie. Had Vorsterman veel later gedrukt, dan had hij de blokken van Van Doesburgh overgenomen, zooals hij dat wel meer deedGa naar voetnoot1)’. Het zal geen bibliograaf ontgaan, dat Leendertz op dit gebied een leek is. Later komt hij nog eens op die kwestie terug, na, gelijk blijkt, zich door meer bevoegden, Robert Proctor en Robert E. Graves, te hebben laten voorlichten, die samen met A.E.H. Swaen de houtsneden voor hem hebben vergeleken. Hij geeft dan de conclusie: ‘Waarschijnlijk heeft dus Van Doesburgh van een anderen drukker de blokken overgenomen of geleend van dezelfde prentjes, die Vorsterman heeft laten nasnijden. Er zal dan ook wel geen uitgave van den Nederlandschen tekst bij hem verschenen zijn. Daarmede toch zou hij den bevrienden collega concurrentie aangedaan hebbenGa naar voetnoot2)’. Men vraagt zich af, aan wie de heer Leendertz ontleend kan hebben, dat Willem Vorsterman en Jan van Doesborch ‘bevriende collega's’ waren. Aan wijlen Robert Proctor zeker niet. ‘Between Vorsterman and our printer (= Jan van Doesb.) the relations may have been less friendly; the Dutch edition of Virgilius printed by Vorsterman is illustrated with copies of the cuts in the English edition, so that it would seem as if the use of the original cuts had not been granted himGa naar voetnoot3)’. Wij weten thans in | |
[pagina 179]
| |
I. Story of Mary of Nemmegen. - Antw., Jan v. Doesborch; bl. 1b.
![]() II. Historie van Mariken van Nieumegben. - Antw., W. Vorsterman; bl. 1a.
| |
[pagina 180]
| |
III. Story of Mary of Nemmegen. - Antw., Jan v. Doesborch; bl. 1a.
![]() IV. Historie van Mariken van Nieumeghen. - Antw., W. Vorsterman; bl. 6b.
| |
[pagina 181]
| |
Nederland heel wat meer over drukken uit 't tijdvak 1500-1540, dan toen Leendertz ruim 20 jaar geleden zijn beschouwingen neerschreef, maar over de histoire intime der drukkers en hun onderlinge verhoudingen zou ik zelfs nu nog liever geen vaste uitspraken willen doen. Op twee wijze gingen drukkers in die dagen te werk, als ze soortgelijke houtsneden noodig hadden. Ze leenden of huurden elkaars houtsneeblokken. Of wèl, en dat is zeer en zeer algemeen, de een liet de houtsneden van de ander copieeren. Werd zoo'n copie direct op een houtblok gesneden of geschiedde het via een overtrekje of teekening naar de oorspronkelijke houtsnede? Ik kan het niet uitmaken; misschien zijn beide methoden wel toegepast. Maar zeker is, dat men het zeer ver had gebracht in de kunst van het copieeren. Ik ken menig geval, waar het inderdaad heel moeilijk is te beslissen, of men met identieke houtsneden dan met copieën te doen heeft. Van wederzijdsch goedvinden bij dit copieeren, laat staan betaling, is in die dagen zeker nooit sprake geweest. De Berner Conventie was nog verre en men heeft eeuwen lang elkaars artistiek eigendom zonder gemoedsbezwaren geroofd. Los van Leendertz' conclusies, heb ik me tot een nauwkeurige vergelijking der houtsneden van de vroegste Nederlandsche en de Engelsche Mariken-uitgaven gezet, niet naar de origineele drukken, doch naar de twee facsimile's, die ik tot mijn beschikking had. De Nederlandsche editie bevat er negen (één hiervan is tweemaal herhaald), benevens een drukkersmerk van Vorsterman; de Engelsche heeft hetzelfde negental (ook één tweemaal) en nog twee andere, die niets met de tekst te maken hebben, benevens het wapen van Engeland en het drukkersmerk van Jan van Doesborch. Was het wel noodig geweest hooge autoriteiten aan 't werk te zetten om uit te maken, of de houtsneden bij Vorsterman en Van Doesborch van dezelfde blokken afkomstig zijn? Naar mijn meening is een kind van tien of twaalf jaar, dat zijn oogen gebruikt, in staat dit te beslissen. De voorstellingen zijn gelijk, maar de houtsneden verschillen in tal van kleine détails. Minder eenvoudig is het tweede punt, dat van groot belang is: wie gecopieerd heeft en wiens houtsneden de oorspronkelijke zijn. Mijn conclusies stemmen met die van de heer Rob. E. Graves overeenGa naar voetnoot1). Er is alle reden te veronderstellen, dat de houtsneden van het Engelsche ver- | |
[pagina 182]
| |
haal, bij Van Doesborch gedrukt, de beste en dus primair zijn, terwijl Vorsterman de zijne er naar gecopieerd heeft. De heer Graves acht ze vooral superieur ‘in the character and expression of the heads’. Inderdaad is dit duidelijk zichtbaar. Zoo heeft b.v. de moei op de 2e houtsnee (Ned. uitgave) bij Vorsterman een doodgewoon vrouwengezicht, zonder veel uitdrukking; bij Van Doesborch is ze, door een enkele groef op de rechterwang en een andere mondlijn, tegelijk ouder en heel kwaadaardig. Op de eerste houtsnee van Mariken en haar oom is de mond van de laatste bij Vorsterman vrijwel mislukt; bij Van Doesborch expressief (zie afb. I - II). Er zijn meer treffende aanwijzingen dan in de gezichten alleen. Op dezelfde houtsnee heeft de oom een boek (zijn brevier?) in de hand; scherp en goed van teekening bij Van Doesborch, vrij onduidelijk bij Vorsterman. Op de reeds genoemde houtsnee van Mariken en haar moei is bij Van Doesborch het jak van de moei door enkele lijnen zoo aangegeven, dat men er een stevig, gerond vrouwenlijf in ziet; niets van dat effect bij Vorsterman. Op de 3e houtsnee, waar de duivel Mariken voor 't eerst aanspreekt, is in de Ned. uitgave 's duivels rechterhand en vooral de duim misteekend en lijkt eer op een kunsthand dan op een echte, van vleesch en bloed. Bij Van Doesborch oneindig natuurlijker (zie afb.III - IV). Ook't gezicht van Mariken is daar bij Vorsterman slecht geslaagd. Zoo is eveneens de 7e houtsnee, waar Mariken en haar oom naar de paus gaan en de duivel om hen waart, zeer verschillend van kwaliteit. Bij van Doesborch een kwaadaardige, open, grijnzende duivelsmuil, bij Vorsterman een volmaakt mislukte poging tot navolging (afb.V). Op de houtsnee, waar Mariken bij de paus is, heeft deze bij Van Doesborch in zijn linkerhand een appel of bal. Bij Vorsterman is die zeer onduidelijk en wie het oorspronkelijke er niet naast heeft, zal er misschien een stuk van de hand in zien (zie afb. VI - VII). Ik zou meer voorbeelden kunnen geven. Nog is een eigenaardigheid, dat de houtsneden bij Van Doesborch haast altijd van iets minder lijnen en schraveeringen opgebouwd en toch expressiever zijn; in 't bizonder de plooien van de kleedij vallen heel wat natuurlijker en losser dan bij Vorsterman. Terecht zegt Graves: ‘Copies are almost always inferior’. Als vaststaand durf ik wel aan te nemen, dat Van Doesborch's houtsneden de oorspronkelijke, die van Vorsterman de navolgingen zijn. De eenvoudigste conclusie, die men daaruit kan trekken, is, | |
[pagina 183]
| |
dat de Engelsche vertaling gedrukt is vóór het Nederlandsche spel. Bij de samenhang, zooals ik me die voorstel, is hiertegen ook geen enkel bezwaar in te brengen; het eenige verband tusschen beide teksten is, dat ze van een gemeenschappelijk Nederlandsch proza-verhaal afstammen en chronologisch zijn ze dus volmaakt onafhankelijk van elkaar. Toch is de kwestie van de houtsneden in Mary of Nemmegen misschien iets minder eenvoudig. Beschouwen we ze nauwkeurig, dan maken ze de indruk, in deze uitgave niet voor 't eerst gebruikt te zijn. De houtblokken vertoonen al sporen van slijtage. Zoo loopt er door de houtsnee van Mariken en haar oom (zie afb. I) een lange barst, van het dak tot op de vloer, terwijl op de houtsnee, waar de moei zich doorsteekt (bl. 7 recto), een kwetsuur loopt door de rechterduivel tot in de rand rechts boven. Ook de randen der houtsneden hebben hier en daar wonde plekken. Nu zet ik op de voorgrond, dat het een beetje gevaarlijk is te oordeelen naar een photografische reproductie- uitgave.
V. Historie van Mariken van Nieumeghen. - Antw., W. Vorsterman; bl. 28a.
Misschien zou een beschouwing van 't origineel aantoonen, dat op deze plaatsen een slechte afdruk of een vouw in 't papier | |
[pagina 184]
| |
VI. Story of Mary of Nemmegen. - Antw., Jan v. Doesborch; bl. 15b.
![]() VII. Historie van Mariken van Nieumeghen. - Antw., W. Vorsterman; bl. 28b.
| |
[pagina 185]
| |
en niet slijtage van het blok oorzaak van het kwaad is. Doch, indien inderdaad het origineel mijn meening bevestigt - en de kans lijkt me groot -, dan moeten de houtsneden al vroeger gebruikt zijn. Het negental is uitsluitend van toepassing op het Mariken-verhaal. En dus ligt de veronderstelling voor de hand, dat in het verloren Nederlandsche proza-verhaal van Mariken dezelfde blokken gebruikt zijn en dit vermoedelijk ook een druk van Jan van Doesborch is geweest. In het kader zijner uitgaven zou het volkomen passen; samen met tal van andere populaire uitgavenGa naar voetnoot1), heeft hij menig Nederlandsch volksboek gedrukt, de Historie van Buevijne van Austoen, Van Jason ende Hercules, de Historie van den stercken Hercules, de Historie van Floris ende Blancefloer. Ook was het een zeer gewone methode van hem na een Nederlandsch boek er de Engelsche vertaling van te drukken. Dat was van koopmansstandpunt voordeelig; dezelfde houtsneeblokken konden in beide dienst doen. Zoo hebben we de tweelinguitgaven Vanden vijfthien vreesselijke Tekenen en The fifteen Tokens, Der dieren Palleys en The wonderfulle Shape. Verder zijn Die Reyse van Lissebone en Van die wonderlicheden ende costelicheden van Pape Ians landen beide gedeeltelijk vertaald in Of the newe landesGa naar voetnoot2). Zonder de feiten te verwringen, geloof ik dus de hypothese te mogen voorstellen, dat Jan van Doesborch de drukker is geweest van het oorspronkelijke Nederlandsche proza-verhaal van Mariken, ons alleen in zijn Engelsche vertaling bewaard gebleven. Dit Nederlandsche origineel moet in ieder geval voorafgegaan zijn aan het bewaarde mirakelspel, samengesteld door een Antwerpsch rederijker en bij Vorsterman gedrukt en natuurlijk ook aan de Engelsche vertaling. Proctor heeft deze laatste gedateerd op ‘1518-19?’ en ik geloof niet, dat er veel reden is daaraan te tornen. Het drukkersmerk aan het slot vertoont ongeveer dezelfde staat van verwording als in de reproductie van 't jaar 1517, afgebeeld in de Art typographique, terwijl het volgens Nijhoff in 1508-1509 nog gaaf wasGa naar voetnoot3). De kans, dat een nauwkeurige vergelijking van de beide buiten-tekst houtsneden op blad 10 verso en van het Engelsche wapen op de recto-zijde van het laatste blad met hun an- | |
[pagina 186]
| |
dere afdrukken, in Frederick of Jennen van 1518 en The lyfe of Virgilius (1518?), nog iets naders omtrent de dateering zou uitwijzen, lijkt me gering. Proctor, een der grootmeesters in de bibliographie, heeft indertijd de drie boeken samen gezien, toen ze nog deel uitmaakten van de collectie Christie-Miller, en we kunnen er zeker van zijn, dat hij ze onderling vergeleken heeft. De Historie van Mariken van Nieumeghen, bij Vorsterman gedrukt, is door LeendertzGa naar voetnoot1) op c. 1518 gedateerd. Dit lijkt mij zeer aannemelijk, al ben ik het volslagen oneens met zijn motiveering, berustend op het feit, dat de Engelsche versie naar het Nederlandsche spel bewerkt zou zijn. Maar aangezien het drukkersmerk van Vorsterman zich in deze uitgave ongeveer in dezelfde staat bevindt als in een druk van 1517, zal de dateering c. 1518 wel niet ver van de waarheid af zijn. Aan deze beide bewaarde uitgaven van c. 1518 of 1519 moet dus het verloren Nederlandsche verhaal vooraf zijn gegaan. Tot slot kan ik nog een mededeeling doen aan allen, die met ongeduld op een herdruk van de Story of Mary of Nemmegen wachten. Dr. L. Bendikson, een der bibliothecarissen van de Huntington Library, schreef op 14 April j.l. hieromtrent aan Dr. C.P. Burger: ‘De Huntington Library is bezig met de voorbereiding van een reeks van uitgaven naar origineelen in het bezit van deze instelling. De “Massachusetts laws” zijn reeds in handen van den drukker. Hamlet (1603) is thans in ons photografisch laboratorium. Mary of N. komt daarna aan de beurt, of in de vierde plaatsGa naar voetnoot2)’. Het is te hopen, dat de belangstelling in deze uitgave zich hier te lande niet alleen met het woord, maar ook metterdaad zal uiten. Als schakel in de genealogie van het Mariken van Nieumeghen-verhaal is het Engelsche volksboek heel merkwaardig. Mij persoonlijk zal het genoegen doen, wanneer men mijn beweringen omtrent inhoud en uiterlijk van de Story of Mary of Nemmegen niet meer op gezag zal behoeven te gelooven en de bron van mijn exclusieve wijsheid verder voor iedereen toegankelijk zal worden gesteld.
's-Gravenhage, Juli 1929. M.E. Kronenberg. |
|