Het Boek. Jaargang 18
(1929)– [tijdschrift] Boek, Het–
[pagina 317]
| |
BoekbesprekingRollen- und Plattenstempel des XVI. Jahrhunderts unter Mitwirkung von Dr. Ilse Schunke verzeichnet von Konrad Haebler. Bd. II. Mit acht Tafeln (Leipz. Harrassowitz 1929). 480 blzz. 8o. Prijs ingen. R.M. 42, geb. R.M. 46. Sammlung bibliothekswissenschaftlicher Arbeiten Heft 42 (II. Ser. 25. Heft).Deel I van Haebler's standaardboek over de stempels op 16e eeuwsche banden heb ik hier onlangs uitvoerig besprokenGa naar voetnoot1). Thans een enkel woord over deel II, waardoor met loffelijke spoed dit werk is voltooid. Terwijl het vorige deel uitsluitend geteekende stempels met initialen of monogrammen beschreef, vinden we in Band II een bont allerlei bijeen. Het begint met de gedateerde stempels (blz. 1 v.); dan stempels met merken, maar zonder initialen (blz. 57 v.); gelocaliseerde stempels (blz. 62 v.), die weer onderverdeeld worden in drie groepen: I. vorsten, naar landen (blz. 63 v.), II. steden (blz. 97 v.), III. particulieren (blz. 122 v.). Daarna zijn chronologisch bijeengebracht de gedateerde banden (blz. 131 v.), zoowel degene, die op de buitenzijde een jaartal vertoonen - in zoo'n geval meestal samen met initialen van de eigenaar - als de banden, die door een inscriptie te dateeren zijn. Er volgt een groep ongeteekende stempels volgens de vindplaatsen (blz. 174 v.), de steden alfabetisch gerangschikt, en daarna enkele stempels uit particuliere verzamelingen (blz. 287 v.). Dan stempels, aan de litteratuur over banden ontleend (blz. 290 v.), voorzoover ze daar met voldoende uitvoerigheid zijn beschreven. (Nog altijd krijgt de heer Hulshof een f te veel in zijn naam!). Een groep ‘zonder bron’ (blz. 296 v.) vereenigt stempels, waarvan Haebler afwrijfsels bezit, zonder dat hij de herkomst nog kan nagaan. Een groote aanwinst is de Nachtrag op blz. 300 v., aanvulling van tal van geteekende stempels, meerendeels met initialen, die we al uit deel I kenden, en ook enkele met andere. Van onschatbaar nut is de ikonografische index (blz. 352 v.), in tal van onderafdeelingen gesplitst, die bij 't terechtbrengen van stempels onze steun en toeverlaat belooft te worden. Als bij iedere systematische indeeling heeft men ook hier dikwijls de knoop moeten doorhakken en tot een bepaalde rubriek gebracht, 't geen een ander misschien elders geplaatst zou hebben. Pas bij geregeld gebruik leert men een dergelijke index tot in de grond van zijn ziel kennen; naar mijn eerste indruk is 't een zeer nuttig instrument geworden. Ik ben er niet zeker van, of de indeeling van de bijbelsche rolstempels in Oud en Nieuw Testament (zie blz. 363-379) wel heel gelukkig is. Voorstellingen op een en dezelfde stempel van: Jezus - Jozef en Maria - David - Abraham - Adam, of wel: kruisiging - opstanding - zondeval - offer van Isaac - koperen slang, of koppen van: Christus - David - Jesaias - Johannes, en vele soortgelijke verbindingen bewijzen, dat deze indeeling niet op de werkelijkheid steunt. Herhaaldelijk zijn Oud en Nieuw Testament verbonden. Haebler-Schunke hebben er zich uitgered door in deze gemengde gevallen de voorrang aan het Nieuwe Testament te geven. Maar in een dergelijk compromis schuilt al critiek op de eigen indeeling. Eindelijk volgt nog een alfabetische lijst van boekbinders der 16e eeuw | |
[pagina 318]
| |
(blz. 460 v.), uit verschillende bronnen samengesteld en tot slot (blz. 479 v.) acht tafels met reproducties van afwrijfsels, diverse soorten rol- en paneelstempels weergevend. Ze worden zonder nadere aanwijzing afgedrukt en dienen uitsluitend ter verduidelijking van de gebruikte terminologie. Wie er lust in heeft, kan de origineelen in 't boek zelf terugvinden. Waarom de schrijvers ons die moeite door korte verwijzingen niet bespaard hebben, kan ik niet bevroeden. Men ziet dus, een rijke inhoud. Ik heb de verschillende onderdeelen en de pagina's, waar men ze aantreft, nauwkeurig opgesomd, omdat een inhoudsopgave ontbreekt. Dat een schrijver hier niet aan denkt, is zeer vergefelijk. Maar in zoo'n geval ligt het op de weg van zijn uitgever, het verzuim te herstellen. Alleen reeds door iets uitvoeriger koptitels had hij dit gemis eenigermate goed kunnen maken, doch ook deze geven te weinig houvast. Zoo is er b.v. geen onderscheid gemaakt tusschen de opschriften der afdeelingen gedateerde stempels (zie blz. 2 v.) en gedateerde banden (blz. 132 v.), terwijl ook nog blz. 109-112, behoorende bij een heel andere rubriek (gelocaliseerde stempels, II. steden), uitsluitend een jaartal als koptitel heeft. Dat is niet voldoende. Wij zijn tegenwoordig nu eenmaal verwende kinderen en begeeren, dat de weg in een boek ons duidelijk wordt aangegeven. Een aardige bizonderheid trof mij op blz. 316-317. Al vroeger had Haebler gemeend aan te moeten nemen, dat twee correspondeerende paneelstempels soms aan weerszijden van dezelfde plaat worden gesneden. Een breuk in twee dergelijke stempels had hem tot bewijs gediend. Thans blijkt uit een Heidelbergsche boekbindersinventaris van 1550, dat daar inderdaad een koperen stempelplaat aanwezig was met aan de voorzijde een vrouwtje ‘so das alphabet reutet’ (aan de verklaring waag ik me niet!), en aan de achterzijde een voorstelling van Spes. Niet als critiek, maar meer als bewijs van belangstelling één opgeteekende drukfout. Op blz. 319 reg. 5 v.b. leze men voor ‘Rolle 3’: ‘Platte III’. Verder moet voor de ondertitel ‘Privatpersonen’ op blz. 122 een III. worden gevoegd. Als 't goed was, behoorde deze titel ook, gelijk die op blz. 63 en 97, met kleinere letter gezet te zijn. Want op blz. 63 wordt de groep ‘Privatpersonen’ ons als 3e onderdeel van de ‘Lokalisierte Stempel’ aangekondigd. Ik vertrouw, dat de schrijvers mij deze kleine aanmerkingen ten goede zullen houden. Ze veranderen niets aan mijn groote bewondering voor dit kostelijke werk. De voltooiing ervan beschouw ik als een mijlpaal in de geschiedenis van de bandenstudie. Wij mogen Prof. Haebler en Frl. Schunke dankbaar zijn voor wat ze ons geschonken hebben.
's-Gravenhage, Oct. '29. M.E. Kronenberg |
|