| |
| |
| |
[Nummer 1]
J.M. HILLESUM
| |
| |
| |
Afscheid van J.M. Hillesum als Conservator der Bibliotheca Rosenthaliana
Den eersten Januari 1930 was het veertig jaar geleden, dat de heer J.M. Hillesum, Conservator der Bibliotheca Rosenthaliana, zijn kennis en werkkracht in dienst stelde van deze afdeeling der Amsterdamsche Universiteitsbibliotheek. Zijn veertigjarig jubileum viel samen met zijn afscheid uit het ambt, waartoe leeftijdsredenen hem nopen.
Maandagmiddag 6 Januari is in het Paviljoen Vondelpark de scheidende jubilaris op grootsche wijze gehuldigd. De ontvangzaal met een keur van bloemen en planten versierd, was met een illuster gezelschap gevuld, toen hij met zijn echtgenoote door de leden van het Uitvoerend Comité, de heeren Dr. J.S. Theissen, L. Hirschel, Prof. Dr. D. Cohen, Menno Hertzberger en F. Friedmann werd binnengeleid, nadat kleinkinderen hun weg met bloemen hadden bestrooid. Mej. Annie Blok, lid der Commissie voor het huldeblijk, had Mevrouw Hillesum namens de Commissie een fraai bloemstuk aangeboden. Tot de aanwezigen behoorden tal van personen uit wetenschappelijke kringen van hier en elders, leden van de Huldigingscommissie, familieleden, vrienden en vereerders van den jubilaris, onder wie de Opperrabbijnen Onderwijzer en Maarsen, de Professoren de Boer, de Vries, Scholte, v. Rijnberk en Palache, de heeren Dr. C.P. Burger, Dr. C.C. Delprat, Dr. I. de Jongh, Dr. A. v. Raalte, Dr. B.I. Ricardo, Dr. N.M. Josephus Jitta, Mr. J.E. Hillesum, Dr. I. v. Esso, Dr. M. Boas, L. Dünner, J.S. da Silva Rosa, Alex Wertheim, N. Boekdrukker, J. Joachimsthal, E. Stibbe, E. Boekman, S. Seeligmann, S. Loopuit, W. Birnbaum, E. v. Dien, Mr. S.J. v. Lier, E.H. Vas Nunes, A.J. Mendes da Costa, I.E. Maroko, Mej. Caroline Eitje, Mevrouw E. de Boer - v. Rijk, allen te Amsterdam, H. Vleeschhouwer en A. Levie, Rotterdam en D.S. v. Zuiden, den Haag.
Allereerst richtte de Wethouder Ed. Polak namens Burgemeester en Wethouders een woord van afscheid tot den afgetreden
| |
| |
Conservator, die een voortreffelijk ambtenaar is geweest. Goede ambtenaren heeft Amsterdam een groot aantal, uitblinkers maar weinig. De heer Hillesum was zoo'n uitblinker. 1 Jan. 1886 is hij voor het eerst met de Gemeente in contact gekomen in den rang van assistent aan de Bibliotheca Rosenthaliana, in 1890 zag hij zich benoemd tot conservator, 1 Jan. 1925 werd hij bevorderd tot afdeelingsbibliothecaris, den hoogsten rang, die er voor hem te behalen was. Ambtenaren, die hun werk zoo doen, dat de roep ervan uitgaat tot buiten de grenzen van het land, zijn er maar enkele. Thans is aan dat werk een einde gekomen. De heer Hillesum heeft het tot een prachtige hoogte gebracht.
Het woord was hierna aan Dr. J.S. Theissen, bibliothecaris van de Universiteits-bibliotheek. Spr. acht het een voorrecht den heer Hillesum en zijn familie geluk te mogen wenschen, uit naam ook van heel het personeel van de bibliotheek en van allen, die aan deze huldiging deel wenschten te nemen. Veelzijdig was de taak, die de heer Hillesum op zich heeft genomen en waarvan hij, na een korten tijd van voorbereiding onder leiding van den heer Roest, de verantwoordelijkheid zoo goed als geheel heeft gedragen. Die taak sloot allereerst in zich de zorg voor de instandhouding en de uitbreiding van de boekerij, aan zijn leiding toevertrouwd, van welke zorg hij zich op uitnemende wijze heeft gekweten. De bibliotheek van den in 1868 overleden heer Leeser Rosenthal, welke in 1880 aan de stad Amsterdam werd geschonken, bevatte uit den aard der zaak geen werken na 1868 verschenen, ook had de heer Roest, uit gebrek aan de noodige fondsen, slechts weinig aangekocht. De heer Hillesum wist de belangstelling te wekken van baron G. Rosenthal, zelfs in die mate, dat mevrouw Rosenthal - May, na den dood van haar echtgenoot, zich geroepen voelde, een fonds te stichten, uit welks rente het mogelijk werd de boekerij op een gansch ander peil te brengen. Zóó kon zij worden tot een waardige afdeeling van de Universiteitsbibliotheek, waar men zich op bevredigende wijze op de hoogte kan stellen van de loopende literatuur op het gebied der Joodsche wetenschap, een gebied dat, omdat het zoo nauw verband houdt met verschillende vragen van den dag - het ontstaan van het Christendom b.v., het Zionisme, de toekomst van Palestina en van het Joodsche volk - de belangstelling van zeer velen heeft. Ook de afdeeling der oudere werken kon een aanzienlijke uitbreiding ondergaan, het getal der incunabelen verdubbeld, het aantal Amsterdamsche
| |
| |
drukken voortdurend verrijkt en aangevuld worden. Met oordeel heeft de heer Hillesum dat alles gedaan: bij den aankoop van handschriften, waarbij van de meer kostbare, helaas, moest worden afgezien, heeft hij er met nauwgezetheid op gelet, dat de collecties, die voor de geschiedenis der Joden in Nederland van belang konden zijn, voor ons land behouden werden, zoodat men zich thans aan de hand van gegevens in manuscript een denkbeeld kan vormen van het leven en werken van verschillende vertegenwoordigers van beteekenis van een vroeger geslacht. In het algemeen heeft hij er zorg voor gedragen, dat al wat betrekking heeft op de historie der Joden in Nederland, hoe gering ook de beteekenis van een pamflet, van een brochure of een overdruk, oppervlakkig beschouwd, schijnen mocht, zijn plaats vond in de Bibliotheca Rosenthaliana. En ook voor de voorlichting dier geschiedenis heeft hij gezorgd door het aanleggen van een verzameling van prenten en portretten, die de geïllustreerde pers reeds vele goede diensten bewezen heeft en menige tentoonstelling heeft gesierd en opgeluisterd. Dat al die zorgen vruchtbaar zijn geweest, blijkt ten duidelijkste uit de toeneming van het bezoek. Bedroeg dat in de 90er jaren nog geen 15 personen per week, thans heeft het de 60 overschreden; was aanvankelijk de bibliotheek slechts eenige keeren per week gedurende enkele uren geopend, sinds 1903 staat zij den geheelen dag voor het publiek beschikbaar.
Ook van zijn taak om de bezoekers voor te lichten en inlichtingen te verstrekken, ook op schriftelijke aanvragen, heeft de heer Hillesum zich steeds op uitnemende wijze gekweten. Nooit heeft hij zich onttrokken, wanneer voor de oplossing van de vragen, die hem gedaan werden, uitvoerige en tijdroovende nasporingen noodig waren, of zich luchtigjes daarvan afgemaakt. Aan zijn groote en degelijke kennis van het door hem beheerde boekenbezit is het te danken, dat hij zelden het antwoord schuldig moest blijven. Aan de bijdragen, die voor deze huldiging uit tal van landen van de oude en de nieuwe wereld toestroomden, waren niet zelden commentaren toegevoegd, die zonder uitzondering getuigden van groote dankbaarheid voor de wijze, waarop hij door zijn inlichtingen de schrijvers bij hun wetenschappelijken arbeid aan zich heeft verplicht. Zoo schrijft Prof. Landauer, oud-bibliothecaris van Straatsburg: ‘Es ist mir ein wahres Vergnügen, mich an der Ehrung des hochverdienten Jubilaris zu beteiligen. In den vielen Jahren, die ich nach Holland komme, habe auch ich in
| |
| |
meinen Studien durch das reiche Wissen und die mustergültige Weise, in der der liebenswürdige Mann die ihm anvertrauten Schätze verwaltet hat, vielfache Förderung gefunden.’
Dr. Gebhardt, de leider der Societas Spinozana, doet een gelukwensch van dat Genootschap vergezeld gaan van een persoonlijk schrijven:
‘Sie können mit Stolz - schrijft hij - an diesem Tage auf das Lebenswerk blieken, das Sie im Dienste der Wissenschaft geleistet haben, und das allen zu gute kommt, die auf diesem Gebiete tätig sind. Darüber hinaus aber wird jeder, der an der Rosenthaliana oder mit ihr arbeiten durfte, dankbar der uneigennützigen, stillen Hülfe gedenken, die Sie jedem Forschenden haben zu teil werden lassen. Ich darf Ihnen insbesondere sagen, wie dankbar ich Ihnen stets gewesen bin für die Förderung, die Sie stets meinen Studien haben angedeihen lassen, von dem Tage vor nunmehr 14 Jahren an, da ich zum ersten Mal Ihre Bibliothek betrat. So oft ich nach Amsterdam komme, habe ich immer zuerst meine Schritte zur Rosenthaliana gelenkt, wo ich mich wirklich heimisch fühle.’
Uit Jaffa kwam een hebreeuwsch kabeltelegram van den heer S. Hoofiën: Waarde leeraar, ontvang mijn beste wenschen komend uit het diepst van mijn hart.
En een predikante uit Dokkum voegde aan haar bijdrage dit postcriptum toe: Vermeld u bij de huldiging vooral, dat een groote schare predikanten in Nederland den heer Hillesum met groote hartelijkheid dankt voor immer gereede en bij uitstek deskundige voorlichting.
Gij hebt daarmede - aldus gaat dr. Theissen voort - niet alleen hun persoonlijk, maar ook indirect de wetenschap in het algemeen een dienst bewezen. Maar ook direct hebt gij, in uw geschriften, de wetenschap gediend. Het is teekenend voor U, dat het eerste artikel, dat van Uw hand in druk verscheen, U door gevoelens van piëteit in de pen is gegeven, gewijd als het is aan de nagedachtenis van Uw voorganger. Toen heeft al gauw de Amsterdamsche rabbijn Menasseh ben Israël, de veelzijdige geleerde en vriend van Barlaeus en Vossius, bekend ook als drukker en uitgever, Uw belangstelling gewekt, en verschillende grootere en kleinere studies hebt gij aan hem en zijn werk gewijd. En ruimer hebt ge gaandeweg den kring getrokken, door de vroegere hebreeuwsche typographie in het algemeen en haar voortbrengselen
| |
| |
daarin op te nemen. Dan hebt gij bij verschillende gebeurtenissen, van belang voor de Joodsche wereld, geschiedkundige bijdragen doen verschijnen, hebt ge u op het gebied der spraakkunst bewogen en verschillende boekbeoordeelingen gegeven. Een enkele maal ook - wij kunnen het ons van uw vreedzame persoonlijkheid maar amper voorstellen, maar van uw wetenschappelijken zin begrijpen - hebt ge het harnas aangelegd en u op het gebied der polemiek begeven. Naast dezen algemeenen, wetenschappelijken arbeid staat dan nog, in nauwere aansluiting aan uw dagelijksche taak, uw bibliographisch werk. Behalve enkele veilingscatalogi, hebt ge dien bewerkt van de Joodsche afdeeling der nationale tentoonstelling van Oude Kerkelijke Kunst te 's-Hertogenbosch in 1913, hebt ge de hebreeuwsche uitgaven beschreven in den catalogus van de Bijbeltentoonstelling te Amsterdam in 1914, een overzicht gegeven van de hebreeuwsche drukken in Nederland en een ‘Keur uit de handschriften en boeken der Bibliotheca Rosenthaliana’. Zoo is een respectabele rij van publicaties ontstaan, gewichtig genoeg om het plan te doen rijpen ze bij deze gelegenheid als verzameling nog eens te doen verschijnen, een plan, dat wij intusschen op uw eigen verzoek hebben opgegeven.
Vele zijn derhalve uw verdiensten en in breeden kring worden die erkend. Reeds heeft de Burgemeester dezer Gemeente U mededeeling gedaan van het heugelijke feit, dat ook de Hooge Landsregeering ze op haar waarde heeft weten te schatten door U aan H.M. de Koningin voor te dragen voor een benoeming tot Ridder in de Orde van Oranje-Nassau.
Mij is het een groote vreugde hier als eerste melding te mogen maken van deze onderscheiding, U namens den Burgemeester te mogen overreiken het ridderkruis, als teeken van die waardigheid en u van heeler harte daarmede geluk te wenschen.
Als ambtenaar der Universiteitsbibliotheek - aldus gaat Dr. Theissen voort - kunt ge evenzeer met groote voldoening op uw ambtstijd terugzien. Dr. Burger heeft reeds bij een vroegere gelegenheid uiting gegeven aan zijn gevoelens van waardeering voor uw persoon en uw werk. Dr. Sevensma schrijft hartelijke woorden van gelukwensch.
Persoonlijk was de omgang met u, mij een groot genoegen; ik betreur het zeer, dat die slechts van zoo korten duur is geweest. Bijna ieder bezoek aan uw kamer deed mij rijker vandaar terugkeeren dan ik er gekomen was. Ik heb gelegenheid gehad uw ka- | |
| |
rakter-eigenschappen te leeren waardeeren, uw vriendelijkheid, uw bescheidenheid, uw hulpvaardigheid, uw belangloosheid. Ik geloof dat ik niet te veel zeg, wanneer ik betuig, dat gij onder het veeltallige personeel der bibliotheek u geen enkel lid tot vijand hebt gemaakt, dat allen, zonder onderscheid, zich met mij verheugen in uw geluk, dat allen zonder onderscheid met mij uw heengaan betreuren. Zoo is het gekomen, dat velen de behoefte hebben gevoeld U bij dit 40-jarig jubileum en bij dit scheiden uit een werkkring, waaraan gij u met zooveel liefde gegeven hebt, een bewijs van hun waardeering en hun dankbaarheid aan te bieden, een herinnering tevens aan den tijd, dien gij in dienst der Rosenthaliana hebt doorgebracht. De tijd, die nu gekomen is, voor uw otium, dat bij een verleden als het uwe van zelf cum dignitate is, zal, valide als ge nog zijt naar lichaam en geest, geen ledige, maar enkel een vrije tijd zijn, dien ge, naar ge mij hebt medegedeeld, van plan zijt meer dan ooit te besteden in dienst van de Joodsche wetenschap, die u zoozeer ter harte gaat. Die dienst zal medebrengen, dat ge u naar verschillende plaatsen hebt te begeven om er bibliografische en archivarische nasporingen te doen. Ik bied u daarom in den meest compressen vorm, die 't ons mogelijk was te vinden, in deze enveloppe iets van ons allen aan, om op die wetenschappelijke zwerftochten dienstig te maken. De boog kan echter niet altijd gespannen zijn. Ook uw gezin, uw familie, uw vrienden en kennissen hebben recht op een deel van uw otium. Het theeuur leent zich bij uitnemendheid voor de ontspanning. Wij bieden u daarom een zilveren theeservies aan, waarvan wij hopen,
dat gij en de uwen het een lange reeks van jaren moogt gebruiken. Het album, dat de huldeblijken vergezelt, moge u bij het doorbladeren ervan, voor den geest brengen de lange rij van menschen, die ge door uw persoon en uw werk aan u verbonden en verplicht hebt. Laat mij u ten slotte nog toewenschen een lange reeks van genoeglijke en vruchtbare jaren, waarin uw weg u nog herhaaldelijk moge voeren naar de bibliotheek der gemeentelijke Universiteit, waar gij ons ten allen tijd van harte welkom zult zijn.
Het album, in fraai leeren band gebonden, bevat 440 handteekeningen. Het is een calligrafisch meesterstuk van Gebr. Grevenstuk. De omlijsting van het eerste blad is een navolging van die van de Soncino-Bijbel van het jaar 1490, een der fraaiste Hebreeuwsche incunabelen.
| |
| |
Na den Bibliothecaris sprak de Opperrabbijn Onderwijzer, mede namens de welbekende sympathieke vereeniging Hougei Das; de heer N. Davids Bz. mede in opdracht van den Voorzitter van den Kerkeraad; de eerw. heer B. de Vries namens de studenten.
Zeer onder den indruk van de ontroerende huldiging nam hierna de heer Hillesum zelf het woord. Nu een mooie taak, die hij 40 jaar lang heeft mogen waarnemen, afgesloten achter hem ligt, dringt hem het hart om vóór alles den Algoede te danken en te loven. Vervolgens gevoelt hij zich verplicht eerbiedig hulde te brengen aan de nagedachtenis van Leeser Rosenthal en diens kinderen, mevrouw Nanny Cohen, mevrouw Mathilda Levy en Baron G. Rosenthal, de grondlegger en stichters der Rosenthaliana en aan de nagedachtenis van Baronesse Sophie Rosenthal, geb. May, de stichteresse van het George Rosenthalfonds. Bovendien aan de nagedachtenis van spr. grooten leeraar en voorganger, z'n vaderlijken vriend Meijer Marcus Roest. Daarna brengt spr. dank aan allen voor de eer, die ze hem door hun aanwezigheid wel hebben willen bewijzen. Hoogst erkentelijk is spr. voor de onderscheiding, waarmede H.M. hem heeft willen vereeren. Hedenmiddag had spr. het genoegen afscheid te mogen nemen van den Burgemeester en heeft hij dezen verzocht H.M. zijn dank te willen vertolken. Zeer dankbaar is spr. bovendien voor de waardeerende toespraken en de schoone souvenirs. Dat men bij de keuze daarvan ook aan zijn vrouw en zijn gezin heeft gedacht, stelt hij zeer op prijs; hij is zijn vrouw grooten dank verschuldigd, voor haar goede zorgen bij de opvoeding van zijn kinderen, waarmede spr. zich uit den aard der zaak niet al te veel heeft kunnen bemoeien. De sprekers van dezen middag deden hem denken aan het woord van een onzer wijzen: ‘Asjerij hadour sjeehagedouliem nisjmoongiem liktanniem’. ‘Heil het geslacht, waarin de voornamen ook hun waardeering toonen van de geringen.’ Het spreekt van zelf, dat er bij een jubileum en zeker bij een afscheid, slechts lichtzijden getoond worden. In geen geval mag evenwel geheel op spr. rekening geplaatst worden, wat door anderen of met
den bijstand en medewerking van anderen verricht is. Spr. noemt tal van personen, van wier steun hij heeft mogen profiteeren, in het bijzonder spr. adjunct, den Moré en doctorandus in de klassieke letteren, den eerw. heer L. Hirschel, bij wien de degelijkheid gepaard gaat met bescheidenheid en grooten ijver, voor wien geen opdracht
| |
| |
ooit te zwaar, maar ook geen opdracht ooit te gering geweest is. Het is voor spr. een onuitsprekelijk genoegen te weten, dat de belangen der Rosenthaliana aan goede handen zijn toevertrouwd. Dat in het land van Willem den Zwijger, dat op dezen klassieken bodem van godsdienstvrijheid, alwaar niet alleen de Hugenoten, maar ook de Joden gastvrij ontvangen werden in een tijd, toen men in de andere landen van Europa dit feit als iets ongehoords beschouwde, dat in deze stad Amsterdam, waarvan in 1648 bij de aankomst der bloedig vervolgde Joden uit Polen hun Portugeesche geloofsgenooten getuigden ‘zee sjangar hasjomajiem’, vreest niet, hier kunt ge u rustig nederzetten, want ‘hier is de poort des hemels’, dat in deze stad, waarin ook Menasse ben Israel en Baruch d'Espinoza geleefd hebben, dat spr. ook door niet-Joden hulde gebracht is, door vooraanstaanden op het gebied van kunst en wetenschap, handel en industrie, stemt hem tot groote vreugde, doet zijn hart juichen in den Heer, omdat daaruit blijkt, dat de geest van de beroemde mannen uit het tijdperk van Hollands glorie, dat de geest van een Coornhert, Grotius, Vossius, Barlaeus enz. nog vaardig over ons is en nog in ons geslacht nawerkt. Spr. dank is des te grooter, omdat in zijn persoon gehuldigd is de Joodsche wetenschap en cultuur, in wier dienst hij gedurende een menschenleeftijd gestaan heeft. Mogen onze oogen het nog aanschouwen - aldus besluit spr. zijn treffende en luid toegejuichte toespraak - dat de zon van verdraagzaamheid ook op zal gaan over die landen, waar menschen in verdrukking zijn.
De officieele huldiging was hiermede ten einde. Gedurende de pauze, die gehouden werd, en waarop men zich door een dronk kon verfrisschen, kwamen zeer velen den jubilaris met een handdruk hun gevoelens vertolken.
|
|