| |
| |
| |
Uit Noord- en Zuid-Nederlandsche bibliotheken
Verzameling Ex-libris van Wijlen J.F. Verster.
Men schrijft uit Den Haag aan het Handelsblad:
De Koninklijke Bibliotheek te 's-Gravenhage is in het bezit gekomen van de zeer uitgebreide verzameling ex-libris, door wijlen den heer J.F. Verster bijeengebracht. De bijbehoorende bibliotheek, welke talrijke boekwerken en tijdschriften op het gebied van boekmerken omvat, is eveneens overgegaan naar de Koninklijke Bibliotheek.
Dezer dagen zijn we in de gelegenheid gesteld de verzameling te bezichtigen. Zij is ondergebracht in drie groote kasten, die voor dit doel zijn ontruimd. Een opschrift van vergulde letters duidt op den inhoud der hooge kasten.
Wanneer we hier spreken van bezichtigen, dan is dit aldus te verstaan, van buiten bekijken. Er was nl. geen denken aan om ook maar vluchtig het bijeengebrachte door te zien. De verzameling Verster immers, telt ongeveer 37.000 ex-libris, die voor het overgroote deel keurig zijn opgeplakt en in kartonnen doozen, die van buiten het aanzien van een boek hebben, zijn opgeborgen. Op deze wijze zijn negen doozen met Nederlandsche ex-libris gevuld, eenige tientallen met Duitsche, voorts verscheidene met Oostenrijksche, Fransche, Belgische, Deensche, Italiaansche, Spaansche en Zwitsersche boekmerken.
Hier en daar een greep doende, vonden we o.a. de ex-libris van Victor Hugo, van Charles Dickens, van Jacob Hop, van Alberdingk Thijm, van George Washington en tallooze andere bekende mannen. We zagen allerhande soorten ex-libris, met maçonnieke emblemen, met initialen, boekmerken van kloosters, van soldaten-regimenten, van bibliotheken, van vorsten, van geestelijken enz.; ook gekleurde ex-libris troffen we in groote verscheidenheid aan.
Wanneer men de bibliotheek met de vele boekwerken over ex-libris handelende overziet, komt men tot de overtuiging, dat er over dit onderwerp reeds heel wat gepubliceerd is, iets dat men niet zou vermoeden.
Zooals gezegd, het is geen doen, om ook maar iets systematischer van deze uitgebreide verzameling te vertellen en we moeten dus met deze enkele mededeelingen volstaan.
Het stemt tot verheugenis, dat deze verzameling door een Nederlander tijdens een lange reeks van jaren bijeengebracht, binnen onze grenzen blijft. Dat zij bovendien is toevertrouwd aan de zorgen van de Kon. Bibliotheek, geeft een waarborg, dat zij goed zal worden bewaard en zoo mogelijk zal worden uitgebreid.
| |
| |
| |
Universiteitsbibliotheek te leiden. verbouwing der magazijnen.
Aan de gebouwen der Universiteitsbibliotheek te Leiden is dezer dagen een belangrijke verbetering tot stand gekomen. Bij haar stichting in 1586 werd de bibliotheek geplaatst in een kerkgebouw, waarin bij de geleidelijke uitbreiding een galerij en een verdieping werden gebouwd. In de 19e eeuw werd het dak weggenomen en een glazen kap aangebracht met bovenlicht, dat door een roostervloer ook aan de daaronder liggende verdieping licht gaf. Een nieuw magazijn werd naast de oude kerk opgericht eveneens met bovenlicht en roostervloeren. Dat was toen het nieuwste op het gebied van bibliotheekbouw, maar het bleek dat de boeken niet bestand waren tegen het felle zonlicht. Eerst werden de banden aangetast, daarna het papier. Zoo werden tal van boeken uit het verleden, die in de bibliotheek een veilige bergplaats moesten vinden van hun oorspronkelijk kleed ontdaan en verloren daardoor hun documentaire beteekenis. En het jaarlijksch crediet werd belast met een aanzienlijke uitgave voor het opnieuw binden der beschadigde boeken. Bovenlicht voor boekenmagazijnen is ongeschikt en het nieuwe magazijn der Leidsche bibliotheek, gebouwd onder prof. dr. S.G. de Vries, heeft dan ook een gesloten dak en gesloten vloeren, het licht valt door zijramen naar binnen.
Thans is ook de verbouwing der oude dépôts gereed gekomen, onder leiding van den heer W.M. de Ruyter, directeur van onderhouds- en uitbreidingswerken van den Rijksgebouwendienst. De glazen kappen zijn vervangen door gesloten daken en de oude kerkramen, die dichtgemetseld waren, zijn in zooverre hersteld als noodig was om voldoende zijlicht door te laten. Het werk is zonder schade voor de boeken in de dépôts uitgevoerd en het was mogelijk tijdens de verbouwing alle werken ter beschikking van de lezers te houden.
| |
Siervensters in het trappenhuis van de Universiteits-Bibliotheke te Amsterdam
Dezer dagen zijn gereed gekomen, voor het trappenhuis van de Universiteitsbibliotheek, twee kleurenvensters, het eene een werk van den heer F.A. Abbing, het andere van den heer P. van Reen.
Beide werkstukken leggen volgens M.V. in het Hbl. een verblijdend getuigenis af van de toewijding en opgewektheid waarmee aan onze Academie onder leiding van prof. Roland Holst de monumentale kunst beoefend wordt, nu - bemoedigend teeken des tijds - voor begaafde jongeren de gelegenheid allengs ruimer wordt, nieuwe mogelijkheden zich openen, om het geleerde onder gunstige omstandigheden toe te passen. Abbing heeft in zijn negendeelig venster de door hem bedachte verbeelding aldus geordend: in het hart van de voorstelling zit, groot en statig achter een brandende kaars de uil, klassiek symbool van wijsheid en wetenschap, In het ruitje links daarvan leert het kind het alphabet: de letter A, begin van alle studiestof. Boven, middenin, is de jonkheid voorgesteld: een jongeman en een meisje, onder een bloeienden boom gezeten, lezen samen een groot boek. Dan wentelt de opgaande levenslijn naar omlaag: de geleerde, in de volle rijpheid der mannenjaren, zit in zijn studiecel voor zijn bibliotheek, waaruit zijn hand een boekdeel grijpt. Het interieur is warm van kleur en genoeglijk met veel boeken, bloemen en een globe, waarnaast een kat hurkt, de rustige gezel der stille werkuren. Weer daalt de levensbaan tot waar, in het onderste middenruitje, de laatste stonde nadert in de gedaante van den dood, die den stok-ouden wijze met zacht gebaar het boek uit de hand
| |
| |
neemt, terwijl achter zijn duistere verschijning een schoone engel op de eeuwigheidswaarde van studie en arbeid wijst. De open vakken in het venster werden gevuld met een rijk-kleurig mozaiek.
De compositie van het raam met zijn sterke, edelsteenachtige kleuren, diep-blauw, goudgeel, rood, paars, grijs, voldoet in de ruimte van het stemmige trappenhuis heel goed. Voor het daarboven gelegen venster, door P. van Reen gevuld, werd hetzelfde materiaal gebruikt, wat aan het geheel een harmonisch karakter verleent. Hier wordt de middenruimte ingenomen door een voorstelling van de wetenschap in de gedaante eener jonge vrouw, die een jonkman laaft uit een schaal; links daarvan is het onderzoek van het oneindig-kleine en nabije verbeeld door een geleerde, die tuurt door een microscoop; rechts richt een man den kijker naar het eindeloos wijde veld der verre sterren. De drie figurale tafereelen zijn ook hier gevat in een omraming van mozaiek.
Zoover laten wij den kunstbeoordeelaar aan het woord. Maar als hij deze vensters een kostbare aanwinst noemt voor de bibliotheek, wordt het ons te machtig. En moeten we ook maar gelooven, dat dit alles ‘op de vele studeerenden die dagelijks dit trappenhuis in- en uitgaan’ een ‘verheffenden invloed’ zal oefenen?
Misschien zullen er ook wel zijn, die de vrouwenfiguur en den jongen man dien zij laaft, wel wat zoet vinden, en daar niet de wetenschap en zich zelven in zullen herkennen.
En zeker zullen velen het betreuren dat, terwijl voor zulk sieraad steeds middelen beschikbaar zijn, de bibliotheek overigens in elk opzicht te kort komt.
En dat dit een ‘aanwinst’ heet! - steenen voor brood!
| |
De Bibliotheek der Technische Hoogeschool en de Nederlandsche Industrie
Over dit onderwerp gaf de Bibliothecaris Ir. A. Korevaar belangrijke mededeelingen ‘op den laatsten dag der efficiency-dagen’, bijeenkomsten waartoe het Instituut voor Documentatie medewerkte. We ontleenen aan het gedrukte overzicht van zijne rede (Publ. no. 38) het volgende:
Dat er samenwerking is tusschen de Technische Hoogeschool en onze Nijverheid is een belang voor beide partijen. en daarbij speelt ook de bibliotheek der Technische Hoogeschool een rol. Haar prachtige boekencollectie staat natuurlijk in de eerste plaats ten dienste van de onderwijsinstelling waarvan ze een deel uitmaakt, maar de groote omvang der boekerij en haar doeltreffende inrichting maakt het mogelijk om ook buiten Delft haar hulp en bijstand te brengen. Zoodoende dient zij de in Delft afgestudeerde ingenieurs en andere technici en daardoor de overheidsdiensten en bedrijven waar deze personen geplaatst worden en niet in het minst de Nederlandsche industrie waar tallooze beoefenaren der technische wetenschap hun werkkring vonden. Voor vele oud-Delftenaren is de bibliotheek een sterke band die hen aan de Technische Hoogeschool blijft binden en door hen vooral ontstaat de samenwerking tusschen de Delftsche Bibliotheek en de Nederlandsche industrie die in de laatste jaren sterk toenemende is.
De bibliotheek heeft daarbij belang. Door de aanvragen der industrie ontdekken wij vaak leemten in onze collectie waarvan ons de aanvulling, juist door die aanvragen, dringend noodig blijkt te zijn. Bovendien levert dit contact ons vaak geschenken doordat de Nijverheid ons veelal gedenkt met hare uitgaven, die voor onze collectie van groot belang zijn. Ook series tijdschriften waarvoor de fabrieksbibliotheek geen plaats meer heeft, vinden soms hun weg naar Delft.
En omgekeerd, welk belang heeft onze Nijverheid bij de Delftsche Bibliotheek?
| |
| |
De toenemende rationalisatie van de industrie, het besef dat geld, besteed aan ‘research’ zijn rente afwerpt, is oorzaak dat de technische wetenschap een steeds grootere rol in de industrie speelt en daarvan is het onvermijdelijke gevolg dat de behoefte aan literatuur in evenredigheid stijgt. De fabrieken koopen zelf boeken op hun gebied en hebben tijdschriften loopende. Meestal beperkt men zich daarbij tot het enge gebied waarop de fabriek zich beweegt en zelfs daarop kan men niet volledig zijn. Voor groote boekerijen schrikken vele fabrieken terug, om de kosten, de noodige ruimte en het ter zake kundige personeel dat een groote bibliotheek niet ontberen kan.
Zelfs op eigen gebied schiet de fabrieksbibliotheek dus vaak te kort, maar bijna steeds is dat het geval wanneer men gegevens in grensgebieden of in geheel vreemde gebieden zoekt. Hoe kan men verlegen zitten om een artikel of een teekening uit een tijdschrift of om een boek dat onmisbare gegevens bevat die men in korten tijd moet hebben. Dan wordt een bibliotheek een redder in den nood.
De bibliotheek der Technische Hoogeschool is de eenige groote technische uitleenbibliotheek in den lande, geen wonder dat wij de groote industrieën reeds onder onze trouwe klanten rekenen.
Wij trachten de schriftelijke aanvragen, niet alleen om boeken, maar ook om inlichtingen op bibliografisch gebied, zoo goed te behandelen dat het bezoeken van onze bibliotheek in de meeste gevallen onnoodig wordt. Vaak wordt men door ons te schrijven beter geholpen, dan men zichzelf, bij een bezoek aan onze bibliotheek, helpt. Veel tijd wordt daardoor bespaard. En in de meeste gevallen kunnen wij helpen. Niet alleen leenen wij de gevraagde boeken uit, maar wij zoeken voor de aanvragers literatuur over door hen gewenschte onderwerpen en zenden hun die toe. Wanneer we die literatuur niet in huis hebben, trachten wij die elders in binnen- of buitenland voor hen te krijgen. Hetzij dat we de gewenschte boeken of tijdschriften uit andere bibliotheken leenen, dan wel dat wij photostatische copieën der artikelen voor hen laten komen.
Het aantal naar buiten uitgeleende boeken steeg in de laatste drie jaren van ruim 10.000 tot ruim 13.000 per jaar en deze stijging in het gebruik onzer boeken ging gepaard met een vermindering van het aantal bezoekers van ruim 13.000 tot ruim 10.000. Uit deze cijfers ziet men duidelijk dat een groot aantal bezoekers die vroeger persoonlijk kwamen, thans hun bestellingen per post doen. Dat deze conclusie juist is, wordt bevestigd door het aantal brieven dat ons bereikt met aanvragen om literatuur of inlichtingen daaromtrent. Bedroeg dit het vorige jaar ruim 3200, het laatste jaar was het tot ruim 4100 gestegen. En deze stijging is voornamelijk te danken aan de toenemende belangstelling van de industrie voor de diensten der Deutsche Bibliotheek.
Het is de gewoonte dat de publieke bibliotheken elkaar helpen, indien één hunner de boeken niet bezit welke door een bezoeker worden gevraagd. Ook de Delftsche bibliotheek staat met alle groote zusterinstellingen in den lande, de Universiteitsbibliotheken, in druk verkeer. Dit is van groot nut, indien het boeken betreft op het gebied der wiskunde, fysica, chemie en biologie.
Daar echter de Delftsche bibliotheek de eenige groote technische boekerij in den lande is, die voor het publiek toegankelijk is, doet zich nu het bezwaar voor dat de bovengeschetste samenwerking voor technische werken haar doel mist.
Deze toestand heeft nu de behoefte in het leven geroepen om een samenwerking tot stand te brengen tusschen technische boekerijen in den lande. Gedacht is hierbij aan de bibliotheken van technische diensten van het Rijk, gemeenten, vereenigingen en ook fabrieksbibliotheken. Het is duidelijk dat, indien ook al deze instellingen, voor zoover dat met hun belangen overeen te brengen is, hun boeken voor uitleenen beschikbaar stellen, een veel grooter aantal aanvragers bevredigd kan worden dan vroeger.
Alle bibliotheken die in de samenwerking betrokken zijn, deponeeren een
| |
| |
afschrift van hun catalogus in de Delftsche bibliotheek. Deze verwerkt ze tot een grooten alfabetischen catalogus. Wordt dus een of ander werk aangevraagd dat zich in de Delftsche bibliotheek niet bevindt, dan kan onmiddellijk worden nagezien of het in Nederland aanwezig is en waar. Het kan dan aan het juiste adres worden gevraagd. Deze catalogus is niet toegankelijk voor het publiek, zoodat niemand buiten de Delftsche bibliotheek zich omtrent het bezit der fabrieksbibliotheken kan oriënteeren, hetgeen hen beschermt tegen het gevaar om als openbare bibliotheek te worden beschouwd.
Deze samenwerking met de technische bibliotheken maakt reeds goeden voortgang. Gedurende het cursusjaar 1928-1929 werd deze catalogus, die reeds ± 25.000 titels heeft, 706 keer geraadpleegd; daarvan 165 keer of 23.4% van het totaal, met gunstigen uitslag. Dit resultaat is, gezien de jeugd van dezen catalogus, en in verband met het feit, dat hij pas na onze eigen catalogi, dus veelal voor moeilijke gevallen geraadpleegd wordt, bevredigend te noemen.
Het is ons gebleken dat wij met dezen catalogus een nuttig werk verrichten, ook in een richting waarin wij dat bij den aanvang met hadden vermoed. Het bleek n.l. dat vele instituten wier medewerking wij verzochten, juist in een stadium verkeerden waarin een herziening van hun bibliotheek noodig werd. Zij maakten een dankbaar gebruik van de voorlichting die wij onzen deelnemers gaarne ter beschikking stellen betreffende het catalogiseren hunner boekerij. Daardoor wonnen met alleen wij deelnemers aan onzen catalogus, maar de deelnemers zagen met genoegen dat de inrichting van hun bibliotheek er beter op geworden was.
Een overzicht der deelnemende bibliotheken volgt, waaruit blijkt dat reeds 25 bibliotheken hun deelneming hebben toegezegd.
| |
De Bibliotheek van het Vredespaleis
Uitbreiding in een nieuw bijgebouw
Als ‘een wereldbibliotheek voor hen, die het internationale recht beoefenen’, zoo had de eerste president van het bestuur der Carnegiestichting, wijlen jhr. mr. A.P.C. van Karnebeek, die twintig jaren lang de ziel van het werk van het Vredespaleis is geweest, zich de bibliotheek van het Vredespaleis gedacht. En zijn gedachte is verwezenlijkt geworden, want de bibliotheek telt niet alleen ruim 70.000 deelen, maar is bovendien zoo rijk gevarieerd samengesteld, dat zij een volkomen verdiende wereldreputatie heeft. Maar de ruimte voor de boekerij in het Vredespaleis dreigde reeds lang te klein te worden, want de reserveruimte, die oorspronkelijk in het achtergedeelte van het gebouw aanwezig was, moest in beslag genomen worden voor het Permanente Hof van Internationale Justitie en de Academie du Droit International. Daarom was uitbreiding noodzakelijk, en deze werd ontworpen in een nieuw bijgebouw achter het Vredespaleis, dat dezer dagen in gebruik genomen is. Het is drie verdiepingen hoog en bevat heel wat reserveruimte, zoodat de boekerij den eersten tijd onbezorgd kan worden uitgebreid. Zij bevat niet alleen moderne, maar ook veel oude werken, waaronder een prachtige, historische Grotius-verzameling. De bedoeling is, haar ook uit te breiden met de juridische literatuur van landen, die door hun taal minder toegankelijk zijn.
Het bijgebouw is in een soberen stijl opgetrokken, die aansluit bij dien van het Vredespaleis. Het is door een overdekten gang met poorten aan het Vredespaleis verbonden. De Nederlandsche Staat heeft een renteloos voorschot voor den bouw gegeven, dat in 24 jaren door een verhoogd subsidie van den Volkenbond zal kunnen worden terugbetaald.
| |
| |
| |
Tentoonstelling van Kinderprenten in de Provinciale Bibliotheek te Leeuwarden, 2 December 1929 - 11 Januari 1930
Van een beschrijving door den Bibliothecaris Dr. G.A. Wumkes, geven we den hoofdinhoud hier weer.
De voortbrengselen der pers, die thans in de handschriftenzaal van de Kanselarij te Leeuwarden zijn uitgestald, behooren tot een kunst, die onherroepelijk is verstorven. Wat eens de uiting was van het bewogen volksgemoed, het voorwerp van een bloeiende kunstindustrie, het dagelijksche artikel, dat in ontelbare exemplaren werd verspreid, is nu geworden - een antiquiteit.
Men kan dit niet anders neerschrijven dan met een gevoel van leedwezen, immers in deze primitieve houtgravures schuilt, trots hare technische onvolmaaktheden, een schat van poëzie, die aan de naieve lijn, de primitieve kleur en de singuliere tekst is toe te schrijven. Het volksleven is armer geworden met de verdwijning der vliegende cents-prenten, waaraan eeuw na eeuw gansche geslachten van menschen zich in hun jeugd hebben gelaafd.
Drie gunstige faktoren hebben deze Leeuwarder tentoonstelling mogelijk gemaakt. Vooreerst de royale schenking van een groote collectie 19de eeuwsche prenten door de erven Wijsmuller te Amsterdam aan de provincie Friesland, waarvoor hier openlijk een woord van dank wordt gebracht, dat anderen tot navolging moge opwekken. Dan de welwillende medewerking van het Friesch Genootschap, dat uit zijn Kabinet een keurverzameling in bruikleen afstond. Eindelijk de aankoop van verschillende exemplaren, die hier en daar nog bij den boekhandel verscholen lagen.
Om de ontwikkeling van de kinderprent uit de z.g.n. ‘heiling’ te doen uitkomen, is in de eerste gangvitrine een aantal kostbare bladen geborgen met voorstellingen uit het leven en lijden van den Verlosser en zijn heiligen. Daar ziet men den H. Jozef en Moeder Maria onder een appelboom ‘met hunnen lieven Jezus, welk zoete kind ons hier wil leeren, hoe wij ons ouders moeten eeren.’ Daar zijn de Gekruisigde met de martelwerktuigen, het laatste Avondmaal, de wijze en dwaze maagden, de H. Brigitta, Catharina, Donatus, de H. Franciscus Xaverius, ‘apostel van Indiën en Japoniën’, en het mirakuleuze beeld van O.L. Vrouwe te Scherpenheuvel. Deze dokumenten der R. Katholieke heiligenvereering, meerendeels gedrukt bij de firma Glenisson en van Genechten te Turnhout, zijn voorzien niet alleen van litanieën, maar ook van stichtelijke verklaringen in Vlaamschen en Franschen tekst. Aandacht verdienen nog de houtsneeblokken, die eens bij het drukken hebben dienst gedaan en afkomstig zijn van de firma Nieweg te Nijmegen.
De andere vitrine bevat 18de eeuwsche Oranjeprenten, en platen voorstellende kinderlijke vermaken, alle produkten der pers te Amsterdam, eens de metropool der Nederlandsche industrie op dit gebied.
De zaal binnengaande, vestigt zich dadelijk de indruk, dat men hier heeft te doen met een internationaal verschijnsel. Zoo ligt hier uit de collectie Halbertsma een Chineesch en een Perzisch specimen; ook ziet men het beeld van Aäron als hoogepriester met Hebreeuwschen tekst. Verder is Duitschland vertegenwoordigd met bundels platen uit Mainz. München, Neurenberg, Stuttgart en Neu-Ruppin; de Elzas met produkten uit Metz en Weissenburg. De militaire tendenz springt hier, blijkens de tallooze uniformen en de afbeeldingen van gevechten in den oorlog met Sleeswijk-Holstein (1864), wel zeer duidelijk in het oog. Naast de Belgische gravures uit Luik en Turnhout, deels met Franschen, deels met Vlaamschen tekst, vertoont zich de vaderlandsche prent in rijke schakeering. Daar is vooreerst de map van de Maatschappij tot Nut van het Algemeen, die jarenlang haar volksopvoedkundig streven ook langs dezen weg heeft bevorderd. Verder vindt men hier uitgaven der firma's Sijthoff en Noothoven te Leiden, Broe- | |
| |
se te Breda, Schuitmaker te Purmerend, Wijsmuller en Funke te Amsterdam, Meijer-Wijs te Tiel, van Belkum te Velp, Bredee te Rotterdam, Callenbach te Nijkerk en van Gorkum te Assen (met versjes en teekeningen van Mej. G. de Haan te Leeuwarden).
Een afzonderlijke afdeeling vormen de Leeuwarder uitgaven. Hier is Joh. Seijdel met een 17de eeuwsch gezicht op Leeuwarden met het versje:
Leeuwarden wijd vermaard, de hoofdstad van Friesland,
Tien steeden, buiten deez' staan alle fraai geplant,
Driehonderd dorpen schoon, en vijftig wel beschreeven,
Met bosschen, boomen en rivieren daar beneven.
Ook zijn van hem religieuze prenten, geteekend C. v. S., die sterk herinneren aan Durer en Luyken. Hier is werk van Abraham Ferwerda, voorzien van 17de eeuwsch Renaissance-lofwerk en kernachtige deviezen, zooals: Noyt meer vreucht; Vernieut uyt liefde; Met minnen versaemt; Met soeticheit meer. Hier is Pieter Koumans met een leven-Jesu-prent (1759) en een Thijl-Uilenspiegelhistorie (1768). De firmu Johannes Proost, wiens naam nog voortleeft in de bekende Amsterdamsche uitgeverszaak, sluit de rij. Aparte vermelding verdient de singuliere prent van H. Bokma te Heeg, voorstellende den natuurlijken mensch onder het beeld van een boom, beladen met vijftig zondevruchten, en daarnaast de figuren van Satan en dood, met het Vonnis: ‘Houw hem uit, waartoe beslaat hij onnut de aarde’. Men speurt hier den invloed van Bunyan en het Reveil.
Begrijpelijk ontbreken hier niet de prenten met Frieschen tekst. Zij hebben als strijdmiddelen in de Friesche beweging dienst gedaan. De gebroeders Halbertsma achtten ze niet te gering om er den sluimerenden volksgeest door te verheffen. Hetzelfde is van toepassing op de beide Friesche schilders P. van der Hem en P. de Jong, wier geestige prenten bij de firma Eisma Wzn. te Leeuwarden verschenen als bijlage van Waling Dijkstra's tijdschrift ‘Sljucht en Rjucht’.
Men vindt hier de heilige geschiedenis naast de avonturen van don Quichotte, galerijen van tooneelspelers en staatslieden, glorieuze wapenfeiten van Napoleon naast de smakelijke volkssprookjes van Klein Duimpje en Blauwbaard. Hier zijn ook de leerprent, die de nederigen der aarde plichtsgevoel en ingetogenheid moest leeren, de A.B.C. prent, de ganzebrief, lotto, harlequin en andere kindervreugd, eindelijk de knipprent en de Chineesche schimmen.
Uit deze bescheidene gravures is in onzen tijd ontstaan de moderne kinderkunstprent, waarvan ook enkele aanwezig zijn. o.a. die van de firma Enschede te Haarlem met gedichten van M. Nijhoff en de fraaie St. Nicolaasprent van Rie Cramer uit het Kerstnummer der Haagsche Post.
Voor de liefhebbers liggen nog enkele belangrijke werken over deze kunst ter inzage. Dr. Schotel's Vaderlandsche Volksboeken, Haarlem 1874, E.H. van Heurck en G.J. Boekenoogen, Histoire de l'Imagerie populaire Flamande, Bruxelles 1910, en P. Louis Duchartre et René Saulnier, l'Imagerie populaire, Paris 1925, trachten de herinnering te bewaren aan deze wereld van gravures, waarvan op de tentoonstelling een klein, overzichtelijk beeld wordt gegeven.
|
|