Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het Boek. Jaargang 19 (1930)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het Boek. Jaargang 19
Afbeelding van Het Boek. Jaargang 19Toon afbeelding van titelpagina van Het Boek. Jaargang 19

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (9.87 MB)

Scans (307.76 MB)

ebook (8.42 MB)

XML (1.02 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het Boek. Jaargang 19

(1930)– [tijdschrift] Boek, Het–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 65]
[p. 65]

Een tractaet, seer dienstelijck voor alle zeevarende luyden

Het boekje, dat onder bovenstaanden titel in 1597 te Amsterdam in 't licht verscheen, verdient een veel grootere bekendheid, dan het tot dusverre had. Het is eene zeldzaamheid van den eersten rang. Hoe ijverig ook gedurende een eeuw alle zestiende-eeuwsche Amsterdamsche uitgaven door speurende liefhebbers zijn bijeengebracht, het eenige tot nu toe bekende exemplaar bleef tientallen van jaren schuil. Noch Koning, noch Rogge, de Roever of Moes vonden eenige melding er van. Ook ik zelf beschreef in het tweede deel van de Amsterdamsche Boekdrukkers (1907) de uitgaven van Laurens Jacobsz. zonder dit boekje dat zijn naam draagt. Eerst eenigen tijd later, bij den verkoop van de verzameling van Jhr. Berg kwam het voor den dag, en kon ik het voor de Amsterdamsche Universiteitsbibliotheek verwerven.

Een korte beschrijving gaf ik er van in de uitgaaf van de reizen van Barents, Heemskerck en Rijp naar het noorden, door Naber bezorgd voor de Linschoten-Vereeniging in 1917 (dl. II blz. 291), maar deze vermelding trok zoo weinig de aandacht, dat onlangs nog in Wieders uitvoerige studie over Plancius in de Monumenta Cartographica (II, blz. 40), waar een oude vermelding van het boekje besproken wordt, te lezen staat: ‘This publication has not come to light’.

In de Resolutien van de Staten Generaal (1593 en 1594) en van de Staten van Holland (1598) is sprake van de vinding op zeevaartkundig gebied, van Matthys Sievertsz. Lakeman van Enchuisen; ook de zeevaartleeraar Albert Hendricksz. Haeyen vermeldt die in zijn Corte onderrichtinge belangende de kunst vander Zeevaert, en de moderne vorschers op dit gebied, als J.K.J. de Jonge, en laatstelijk Wieder, stellen levendig belang in deze vinding, waarvan we zoo goed als niets weten - en intusschen blijft dit boekje van den vinder zelf dat daarover dan toch zeker licht kan geven, buiten hun gezichtskring!

[pagina 66]
[p. 66]

Het is dus, uit het oogpunt van de geschiedenis der zeevaartkunde van onze voorouders, van groot belang dat hier openbaarheid wordt gegeven aan wat in de Amsterdamsche bibliotheek wel bereikbaar is, maar toch feitelijk verscholen blijft. Maar ook voor een ruimeren kring, voor alle liefhebbers en vrienden van het oude Nederlandsche boek ligt hier eene zeldzaamheid die hun aandacht waard is.

Het Tractaet is om heel verschillende redenen merkwaardig. Een wetenschappelijk betoog onder de aandacht te brengen door een samenspraak, dat is in de 16e en 17e eeuw een heel gebruikelijke vorm. Ook op zeevaartkundig gebied hebben we daarvan meer voorbeelden. Maar de inkleeding hier geeft aan het boekje een heel eigen karakter. Het ziet er uiterlijk uit als een volksboekje. De sierlijk omlijste titel is verlucht met een fantastische houtsnede, die waarschijnlijk wel voor het een of andere volksboek met een boeiend reisverhaal zal hebben gediend: een schip met volle zeilen, bewapend met kanonnen, draagt een geharnast ridder en eene jonkvrouw, en de bemanning bestaat uit dieren. Of het apen of beren verbeelden, zou moeielijk zijn uit te maken, maar men ziet ze ijverig bezig op boegspriet en achterkasteel, in mast en touwwerk.

In overeenstemming hiermede is de beschrijving zelve. Het is niet een schuitpraatje, of een gesprek op straat of in een winkel, waarin de sprekers van gedachten wisselen over de kunst der zeevaart. Neen, het is een fantastische reis, niet minder wonderlijk dan een populair reisverhaal er een kan beschrijven.

Mathias Sofridus, d.i. Mathijs Sievertsz., vindt in de geldende practijk der stuurlieden de juiste scientie van de zeevaart niet. Hij wil die elders gaan zoeken, en wel daar, waar tot nog toe niemand was doorgedrongen, waar de natuur zelf den toegang versperde. Hij construeert daartoe een schip, dat zoowel over 't water, als over ijs of land kan varen, doet daarmede de vaart, die de gewone schippers vruchteloos hadden gezocht, benoorden Azië om, en bereikt een onverwacht succes, doordat hij het paleis van Neptunus, den zeegod zelf, vindt, waar natuurlijk op zeevaartgebied eene scientie is te vinden, aan de menschen ontzegd, en het is de piloot van Neptunus zelf die aan den eenvoudigen piloot van Mathias het meest afdoende onderricht geeft, waardoor de zeevaart uit haar onzekeren staat tot meerder volmaaktheid zal worden gebracht.

[pagina 67]
[p. 67]

Maar we zullen beginnen met den titel en den geheelen tekst te geven van het Tractaet, om daaraan achterna nog eenige mede-deelingen en beschouwingen toe te voegen.



illustratie
Titelblad, eenigszins verkleind. Titel met drukrand ong. 16½ cm. hoog, 12 cm. breed. Op de keerzijde twee gedichtjes en octrooi. Opdracht op twee bladzijden. Tekst op 15 blz. Gothische druk. Enkele initiaaltjes, drukranden en houtsneeornamenten.


[pagina 68]
[p. 68]
 
Alle die d'Oxcianus wijdt end' groot,
 
Daghelicx opserveren met diligentie:
 
Ghelijck den Landt-meter, door d'Instrumenten werdt ontbloot,
 
Hoe 't gheleghen is, weet te meten die groot,
 
Van Landen en Wateren door conste assistentie:
 
Ghelijck den Piloten door Schietens inventie,
 
Van Suyden en Noorden die Latitudo werdt bekent,
 
Van Longitudo die schote noch is absent,
 
D'welck menich Piloet brenght in swaer verdriet:
 
T is heel onseker, dat by gissinghe gheschiedt.
 
 
 
Ghy Zee-Ridders die den Acker Neptunis bouwen,
 
Den Auteur met obedientie van u begheert,
 
Alle dit tractaet u gaet ontfouwens:
 
Op dat ghy Charons Custen soudt connen schouwen,
 
V met diligentie ‘hier toe verneert,
 
Dat die begheerlijcke inventie ‘mach zijn vermeert,
 
Op dat dees conste niet om verrijcken,
 
Alle Natien ten dienste mach werden verbreydt:
 
Slacht niet den Onwijsen die schuwen practijcken,
 
Om dat mense verkrijght door diligentie end' arbeydt.

De Staten-Generael der vereenichde Nederlanden, hebben geoctroyeert Mathijs Sijversz. dit Tractaet van de Zee-vaert in Druc te laten uytgaen: Verbiedende allen Druckers in dese vereenichde Nederlanden, die selfde int gheheel ofte deel nae te drucken, ofte doen Drucken, ofte elders ghedruckt, in dese Nederlanden te vercoopen, tsy in wat forme, ofte onder wat pretecxt t'selve soude moghen wesen, op verbuerte van vijftich Guldens op elck Exemplaer, ende die naeghedruckte Exemplaren, binnen den tijdt van vijfthien Jaren: als breeder blijckt by den Brieven van Octroy hem daer van verleent. Actum in 's-Graven Haghe, den XXV. November. Anno 1593. Hier op Ghedruckt den viij Martij 1597.

 

Onderteeckent

 

C. Aertsz.

[pagina 69]
[p. 69]

Aen de welgheboren Edelen / Erentfesten / weerden / eersamen / wijsen ende voorsienighen Heeren / mijnen Heeren de Staten des Landts / van die gheunieerde Provincien.

 

Mijnen Heeren, also van beginne des Weerelts scheppinghe, onse Voor-vaders grooten arbeydt ghedaen hebben, om te inventeren dienstelijcke saken voor het ghemeen profijt, als de Griecken die eerst het seylen metten Schepe ghevonden hebben, maer niet soo volcomen, gelijck het nu daghelijcx ghebruyckt werdt, maer verbetert van graet tot graet: Want men nu met minder vreese tot Venetia, Genea, ende Brasil varen, alsmen over vijftich Jaren in Vranckrijck, Portugael ofte Spaignen dede, soo dat die fabrique van de Zee-vaerdt by vele Piloten seer constich bekent is, want haer niet en ontbreeckt, dan de seer dienstelijcke conste te Schieten Oost ende West, ende de fabrijcque van dien. Daerom so en hebbe ick niet connen naelaten, mijne wetenschap (desen aengaende) in dit Tractaet int breede te verclaren. Oorsake, in mijn Caerte, Anno 1594. uytghegheven, die conste heel cort aengeroert staet, soo dat vele dies niet verstaende, de sake mijn meyninghe heel contrarie uytlegghen, om sulcx te voornomen, soo heb ick in dit Tractaet die scientie int breede verclaert, deur een Narratie van Schip-vaert Matias Sofridus, ende het t'samen spreken van twee Piloten, als den Piloet van Neptuno Fantano, ende den Piloet Sofridus Pamanus. Door dese t'samensprekinge werdt veel verhaeldt, seer dienstelijck den Piloten ende die de Conste van de Zee-vaerdt beminnen, wille V.M.E. onderdanich ghebeden hebben, dat die selve believe dese mijnen arbeyt te beschermen voor alle onnutte wespen, die van haer selfs niet voort en bringhen, maer alleenlijck arbeyden ende daer op uyt zijn, om die eere van een anders neersticheyt, moeyten ende arbeydt, schandelijck tot haer te trecken. Hier mede

Welgheboren, Edele, erentfeste, weerde, eersame, wijse ende voorsienige Heeren, bidde ick God almachtich V.M.E. te willen sparen in lanckduerige gesontheyt, ende gelucsalige regeeringhe: Datum tot Enchuysen desen viij. Martij, Anno 1597.

 

V.M.E. onderdanighen

 

Mathijs Sijverts Lakeman.

[pagina 70]
[p. 70]

Het eerste capittelGa naar margenoot+

Van den Schip-vaerdt, Mathias Sofridus

Ic Mathias Sofridus, aensiende den onsekeren staet in die fabrique van de Zeevaert, hebbe voorgenomen door een schipvaert, den geheelen Aerdtbodem te doorsoecken, oft daer niet mochte gevonden werden. daer men den Zee-vaerdt mede in sekeren state mochte stellen, tot dienste den ghemeenen profijte, ende mijnen Vader-lande, waer inne die selfde principael bestaende zijn. Om mijn voyagien een begintsel te maken, soo heb ick doen maken een Schipken van sesthien lasten groot, altemael van baleyn van buyten en binnen, ende seer constich van den arbeydts-luyden ghemaeckt, ende bequaem tot die seylagie, ende ordineerde daer verscheyden Cameren binnen, tot dienste van de Schip luyden: Waer in mijn Piloet Pamanus groot behaghen hadde, ende seer begeerich werdt die voyagie te helpen doen. Het Schip hadde die fatsoen als een Enghels Pinas, voor wat leegh, ende achter hoogh, met een Galderije seer constich geschildert: Noch ses stucken Gheschuts nae die groote vant Schip, met verscheyden geweere te beschermen voor wilde Menschen ende beesten: Veelderhande ghereedtschaps om vremde Visschen te vanghen, Alst nu altemael ghereet op den stroom lach voor de vermaerde Coop-stadt Enchuysen, wel versien van noodruft tot sulcken langhen voyagie. Doe ordineerde ick tot dienste van mijn voyagie gereetschap om te seylen, over Landt ende Ijs, op die maniere van een Water-molen.

Het 2. capittel

Ick nam een cruys met vier seylen, ghelijck een Cooren-molen, die stelde ick aen die groote Mast, noch twee groote Raeden op byde zijden vandt Schip, een weynich nae vooren daert Schip in hinck, rondtom vol cleyne Naghelkens. Dese twee groote Raden werden van den Molen omghedreven door verscheyden Raden. Noch ordineerde ick tot dienste der seylagie een cleyn Radt achter aent Roer, met een stock daer ment mede mochte stueren so men wilde, ghelijcmen die Schepen in Zee door het Roer bedwinght. Dit gereedtschap mochtmen aen sticken neer legghen tot dat ment gebruycken wilde. Wy altemael ghereet zijnde, den xij. Decembris. Anno 1595, die rede van de vermaerde Zee-stadt Enchuysen verlaten, zijn nae Tecxel geseylt, daer wy verwachten den goeden windt, die wy hebben ghecreghen, den xvi. zijn wy uyt Tecxel t'seyl gegaen, den vierentwintichsten hebben wy den Noort-Caep ghesien, doe hebben wy onse coerse geset nae die strate van Nassauwen, ontrent ten halven comende ontmoetten wy dat Ijs, soo vast oft Landt geweest hadde, ick liet de dickte meten bevonden vier vademen.

Het 3. capittelGa naar margenoot+

Doe wy saghen uyt die Meerse, dat altemael vast Ijs was, leyden wy alle ghereedtschap neer dat wy in de seylagie ghebruyckt hadden, behalven de groote Mast, daer bracht ick die Raden aen, ende die Raden elck op sijn plaetse daer sy behoorden. Als dit altemael wel ghestelt was, liet ick het Schip door het Schip-volck opt Ijs voeren.

[pagina 71]
[p. 71]

Als 't Schip met ghemack door die raden op 't Ijs ghevoert was, liet die seylen aenslaen ende waeyden uyt Oosten recht in de windt, maeckte sulcken voortganck, als by ons een waghen met twee Peerden draf gaende, en so sacht als een karre op een sant-wegh. Het Scheep-volck hadde sulcke ghenoechte in die seylagie, dat sy boven op in die coude bleven sitten clappen, ende daer en moghen gheen plaetsen voor ons verborghen blijven, dat onsen Schipper beliefde, wy souden S. Patricius Vaghevyer wel vinden, dat onder die Noordt pole leydt: Hoe soude men dat weten? Dat weet ick wel, sprack daer eenen vandt grauw: Want ick eens comen seylen ben, langhs Noordtweghen met een Noorden windt. Ons quam een Schip teghen seylen met een Zuyden windt, seylden beyde voor windt: Wy riepen vandt Schip, wat isser gheladen? Ons werdt gheantwoordt, die Tollenaer van 't Zout. Nae vier daghen comende in die Sond, doe was den Tollenaer op dien tijdt ghestorven. Met sulcken sotten clap ginck die tijdt vast deur.

Het 4. capittel

Als wy aldus sommighe daghen in de windt seylden, zijn wy vervallen op die Strate van Nassauwen, in die Strate comende, saghen wy eenen Bayr opt Ijs staen, daer wy t'schip nae stierden: daer by comende, bevonden wy dat hy staende doot ghevrosen was. Als wy die Strate gepasseert waren, hebben wy onse Coerse geset ter rechter handt om, voorby t'Staten Eylandt, van daer by t'Landt langhs voor by de Reviere Oby, ende ten laetsten comende by den Cape Tabiu, vonden wy een enghte, meynende dattet een Reviere was. Maer doe wy saghen dat by een ebbe daer gheen soet water uyt quam doe hielden wy 't voorseker, dat het in een ander Zee uyt comen moeste, ende hebben t'gat in geseylt, bevondent wijdder als die Strate van Nassauwen, omtrent thien duytsche Mijlen langh, die diepte en can ick niet afseggen, oorsake het Ijs so dick was. Dese Strate van Tabin ten eynde gecomen, openbaerde ons een groote wijdde: Want aen beyde zijden omviel ons het Landt, het eene Zuydt-oost, ende het ander Noordt-oost. Wy hebben onse Coerse recht Oost aenghenomen: doe wy een weynich daghen gheseyldt hadden, openbaerde ons een Bergh van hoochte als een van de drije Drommels in Noordtwegen. Midden in Zee wast seer blinckende, nae by comende bevonden wy dat een Magneet steen was: Want door 't ijser-werck werdt ons Schip aen de Clippe ghetrocken, dat wy 't met die seylen niet aflegghen mochten. Het Boots-volck hielden daer sticken af, die waren van sulcker cracht, dat een pondt steen, een pont ijser trock.

Het 5. capittelGa naar margenoot+

Desen Magneet-bergh vonden wy op die hoochte van drije ende tseventich graden. Desen Bergh vermoedde ick voorseker te wesen den Poles Magnetes, daer alle Compassen hueren treck nae nemen, maer ter contrarie moeter een int Suyden staen, ghelijck desen int Noorden, oorsake, de Schepen die in de Insels de Sal hebben geweest, bevonden dat de Compassen niet wouden staen, die aent Noordt eynde maer ghestreken waren: D'oorsake was dat haer den Noorden Magneet Poele verlaten hadde, want die selve Eylanden ligghen op

[pagina 72]
[p. 72]

seventhien, sesthien ende vijfthien graden. Daer zijn verscheyden opijnien by de Gheleerde, ende die Piloten van den Poles Magnetes, ben versekert dat sy beyde daer in dwalen, oorsake sy geen instrumenten hebben daer men de declinati correct mede meten mach. Om te comen tot onse Schip-vaert, soo hebben wy onse Coerse gheset recht Oost aen, over Ijs: Sommighe daghen, meynden Lant te beseylen, maer hebben niet vernomen, int laetste hebben wy onse Coerse verandert, gissende te wesen in Longetudo op den Meridiaen van California, oft Marata, ende zijn recht Zuyden aengheseyldt, nae vier daghen openbaerde ons het Landt, welcke was berghachtich met groote Valeyen, zijn by het landt langhs ghevaren om te soecken een Reviere, waer deur wy mochten neer comen nae t Zuyden, ten laetsten vonden wy een wijdde die sijn wy ingeseyldt, ten laetsten soo leegh comende dat ons het water openbaerde. Doe zijn wy met ons Schip, die strande van de Reviere Langhs gheseyldt.

Het 6. capittel

Als wy dus lange daghen de Reviere ghevolcht hadden, openbaerde ons een wijdt water, rontom met hooge schorre berghen beset. Dese Zee hadde maer desen uytganck nae t' Noorden, doe leyden wy onsen Molentuych af, ende brochten die seylen aen. Als wy ontrent twee dagen nae t Suyden gheseyldt hadden, hoorden wy een groot gheruchte in Zee, ghelijck oft daer een groot tempeest aenghecomen hadde, waer inne wy seer bevreest waren, ten laetsten recht op ons aencomende, bekenden dat het den Godt Neptunus was met sijn waghen, ende jaechde een Walrus nae, als den Walrus nae by ons quam, lach den Piloet Pamanus met een Mosket int voor-Casteel vandt schip, ende schoot den Walrus door t'hooft, dat hy doot was, waer inne Neptuno seer verblijdt was, want hy soudet ontgaen hebben. Die Honden ende Peerden waren seer moede, den Walrus hadde groote schade ghedaen in sijn visscherije. Door dien dienst van t'schieten van den Walrus, belaste Neptunus als dat wy hem na souden seylen. Omtrent eenen halven dach gheseyldt hebbende, sagen wy recht voor uyt een schoon Casteel int midden vant water op een rotse van Corael, die Huysen, Torrens ende mueren waren altemael van verscheyden couleuren van Corael, met Peerlen Perlemoer ende alderhande schelpen, verciert seer constich nae d'antijcke ghearbeydt. Die Schip-lieden waren soo seer verwondert van sulcken bouwagie, datse alle haer voorgaende miserijen vergaten.

Het 7. capittelGa naar margenoot+

Wy werden belast ons Schip vast te maken, ende met het Volck aen landt te comen. Als wy op 't Casteel quamen, vergeselschapte ons Hertooch Fantanus, den Piloet van Neptuno, leydde ons rontom int Casteel daer wy begheerden, comende by een Poorte, die seer constich ghemaect was, voortgaende sagen seer hooghe Torrens, en Tempelen, het minste ghebouw achten wij wel onder die seven wonderen van de weerelt te ghelijcken: Aldus wandelende, ist soo late gheworden, dat die Clocke luydde om te gaen eten, doe heeft ons den Piloet in een groote Sale gheleydt, daer werden wy ter Tafel gheset ende seer heerlijcken ghedient, elck op sijn ordonnantie. Als wy een

[pagina 73]
[p. 73]

tijdt lanck ghegheten hadden, begonde Neptunus ons te vraghen, door wat middel wy in die Zee gecomen waren, want daer noyt Menschen in geweest en waren, welcke wy altemael int breede verclaerden, ende vraeghde nae verscheyden Consten, die by de Menschen werden ghebruyckt, van welcke ick altemale beantwoordden, ende vertelde Neptuno hoe grooten arbeydt die Menschen deden om te vinden het Lapis Philosophorum of Aurum Poëtabilum: welcke sy visieren van sulcken cracht te wesen, om metalen te transformeren in Goudt, ende alle kranckheden die den Menschen mogen toecomen, mede te cureren, om te vercrijghen dese conste, heeft menich sijn goederen verdaen, door langhen arbeydt, ten laetsten despererende te comen tot perfectie, huer selfs vandt leven berooft. Met dese sake hebben huer niet alleen ghemoeyt Persoonen van slechter conditien, maer oock gheleerde Doctoren, Edelen, Hertogen, Graven, Princen Gheestelijck ende Weerlijck: waer op Neptuno al lachende antwoordde, hebben sy niet die memorie van haer Voor-vaderen, die den Torren tot Babel bouwden.

Het 8. capittel

Door dit deviseren is den tijdt verloopen, dat die Nimphen oft Zee-goddinnen haer instrumenten voorthaelden, ende begonden te spelen een accoordt op verscheyden Instrumenten: Ick hoorde mijn daghen geen schoonder melodije. Als dit spelen ghedaen was, werden die tafelen op ghenomen, ende den Piloet Fantanus heeft ons in een Camer ghebrocht, daer wy souden slapen.

 
Mathias Sofridus
 
Seght mijn Compere Fantano, wat wilde u Heere daer mede segghen, dat hy mijn beantwoordde van den Torren te Babel?
 
Fantano
 
Maer dat soo onmogelijck is voor de Menschen sulcken conste te vinden, als een Torren te bouwen die aen den Henel is rakende, ende dat sy sullen tot schanden comen, ghelijck haer Voor-vaders gheschiedt is.
 
Mathias Sofridus
 
Hebt ghy niet ghehoort van u Heere, wat der Philosophen meyninghe is, vandt narreren van desen Steen, dien ghenaemt wordt Lapis Philosophorum aurem Poëtabilum quintum assentitium.
 
Fantano
 
De Philosophen hebben met grooter neersticheyt gepractiseert de crachten van alle dinghen die bederffelijck zijn, te brenghen tot die onbederffelijcheyt, welcke maniere sy beschrijven van graet tot graet, dat ment door langhsamen gheduerighen arbeydt daer toe moet brenghen, tot perfectie gecomen wesende, is van sulcken cracht by wat bederffelijcke het comt maect het hem gelijcke substantie.
[pagina 74]
[p. 74]
 
Mathias
 
Wat bederffelijcke substantie ist, daer ghy af seght?
 
Ga naar margenoot+Fantano
 
Den ellendighen Tiatrum om die te brenghen tot de onverganckelijcheyt, so moet hy hem van graet tot graet verbeteren in deuchden, sal ten laetsten so volcomen werden, wat schepsel der vier Elementen hy by comt die bederffelijck zijn, sal hy door sijn groote cracht hem ghemeen maken onbederffelijck.
 
Mathias
 
Het schijnt dat Paracelsus oock van dit ghevoelen is: Want hy seyt dat ment can vinden int hoochste des berghs, ende diepste des dals, den armen ende den rijcken effen nae. Ick hoore u cloeck deviseren van die meyninghe der Philosophen, zijt ghy oock een beminder der conste Astronomije, ende die fabrique van Zee-vaert, hebt ghy oock eenige kennisse om te meten die Longetudo, te schieten van Oost ende West. Want om dese scientie hebben wy principael onse reyse ghemaeckt, want mijn Piloet Pamanus sal Stuerman wesen van een groot Potentaet.
 
Fantano
 
Ghy zijt wel gheluckelijck ten rechten huyse ghecomen, want ick my daghelijcx daer in exercere. Den tijdt verloopt ick gae nae mijn rust-plaetse, op morghen willen wy den heelen dach daer toe nemen.
 
Mathias
 
Fantano des morghens soo vroech die Sonne gheresen was in onse Camer quam, om met ons te deviseren, dat hy bekende dat wij liefhebbers van conste waren, ende sulck een groote moeyelijcke reyse daerom aengenomen hadden, heeft ons terstondt in een camer ghebracht vol van alderhande Instrumenten, dienende tot verscheyden fabrijcken van Zee-vaerdt. Doe hy 't ons altemale ghetoont hadde, ginghen wij neder sitten, om van allen secreten van Zee-vaerdt te discoureren, in den eersten hebben wy voorgenomen alle middelen daer door men die Longitudo mede soude connen meten. Nu Fantano, laet ons beginnen, ende wilt mijn Piloet Pamanus wat onderrichten in die scientie, daer wy onze reyse om ghemaeckt hebben, wilt hem wat duydelijcken segghen, want hy een slecht Man is, ende en verstaet hem gheen reghelen in conste.
 
Fantano
 
Met sulck Volck handele ick gheerne, want die zijn obedientelijck int hooren, ende en werden niet lichtelijck van valsch vernuft verleyt. Wel, laet ons beginnen Pamano, op t'alderbreedtste dat wy connen van die schote Oost ende West: Pamanus, al eer wy aen den Torren beginnen te arbeyden, moeten eerst bereyden een goet Fondament, daer alle het werck can op rusten.
[pagina 75]
[p. 75]
 
Pamanus
 
Moeten wy een fondament hebben, latet my in vriendtschap hooren.
 
Ga naar margenoot+Fantano
 
Jae, voor eerst een Pas-caerte die ghemaect is nae d'Ordonnantie van den Globe, met Spheruale lijnien gegraveert, so wel van Oost ende West, als van Suyden ende Noorden. Want alsmen van Oost ende West gheschoten hebben, moet men weten in de Pas-caerte, op wat graden die Landen ligghen, in Longitudo alsoo wel als in Latitudo.
 
Pamanus
 
Hoe soude men sulcke Pas-caerten becomen, want ick hebse noeyt ghesien anders dan Globen, die zijn ons niet dienstelijck omdat sy te cleyn van besteck zijn, ende daer zijn gheen Instrumenten bekent, daer men die cromme Lijnien mede can opserveren, ghelijck op onse Caerten: Want wy nemen een Passer setten het een been op een Lijnie, met het ander been strijcken wy onse Coerse, op wat Windt wy begheeren.
 
Fantano
 
Ick sal u een Pas-caerte toonen, alsoo groot van besteck als ghy ghebruyckt met een passer daer ghy die Lijnien mede meucht observeren, op die viercante Caerten, want op u Caerten soect ghy door een het tweedde, ende op dese Caerte door tweedde het derde, daer is die Caerte met den drie-beenden passer.
 
Pamanus
 
Hoe sal ick desen Passer op die Lijnien setten?
 
Fantano.
 
Neemt twee die naeste streken aen malcander, twee Noorden of twee Suyden, oft Suydt-Oosten in alle manieren, ghelijck ghy op die viercante Caerten een neemt, set die uytterste beenen op die twee Lijnien, waer tusschen ghy u coerse begheert, set de middelste tonghe dan op u Coerse, ende strijckt op die twee Lijnien, douwt den Passer op ende toe nae die Lijnien, hen vernouwen ofte verwijden.
 
Pamanus
 
Langht my die Passer, ick sal 't wel haest sien oft met onse Caerten accordeert: Enchuysen ende Ternues in Noordtweghen, liggen Suyden ende Noorden van malcander, dat accordeert met onse Caerte. Nu, de hoeck van Lijsert ende een halve graet buyten die Cape Finisterre leyt Zuydt Zuydt-west, ende Noordt Noordtoost van malcander, dat accordeert mede. Ick bevinde wel datmense soo net
[pagina 76]
[p. 76]
 
can maken als dander, die streken accorderen wel, maer hoe leyt Ijslandt soo nae by Noordtweghen, het scheelde bycans de helft, ende veel ander plaetsen die heel anders ligghen als in mijn Caerte, comt dat, door datse nae d'Ordonnanci van de Sphere ghemaeckt zijn
 
Fantano
 
Jae, want hier ligghen de Landen, ghelijck sy in de daedt gheleghen zijn in Longitudo ende Latitudo.
 
Ga naar margenoot+Pamanus
 
Nu sien ick wel waer het my gefalgeert heeft, dat ick wel driemael bycans het lijf verloren hadde, want eens quamen wy drijven met een storm uyt den Westen, des avondts sagen wy Hitlandt, alsoo 't in Martio was, dat die nachten lanck waren, saghen op onse Caerten hoe verre het van malcander lach, bevonden vijf ende veertich Mijlen. Doe lieten wy 't drijven, al eer den dach op quam was ons schip al op Noordtweghen gebleven, met al datter in was, uytgesondert ick alleen, quam op een luycke aen Landt, noch hebbe ick eens geseyldt uyt Dronten in Noorweghen naer Ijslandt, ende hebbent Landt wel twee etmael eerder op geseylt, als wy onse gissinghe ghemaect hadden, daer geluckte het ons beter, maer niet by ons verstant, want het landt openbaarde ons by daghe, hadden wy daer by nachte op vervallen, t'soude gheluckt hebben als t'voorgaende op Noordtweghen, ende noch tot verscheyden plaetsen hebbe ick sulcke avontuer gehadt. Siet ghy nu wel, hadde ic dese Caerte gehadt dat ick gesien hadde hoe die Landen in der daet gelegen hadden, soude alle dese perijckelen wel voorcomen hebben, en schip ende goet, en volck wel behouden hebben.
 
Fantano
 
Waer mede behelpt ghy u? Wat maniere van gissinghe ghebruycken die Piloten van Oost ende West?
 
Pamanus
 
Wy nemen die streke van onse Coerse die wy seylen, daer teyckenen wy met een lootken op in onse Caerte, ten minsten, alle etmalen eens, meer oft min, nae die sake gelegen is, als wy die Coerse veranderen, telcke reyse, wy teyckenen op onse Coerse, gissen wy hoe veel Mijlen wy op die voortganck gheseyldt hebben.
 
Fantano
 
Met wat graden teyckent ghy die Mijlen op u Coerse, als die Coersen van Oosten ende Westen loopen, want ghy hebt gheen graden van Oost ende West op u Caerten.
 
Pamanus
 
Wy hebben ons beholpen met die graden van Zuyden ende Noorden, alsoo ons van Oost ende West gheen graden bekent zijn.
[pagina 77]
[p. 77]
 
Fantano
 
Die gissinghe is heel onseker, oft die Piloten al goede gissinghe maken, soo cant niet accorderen met die graden van Zuyden ende Noorden, en die viercante Caerten, oft dat die Piloet confuselijck giste, dat by gheval d'een confusie met d'ander accordeerde: Hebben die Piloten anders gheen gissinge van Oost ende West?
 
Ga naar margenoot+Pamanus
 
Jae, die Enghelschen ghebruycken Menut-glasen, setten die achter opt schip, ende hebben een langhe coorde, daer maken sy een boyken aen vast, ende laten die achter uyt drijven, tot dat Menut-glas verloopen is, dan meten sy die Coorde hoe veel vadems hy in een Menute achter uyt ghedreven is, ic neme vijf ende twintich vadems in een Menute, tweentsestich mael vijf ende twintich vadems voor een mijle bevinde int ure geseylt te hebben, een mijle min oft meer, nae den voort-ganck van 't schip is, dit ghebruycken de Piloten tot assistentie van die voorgaende gissinghe.
 
Fantano
 
Dat zijn wel goe saken op dese Caerte, maer op die viercante Caerten ist al confuys: Hebben die Piloten gheen kennisse van een schote van Oost oft West.
 
Pamanus
 
Jae, maer sy en connense niet ghebruycken, dat het op haer Caerten accordeert, daerom verachten syse, ende hebbense verlaten.
 
Fantano
 
Op wat maniere?
 
Pamanus
 
Opt verhooghen van die Lijnien als sy goede Coersen houden op die Lijnie, van West ende Noorden, en Oost ten Zuyden, als die Piloet op die Coerse seyldt, ende een graet bevint in den Pole verhoocht te wesen van Zuyden ende Noorden, is van Oost ende West drie graden geseylt, vint ghy twee graden verhoocht: zijt ghy van oost ende west ses graden geseylt, also voort van graet tot graet, hoe veel Graden wy in den Pole verhooghen, so veel Mijlen zijn wy van Oost ende West gheseylt: Hier hebben wy een declinati van elcke streke bysonder, oorsake, elcke streke bysonder declinati heeft.
 
Fantano
 
Observeren die Piloten die schoten wel op u Caerten?
 
Pamanus
 
Sy hebbense wel te wercke gestelt, maer het en wilde haer niet gelucken op die viercante caerten, ick bemercke nu wel waer het my ghefaelgeert heeft, want op dese caerte soudement heel correct connen observeren, maer op onse caerten impossibel, of men moeste confuselijck schieten, dat by geval d'een confusi met dander accordeerde.
[pagina 78]
[p. 78]
 
Fantano
 
Hebben die Piloten anders gheen schote?
 
Pamanus
 
Jae met een Santlooper ofte Horologie, die vier ende twintich uren loopt, al eer hy verandert werdt.
 
Fantano
 
Hoe gaet die observatie te wercke?
 
Ga naar margenoot+Pamanus
 
Men hangt eenen Sandtlooper in het stilste vant schip aen twee leren cinghels, als men uyt eenighe haven seyldt, soo besietmen door een Universael sonne-wijser, wat ure van den dach het is, oft deur een Instrument daer men by nachte aent ghesterte die ure can vinden, als ghy dan een ure des daechs ofte snachts bekent hebt, laet u Zandt-looper als dan loopen, ende past wel opt keeren, als men dan begheert te weten, hoe veel men van Oost ende west gheseyldt is, soo laet men den Sandt-looper eerst uyt loopen, alsdan besiet men terstondt wat ure van den dach oft nacht het is, met die voorschreven Instrumenten het ure ghevonden hebbende, besiet men hoe veel het scheelt vant ure als den Zandt-looper ghesteldt werdt, isser een ofte twee uren meer oft min different, so besiet men op de Caerte aen die Meridiaen, die met uren, quartieren ende menuten afghedeeldt zijn. Dese inventie hebben wy moeten achterlaten, oorsake, wy gheen Meridianen op onse Caerten hebben.
 
Fantano
 
Hebt ghy anders gheen abusen in die scientie gevonden? Is u wel bekent dat men gheen Sandt-looper can maken, die over beyde zijden even lanck loopt, oorsake, het gaetken daer het Zandt door loopt, met wat Instrument het ghemaeckt wordt, van die zijde het laetst inghesteken heeft, het altoos gladder sal door loopen als d'ander zijde, die sake is wel te remedieeren, dan die grootste sake is deze: Dat alle metalen Zanden ende dat onder t'Firmament besloten is, die vier Elementen onderworpen zijn, oorsake sy daer van geschapen zijn, als vyer, water, aerde ende locht. Dese vier zijn maer twee in der daet, het vyer en aerde, ende water en locht, dats hitte en vocht, wat Element van beyde dominatie heeft, daer nae reguleren hen alle dingen, alle metalen, als gout, silver, coper, ijser, stael en loot. Vele hebben grooten arbeyt gedaen, om een Zant te vinden, dat het gheweerte niet onderworpen is, als ghemalen glas, ghemalen Coper, schalen van eyeren, maer te vergheefs, soo dat niet possibel is een loopent werck te maken, dat den loop vant hemelscher Spheren sal accorderen. Hebben die Piloten geen schote aent ghesternte, oft Sonne oft Mane?
[pagina 79]
[p. 79]
 
Pamanus
 
Jae, op die declinati van der Mane, want die seer groot is, maeckt haer loop duer den gheheelen Zodiack in seven ende twintich daghen, en acht uren, op die vijf ende tsestich graden, comt weynich meer als een Menutte different, op een graet van Oost ende West. Dit soude wel een goede sake zijn, hadden wy Instrumenten daer men in Zee op een Menutte conde schieten, wy hebben 't quaet ghenoech, by hooch weder, dat wy op eenen graet schieten.
 
Fantano
 
Heb ickt nu altemale ghehoort?
 
Pamanus
 
Noch een moet ick verhalen opt verachteren van de Zonne ende Mane, de Zonne gaet in haren ordinaris loop, van Oosten nae 't Westen, in vier ende twintich uren: De Mane doet haren loop van Oosten nae Westen, in tweeentwintich uren, vijf ende veertich menuten, die Mane alle daghe vijf quartier van een ure te cort comt aen den loop der Zonnen, soo dat in den Equinocsiael op elck graet twee Menuten different comt, op die vijf ende tsestich graden vier Menuten, hoe nader den Pole, hoe 't different grooter is nae den Equinocsiael ter contrarie cleynder. Ick soude de sake wel breeder verhalen, dan den tijdt verloopt hier mede, ick hope wat beter van u te leeren.
 
Fantano
 
Heb ick 't nu altemale ghehoort?
 
Ga naar margenoot+Pamanus
 
Daer zijn noch meer dinghen, maer niet weerdt te verhalen. Nu Compere, laet my u verstandt (desen aengaende) eens hooren, daer nae verlanght my seer.
 
Fantano
 
Wel aen, ick sal beginnen int breede die sake te extenderen, laet u niet verdrieten te hooren, in den eersten suit ghy verstaen, dat ghy gheen schote van Oost ende West condt observeren met die viercante Caerten, noch eenighe gissinghe daer op maken van Oost ende West, noch te gissen het ghetije nae den loop der Manen, want dese saken accorderen den Sphera, niet die viercante Caerten, daerom moeten alle Piloten die dese conste begheeren te observeren, haar versien van een Caerte met cromme Lijnien, met d'opservatie van dien, in den eersten suit ghy verstaen, dat men deur een het tweedde niet can vinden, maer door twee wel het derde, want daer can gheen Piloet door een Caep een gat ofte Canael vinden, maar moet daer twee toe hebben, want als hy twee Capen oft Torrens Molens oft berghen over een heeft, soo weet die Piloet waer hy is. In deser maniere sal ick u die schote voorstellen, van Oost ende West, dat hy door twee Capen, dat zijn twee Polen, altoos om den gheheelen Aerdtbodem sult weten waer ghy zijt, in Longitudo, te weten, van Oost ende West,
[pagina 80]
[p. 80]
 
d'eene is den Noordt-Pole ende is onsichbaar, welcke werdt bekendt door die naeste ficxe Sterre daerom loopende, ghenaemt by de Piloten die Leystarre, ten tweedden door die twee achterste wielen van den Wagen. Seght my Pamanus met wat Instrumenten condt ghy Noorden vinden, aent gesternte als ghy van Zuyden ende Noorden schiet.
 
Pamanus
 
Anders niet, dan wy sien, nae die Ley-sterre moet men het rechte Noorden oft Zuyden weten, als men van Oost ende West schieten.
 
Fantano
 
Jae seer nauw, ghelijck ghy moet weten, als ghy van Zuyden ende Noorden schiet de Sterre, oft de Sonne ende den Horison.
 
Pamanus
 
Hoe condt ghy den Noort-pole soo correct vinden, dat ghy daer op cont schieten, naedemael dat hy onsichbaer is, ende die naeste sterre layen wel drije ende een half Graet van den Pole gaet.
 
Ga naar margenoot+Fantano
 
Daer toe heb ick goeden raet om een gheheelen nacht dat onsichtbaer punct Pole te vinden, want gelijc ghy op die pas-Caerte met cromme lijnien, met den drie-beenden Passer te brenghen op twee Lijnien, een onsichtbaer lijnie vint, so suit ghy door desen driebeenden passer brengen de twee beenen op twee die naeste Sterren, die in een Meridiaen van den Pole staen, tot alle uren van den nacht den Pole vinden.
 
Pamanus
 
Hoe heeten die Sterren daer men dat aen opserveren soude, ende in een Meridiaen van den Pole staan?
 
Fantano
 
Dat sal ick u verclaren: Ten eersten, daer het achterste wiel van den waghen dat naest de Leydt-sterre staet, ofte het eene naest voorste wiel, dat veerste van den Poele staet, noch op de twee middelste Sterren van Casiopia: Ick soude wel meer verhalen, dan men behoefter maer een.
 
Pamanus
 
Hoe sal men die Passer op die Sterren stellen, als men dat onsichbaer punct Noorden sal soecken?
 
Fantano
 
Steldt op een effen veldt twee stocken die loot-recht staen, ontrent een vadem van malcander, wacht dan soo langh als die Sterren die twee achterste Wielen van den Waghen int Noorden recht int water-pas hanghen, brenght dan die twee stocken, dat sy op de twee
[pagina 81]
[p. 81]
 
achterste wielen van den waghen, ende die Ley-sterre accorderen, dan wacht soo langhe die twee Wielen van den waghen een streke oft twee nae 't Oosten ghedraeyt zijn, brenght dan die twee Beenen op die een achterste wiele van den Waghen die naest de Ley-sterre staet, het ander op die Ley-sterre, het derde uytterste op die Noordt-pole, dan zijn die twee stocken, als ghy dit altemale net ghestelt hebt, teyckent dan waer het middelste roerlijcke been staet op 't cruys, tot wat tijden van den nacht als ghy wilt weten het onsichbaer punct, Noorden, neemt die Passer in de handt, ende steldt dat beroerlijcke been daer ghy 't geteyckent hebt, douwt dan den Passer op ende toe, nae de sterren gedraeyt staen, door die twee suit ghy het derde altoos vinden, wat tijdt van den nacht ghy begheert.
 
Pamanus
 
Nu verstaen ick, hoe men t' Noorden sal vinden, wilt my voort onderrichten van de schote Oost ende West.
 
Ga naar margenoot+Fantano
 
Dat is het een punct daer ghy u schote op nemen moet, het ander is den polis Magnetes die op den Meridiaen van Assoeres, dat sijn die Vlaemsche Eylanden, seventhien graden by Noorden den Poele staet, en maeckt daer gheen declinaci, maer vijfthien graden by Oosten, den Meridiaen van Assoeres wijst het Compas seven achtendeel van een streke by Oosten den Noordt-pole, dit different hebben wy op vijfthien graden op die hoochte van twee ende vijftich graden, hoe naerder den Pole, hoe grooter different ter contrarien nae den Equinocsiael cleynder.
 
Pamanus
 
Ick hebbe veel van dese Polis Magnetes gehoort, maer weynich die malcander accordeerden, oorsake daer geen Instrumenten bekendt zijn, om die declinaci perfect te meten, ic hebbe nu wel verstaen die twee puncten, daer ick op schieten sal den Noordt-pole, is den eenen Caep, den Magneet-pole, d'ander. Wilt my verclaren wat Boghe men ghebruycken moet, op 't afwijcken van de twee Polen.
 
Fantano
 
In den eersten moet ghy u versien van een Compas dat groot is, ende laten een coperen Naelken recht onder t'stael ligghen dat so verre uyt de Roose steect, dat de Roose drijven mach, haeldt dan een swart lijniken binnen int Compas, daer dat pinneken onder die Roose op wijsen sal int schieten, neemt dan een stock vier oft vijf voeten lanck, hoe langher, hoe 't grooter graden maeckt, een cleyn cruys of halve mane aent eynde van den stock, daer 't Compas hanght in twee carnierkens, dat den stock op ende neder ghebruyckt mach werden, nae t'ghesternte hoogh oft leegh staet, daer men die schote op ghebruycken sal, maect op 't ander eynde van den stock een half cruys nae 't Oosten, met een schuyfken daer op, een paer duym hoogh, dat ghy vandt cruys op 't eynde van den stock mocht schuyven, als ghy begheert te schieten, neemt de Passer in de handt met drie beenen, stelt dat beroerlijck been als voorseyt is, op die
[pagina 82]
[p. 82]
 
plaetse daer ghy 't geteyckent hebt, ende soeckt aen die twee sterren, den Noordt-pole, als ghy den Noordt-pole ghevonden hebt, siet dan by t'been neder wat sterren in den Meridiaen van den Pole staen, soo der gheen staet toeft een weynich, tot datter een in draeyt, neemt dan u schote daer op, want men bequamelijcker oft correckter om leegh can schieten, dan hoogh.
 
Pamanus
 
Dese Graden sullen die al wat groot vallen, want wy voorschreven inventien hebben moeten nae laten, door ghebreck van een Caerte, die van Oost ende West ghegraveert was, ende dat die graden van die differentie te cleyn waren?
 
Fantano
 
Die Caerte hebt ghy ghesien, aengaende die graden van Oost ende West, zijn wel viermael soo groot als den ghemeenen Astrolabium op die vijf ende tsestich graden, oorsake, dat die graden van Oost ende West grooter, als van Zuyden en Noorden zijn, dat men van Oost ende West een stuck uyt den quadrant can gebruycken, in plaetse men van Zuyden ende Noorden den gheheelen quadrant ofte Astrolabium moet hebben, al hoe wel ghy uyt den quadrant een Graetboge treckt van vier oft vijf voeten lanck, daer schijnen die graden groot te zijn, voor de ghenen die 't niet verstaen, maer verlanghen hen door die schuynte, zijn in der daet niet grooter, als de graden van d'Astrolabium.
 
Ga naar margenoot+Pamanus
 
Hebben wy sulcken voordeel in die Boghen van Oost ende West, als van Zuyden ende Noorden, dat comt ons seer goet, ende men moet op die Graet-boghe van Zuyden ende Noorden dobbel ghesicht ghebruycken, welcke lichtelijck can faelgeren, noch dat een punckt, dat den Horison veel verduystert door een dampte die uyt den water opgetrocken wort by schoon weder, dat die connen veel verduystert zijn: Is die schote van Oost ende West sulcke accidenten onderworpen?
 
Fantano
 
Niet een, maer soo slechtelijck sonder eenighe rekeninghe van declinaci, men gaet te wercke in deser manieren: Neemt eerst die schote van Suyden ende Noorden, als ghy van Suyden ende Noorden u schote bekent hebt, neemt dan den drie-beenden Passer, ende soeckt den Noordt pole, als ghy dan een Starre ghekendt hebt die recht in den Meridiaen van den Pole staet, neemt dan die Boghe ende schuyft dat beroerhjcke versich dat op 't Cruys vant eynde der boghe staet, op ende toe, soo langhe dat ghy die twee versighen op die voorschreven sterre accordeert, ende dat pinneken onder t'stael van de Roos op dat swarte streecxken, dat int Compas gheteyckent staet, als dan hebt ghy u schote, meet dan hoe veel graden die beroerlijcke versich van den stock geweken is, dan hebt ghy u punct van Longitudo ende Latitudo, ende weet op een mijle oft twee waer ghy zijt, nae ghy correckt gheschoten hebt, soo u dunckt dat ghy een wey-
[pagina 83]
[p. 83]
 
nich gefaelgeert hebt int schieten, ghy condt tot alle tijden van der nacht controleuren. Noch can men die schote van Oost ende West opserveren, door een quadrant die int midden aen een rechten stock is hanghende, twee voet langher als den quadrant, steldt een Compas int neer eynde vant quadrant die stock, dat hy beroerlijck is aent midden vant quadrant, waer mede men seer correckt die hoochte vant gestarnte can meten, den Piloet mach nemen het ghesternte int Suyden ofte Noorden waer hy begheert, op sterren die meest declineren, int drayen vant Firmament daer can men correckt op schieten.
 
Pamanus
 
Hoe sal men dese Schote opserveren?
 
Fantano
 
Neemt die Sterren daer ghy op begheert te schieten, soo vele ghy begeert by Oosten het Suyden, als dan teyckent elcke reyse als ghy die hoochte van een Sterre neemt, waer het punct vant stael int Compas wijst, wacht dan so lange die selfde Sterren door 't Suyden zijn, als ghy die dan in de selfde hoochte vint, het midden is als dan het rechte Suyden, siet dan op 't Compas, hoe veel het stael declineert vant Suyden, dan hebt ghy u schote, soo u twijffelt niet correckt gheschoten te hebben, neemt dan een van die ander Sterren die ghy gemeten hebt, ende doet als met die voorgaende, op dese maniere handelt met het ghesternte int Noorden ofte Suyden, alle uren van der nacht ghy begheert.
 
Ga naar margenoot+Pamanus
 
Can men by daghe op dese maniere door den haulve Zee Sphere, deze schote niet ghebruycken op de Sonne?
 
Fantano
 
Neen, oorsake, die Sonne te seer declineert, want men des Winters in ses maenden daer gheen schote op gebruycken mach, als mense best van doen heeft, want op die drie ende vijftich graden van Suyden ende Noorden, als die sonne in den Equinocsiael is, fortiert hij vijf graden van Oost ende West, aleer hy een graet van Suyden ende Noorden declineert, als hy ten halven Tropicus Capricorni ghedaelt is, sal die Son seven graden fortieren van Oost ende West, al eer hy een graet van Suyden ende Noorden declineert, dalende in Capricorni, fortiert van Oost ende West derthien graden, aleer hy een graet van Suyden ende Noorden declineert, hoe naerder den Pole hoe cleynder graden, soo dat men op menuten soude moeten schieten, dwelck by de Zee-vaerdt niet ghebruyckt can werden, oorsake daer gheen hanghende Instrumenten bekent zijn, die men stil in Zee can houden, hebbent quaet ghenoech op een graet te schieten, die twee polen als den Polis Magnetis is, ende het Zuyden moet men soo correckt hebben, ghelijckmen van Suyden ende Noorden den Sterre ende Horisont, men cant Suyden op die Sonne beter vinden int opcomen ofte ondergaen van der sonne.
[pagina 84]
[p. 84]
 
Pamanus
 
Ick hebbe nu ghenoech int breede ghehoort, van die schote van Oost ende West, nu staet my te ondersoecken, hoe die sake in der daet is, ende die declinaci van die twee Polen op sijn graden te stellen, tot dienste der gheheelen Aerdtbodem: (Schipper Mathias), Laten wy nu onse reyse weder naer huys maken, wy hebben hier van de schote van Oost ende West so veel ghehoort, dat wy tot geen plaetsen Man sullen vinden, die sulcken scienci soo liberalijck ontdecken sal.
 
Ga naar margenoot+Mathias
 
Laet ons dan verlof nemen, alsoo ick verstae, dat ghy van alles (daer wy om uytghereyst zijn) wel ghecontenteert zijt. Doe is den Piloet Fantano met ons ghegaen daer onse Schip lach, doe namen wy oorlof, ende ginghen t'seyl, nae dat wy acht daghen int Casteel gheweest hadden, hebben onse Coerse gheset nae die plaetse van daer wy gecomen waren, comende by de engte voorschreven, hebben onse seylen ingheleydt, ende met die vleughelen geseyldt recht Noorden aen tot op die hoochte van vierentseventich graden. Doe setten wy onse Coerse met die seylen, want het in Junio was, ende die Zee was altemale van Ijs ledich, dan wat drijf Ijs dat van den windt ghedreven werdt. Binnen corten daghen zijn wy ghecomen by den Polis Magnetis, van daer setten wy onse Coerse nae die Strate Tabijn, door die enghte ghecomen wesende, was die gheheele Zee vol drijf-Ijs, doe hebben wy die seylen afgeleyt, ende met den Molen die strande langhs gheseylt, ten laetsten comende by de Reviere Oby, sagen wy een practijck in d'Oorloghe te water. Wy hebben veel practijcken gesien in onse voyagien, maer om die cortheyt heb ick die altemale naergelaten, dan een en can ick niet naelaten te vertellen, daer lach een cleyn Eylandeken in den mont van der Reviere Oby, daer men maer tot een plaetse aencomen mochte, in een cleyn Revierken, daer quamen die Tarters om dit cleyn Eylandeken te berooven, met wel twintich Logges, d'Inwoonders dit siende, zijn in cleyn schuytkens ghegaen, niet anders dan cort geweere in de handt, ende verwan die vyandt. Als die Tarters in die Haven quamen seylen, soo ras sy in de mondt van de Haven quamen, werden die Logges het onderste boven gekeert, ende saghen een groote vlamme, ende hoorden een groote barst, dat wy meynden het door Nigromanci gheschiedde, oorsake wy niemandt sagen die eenich springhwerck aenstac, waer van d'Inwoonders vant selve Lant ons die secreten openbaerden, doe hebben wy 't Schip over die Reviere geroeyt, ende lieten die Molen staen, overcomende, zijn die strande voort langhs gheseyldt tot in de strate van Nassauwen, daer hebben wy den Molen neder gheleydt, ende die seylen ghereedt ghemaeckt, ende zijn binnen corten daghen gheseyldt met gheluck van winde, tot voor die Stadt Enchuysen.

FINIS.

[pagina 85]
[p. 85]

De inventie van Mathijs Sijversz

Voor den auteur van het Tractaet was natuurlijk de uiteenzetting van zijn ‘inventie’ hoofdzaak. Om daaraan gezag te geven legt hij haar in den mond van den Piloot van den Zeegod zelf. We wisten ook zonder kennis van deze uiteenzetting wel iets van de inventie af, en ze heeft al meermalen de aandacht getrokken van onderzoekers die in de zeevaartkunde van de 16e eeuw en de ter zee gebruikte instrumenten belang stellen. Immers de inventie was reeds in 1593 en 1594 ter sprake gekomen bij de Staten Generaal, en daarna kwam ze in 1598 opnieuw in behandeling bij de Staten van Holland. Uit de Resolutien der Staten Generaal waren de aanteekeningen hierover al voor jaren genoteerd door de Jonge en Dodt van Flensburg: ook van de Resoluties der Staten van Holland, in druk in tal van archieven en bibliotheken te raadplegen, hadden die heeren kennis genomen. Laatstelijk zijn die stukken weer aangehaald en kort besproken door Wieder in het tweede deel van de Monumenta Cartographica in de Plancius-bibliographie, daar bij de Staten van Holland sprake is van een ‘versoek van Petrus Plantius en Mathys Syvertsz’, zoodat het wel schijnt of het eene vinding betreft, door beider samenwerking tot stand gekomen.

Ook door eene bestrijding is ons over de vinding iets bekend. Aelbert Haeyen (zie Amsterdamsche Boekdrukkers II blz. 37-52) spreekt er afbrekend over in zijn strijdschrift ‘Een corte onderrichtinge belanghende die kunst vander Zeevaart. Anno 1600.’ We zullen de betreffende teksten hier eerst afdrukken en daarna eenige beschouwingen geven over hetgeen het Tractaet van Mathys Syvertsz zelf ons over de zaak leert. Nadere bestudeering blijve dan aan de vakmannen aanbevolen.

De teksten uit de Resolutien der Staten Generaal worden ons steeds maar bij excerpten gegeven. Na De Jonge en Dodt is het Japikse in de Rijks Geschiedkundige Publicatien, die weer naar eigen inzicht stukken uitkiest, zoodat de kans op een wezenlijk volledige uitgaaf nu wel vooreerst verkeken zal zijn. Voor de hier in aanmerking komende stukken moeten we nu uit die verschillende bloemlezingen de beste teksten kiezen, wat ik meen te doen door de aanteekening van 1593 naar Japikse, die van 1594 naar De Jonge, die van 1598 naar de oude uitgaaf van de Staten van Holland af te drukken. Haeyens kritischen aanval kunnen we ont-

[pagina 86]
[p. 86]

leenen aan het boekje zelf, dat in de Koninklijke Bibliotheek bewaard is.

I. Resol. Staten Generaal (Rijks gesch. Publ.) VIII blz. 151-152. 210. R. 25 November (1593).

- Opte requeste van Mathijs Syverts seggende met grooten aerbeyt, neersticheyt ende moyeten ten lesten gevonden te hebben de conste ende wetenschap, om d'inperfectin van de pascaerten ende d'onseeckerheyt van de zeevairt met gewisse kennesse te beteren ende met goede versekerheyt pertinentelijck ende perfectelijck te rechten ende dairtoe eene nyeuwe pascaerte mette instrumenten, daertoe dienende, op eene nyeuwe forme ende andere maniere geïnventeert ende alreede gemaict te hebbene, wairby alle piloten, stuerluyden ende schippers zuyden ende noorden, mitsgaders oost ende west, sekerlijck sullen moegen zeylen, haren gewissen schoot sullen moegen hebben ende eygentlijck sonder eenige ghissinge kunnen weeten, wair zylieden zijn, hoe veer ofte hoe nae, tsy om d'oost, west, zuyd ofte noort met d'omstendicheden, daertoe dienende, versuickende voir deselve zyne inventie eene recompense van dusent guldens jaerlijcx ende erffelijck tot xl grooten ende daerbenevens, tot vervallinge van zyne gedan ende noch te don costen, liberalijck te consenteren vierdusent gelycke guldens ende dairenboven octroy der verscreven nyeuwe geïnventeerde pascarte met d'instrumenten, nyeuw graedbooch ende nyeuwen passer, met een tractaet, daertoe dienende, te moegen laten in druck uuytgan, sonder dat yemant binnen den tijt van vijffthin jaren eerstcommende in dese Geunieerde Nederlanden deselve soude moegen nadrucken, namaken ofte mette penne natricken ofte oyck, elders gedruct, gemaict ofte gecontrefeyt, in dese landen sal moegen venten ofte vercoopen in geenderhande manieren, dirictelijck ofte indirictelijck, ende van gelycken, dat niemant in de verscreven landen den nyeuwen geïnventeerden graedbooch ende passer voirsz. sal moegen maken ofte nacontrefeyten ofte, elders gemaict, nagemaict ofte gecontrefeyt, in dese landen sal moegen vercopen, dairbeneffens, dat niemant in de verscreven landen eenige andere pascaerten, spheren, graedbogen, passers op dese nyeuwe inventie, mette cromme linie, in prejuditie van den verscreven suppliant ende dit tegenwoordich versocht octroy binnen den verscreven tijt sal mogen maken, in druck laten uuytgan ofte mette penne maken ende vercoopen, alles in conformité alsvooren, op pene van de verbuerte van deselve pascairten, graedbooghen, passers, instrumenten ende tractaten oft boucken, alsoe gemaict, nagedruct, gecontrefeyt ofte gevent, ende daerenboven van yeder pascaerte ofte bouck noch vijfftich guldens, ende van yeder graedboge ende van een yeder passer vyventwintich guldens, t'appliceren een derdde pairt voer den aenbrenger, een derdde paert voir den officier, die d'executie don sal, ende die reste voer den suppliant, is geresolveert: die Staten Generael etc., geleth hebbende op 't inhouden van dese requeste, accorderen den suppliant het octroy, by het derdde leth derselver, sulcx als tselve leeght, versocht voir den tijt van vijffthin jaren naestcommende; dan verhouden te disponeren opte twee ierste leden, ter tijt dat des suppliants inventie by experientie vast ende seker sal bevonden zijn, als wanneer dat Hare E. soe liberalijck opte selve twee ierste leden sullen disponeren, dat den suppliant diesaengande sal hebben reden van contentemente. Actum den xxven November.

[pagina 87]
[p. 87]

II. De Opkomst van het Nederlandsch gezag in Oost-Indië (1595-1610) door J.K.J. de Jonge I (1872) blz. 170.

1594 Mathijs Syeverts. 6e Octobris, post prandium, resol. Staten-Generaal.

Is Mathys Syeverts van Enchuysen toegeleet tot eene vereering voor de dedicatie, die hy de heeren Staten-Generael gedaen heeft van de nyeuwe pascaerte by hem geinventeerd, opte ronde forme, om soowel naer langhte als naer hoochte ofte soowel Oost en West als Zuyden en Noorden te zeylen, de somme van drye hondert guldens ende toegezecht in conformite van seker voorgaende acte hem gegeven, by soe veer syne inventie seker en gefundeert bevonden wordt, dat men hem daervan behoorlyck sal recompenseren.

III. Resolutien Staten van Holland, 26 Juni 1598.

Op het versoek van Petrus Plantius en Mathys Syvertsz, omme te hebben recompense voor haerluider konste ende inventie, waar op gevonden en gezeilt soude moogen worden in longitudinem: hebben de staaten geordonneert, dat de voorschreeve requesten meede gesteldt sullen worden in handen van Dr. Josephum Scaligerum, Rudolphus Snellius, Simon Stevin, Ludolph van Coolen en Lucas Jansz Wagenaer, ten einde syluiden de supplianten op alles willen hooren ende haarluider instrumenten doen vertoonen en deselve examineeren, hoe verre deselve souden moogen strekken omme daer op te moogen zeilen en gewisse teekeninghe te hebben van de vaerte zoo wel in longitudine als Latitudine ende is geordonneert, dat tot dien einde aan henluiden elks in het bysonder sal geschreeven worden, ten eynde syluiden eerstdaags daar op in het werk wilden treeden en haar informatie en advis insgelijks beslooten oversenden aan de gecommitteerde Raden van de Staaten.

IV. Haeyen, Corte onderrichtinge, p. 24:

Ende beneffens dit, hebben verscheyden Aucteuren, verscheyden instrumenten ghepractiseert, om die kundt van der Zee te hulp te comen, als te weten, een Matheus Siverts Lakeman van Enchuysen, die heeft een Pascaert toe ghestelt, met een driebeende Passer, om dat Oost en West, daer mede te vinden, ende hy wil dat bewysen, ende beweren, datmen twee Polen over den anderen soude brenghen, ghelijck een Zeeman twee capen over een brengt, als hy een gat sal inseylen, ende also deese twee Polen onsichtbaer waren, soo wijst hy een Zeeman, een voghel in de lucht, ende hy laet haer voort met die rest bewerden, ende diewyle gheen secte soo snoodt en is, of zy hebben, (by den ghenen die haer in die saecke niet en verstaen), eenen aenhanck, soo waren daer int Noordtlandt geen cleyne persoonen, die daer hardt wilde voorstryden, datmen sulcx wel souden, door den voor noemden Matheus Syverts te weghe brenghen, daer hy ook een boec van liet wyt gaen, onder een tsamensprekinghe van twee Piloten, ghedruckt met Octroy, in den Jare, 1597.

 

En uit deze stukken, en uit het nu voor ons open liggende Tractaet zien we dezen gang van zaken. Hoofdzaak van de vinding is een nieuw ontworpen paskaart met kromme linien, die dus een beeld geeft, dat van de globe min of meer nabij komende. Daarbij

[pagina 88]
[p. 88]

gebruikt men een passer met drie beenen; als verdere instrumenten worden eene nieuwe graadboog en een astrolabium vermeld.

De inventie was gereed in 1593 en verkreeg toen, op 25 November octrooi van de Staten Generaal. In 1594 verscheen de kaart met een zeer korte gebruiksaanwijzing, die niet voldoende bleek. Voor de dedicatie aan de Staten Generaal werd den auteur eene gratificatie gegeven. Zijn verzoek om een veel grootere ‘recompense’ in het vorige jaar gedaan was aangehouden tot de ondervinding de practische bruikbaarheid van de inventie zou hebben bewezen.

Reeds bij de octrooi-aanvraag was tevens de uitgaaf van een ‘tractaet’ in uitzicht gesteld. Dit verscheen eerst in 1597, en behandelt de zaak zooals de hiervóór afgedrukte tekst doet zien, veel uitvoeriger. Ook in de samenspreking van de twee piloten blijkt duidelijk dat de paskaart hoofdzaak is, en daar we die niet hebben, is voor ons het oordeel over de beteekenis van de inventie moeilijk. Voor wie in de practijk thuis is, zal intusschen de uitleg van den piloot van Neptunus toch zeker wel duidelijke gegevens over het wezen van de vinding van Mathys Syvertsz bevatten. Dat ze practisch niet aan de verwachting van den uitvinder beanrwoordde, schijnt wel zeker; waarschijnlijk ligt dit aan een van de grondslagen van de theorie, de magnetische pool naast de noordpool als grondslag voor de plaatsbepaling. Dit was ook een hoofdelement in de theorie van Petrus Plancius, en daarop berust het waarschijnlijk, dat in 1598 gelijktijdig van Plancius en Mathys Syvertsz verzoekschriften inkwamen bij de Staten van Holland, en dat ze in handen van dezelfde deskundigen werden gesteld. Wieder kreeg hieruit den indruk dat beiden in samenwerking eene theorie hadden opgesteld, en dat de zeekaart waarvan daarbij sprake was, de zeekaart met wassende graden moest zijn. Ons Tractaet dat evenals de Resolutien van de Staten Generaal een zeekaart met kromme lijnen vermeldt, toont dat dit niet het geval is. Nog eene kleine onzekerheid bij Wieder mag hier op zij gezet worden: hij vond in de stukken zooals Dodt die had gecopiëerd, de vermelding van een ‘tractmaet’, en vraagt zich af wat dat kan zijn geweest. Het is zeker niets dan een schrijf- of drukfout: tractmaet voor tractaet.

Het bijwerk van het boekje

De samensprekinge tusschen de twee piloten heeft nog een

[pagina 89]
[p. 89]

karaktertrek, waarop we even mogen wijzen. De piloot van Neptunus laat zich, eer hij zijne scientie meedeelt, eerst nauwkeurig de practijk van de piloten uitleggen. Pamanus, die een ‘slecht’, en eenvoudig man is, vertelt hem precies, hoe ze op zee bij plaatsbepaling te werk gaan, m.i. een heel aardige schets die misschien voor onze kennis van de 16e-eeuwsche zeevaart meer waarde heeft dan de mooie, maar ten slotte toch niet practische inventie.

Pamanus vertelt vooreerst van 't gebruik van de zeekaarten. Alleen op globen kan de zeeman zien ‘op wat graden de landen liggen, in longitudo alsoo wel als in latitudo’, en deze zijn hem ‘niet dienstelyck omdat sy te cleyn van besteck zijn, ende daer zijn gheen instrumenten bekent, daer men die kromme linien mede can opserveren’. En als de leermeester hem dan zijn paskaart met de kromme linien toont, begrijpt hij, hoe het kwam dat hij zoo dikwijls geheel tegen alle ‘gissinge’ al tegen het land aanliep dat hij nog ver waande. Op die ‘gissinge’ komt practisch alles aan en bij het opteekenen van de koers behelpen ze zich ‘met die graden om Zuyden en noorden alsoo hun van oost ende west geen graden bekent zijn.’ De Engelschen gebruiken ‘Menut-glasen’ tot assistentie van de gissinge. En ‘schote van oost ende west’ hebben zij wel, maer ‘sy en connense niet ghebruycken, dat het op haer Caerte accordeert, daerom verachten sy se ende hebbense verlaten.’ En het ‘observeren van de schoten’ op de caerte ‘hebbense wel te wercke gestelt maer het en wilde haer niet gelucken op die viercante caerten’. Ook het gebruik van den zandlooper beschrijft de piloot, maar ‘dese inventie hebben wy moeten achterlaten, oorsake, wy gheen meridianen op onse caerten hebben.’ Van de ‘declinati van der Mane’ is hij wel onderricht, maer bij gebrek aan nauwkeurige instrumenten hebben zij daaraan ook niet veel.

Voor een veel ruimeren kring van lezers, dan de zeevaartkundigen, heeft het boekje bovendien waarde om de inkleeding, en den vroolijken humoristischen geest van den auteur. Overal aardige staaltjes van het gedachtenleven van dat opgewekte tijdvak: die mooie schets van den bouw van het eigenaardige schip, een voorlooper van Stevins zeilwagen; die vermakelijke zeemanszotteklap op de heenreis; die beschrijving van den magneetberg; die vermakelijke fantasie van Neptunus in zijn wagen op walrusjacht; de schildering van het kasteel van den god in die voor alle andere menschen ontoegankelijke zee, en op den terugweg die

[pagina 90]
[p. 90]

‘practijck in d'oorloghe te water’, een kennelijke herinnering van de Antwerpsche vuurschepen die Parma's rivierversperring in de lucht deden vliegen.

Een aardige kleine trek is het verhaal van den beer dien ze op 't ijs zien staan ‘daer wy 't schip nae stierden, daer by comende, bevonden wy dat hij staende doot ghevrosen was.’ Dit herinnert levendig aan een verhaal in het journaal van de derde reis bij Gerrit de Veer (uitg. L.V. blz. 71). Daar is een levende beer die de mannen aanvalt en ‘in zijn hooft gheschoten’ wordt ‘dat hy daer doot bleef legghen, ende verroerde hem gantsch niet met allen.’ Daarna sneden zij hem ‘den buyck op, ende haelden der 't inghewant uyt, ende stelden hem over eijndt, op zijn vier pooten, ende lieten hem alsoo bevriesen, van meninghe zijnde om hem in Hollandt te brenghen soo wy mettet schip los gheraeckt hadden.’ De beide verhalen verschillen; Mathijs Sievertsz kon trouwens aan dat journaal nog niets ontleenen. Toch lijkt mij de verwantschap niet twijfelachtig; ook na de eerste reizen zal zulk een bevroren staande beer al wel in de zeemansverhalen zijn voorgekomen.

Eindelijk is de schets van dit geestige boekje van eenig belang voor de geografische voorstelling. Het is blijkbaar geschreven met volkomen kennis van Linschotens ervaring van 1593 en 1594, en diens theorie over de mogelijke doorvaart; de auteur kent niet de afwijkende inzichten die daar een afgesloten zee aannamen, en daarentegen een open vaarweg benoorden Nova Zembla. Trouwens Heemskerk en de zijnen waren nog niet teruggekomen, en het boek van De Veer was er nog niet.

Maar al deelt de auteur Linschotens geographische inzicht, hij neemt blijkbaar de mogelijkheid van een vaart naar China en Indië langs dien weg niet aan. Hij is overtuigd, vooreerst dat het ijs de doorvaart volstrekt verspert, zoodat alleen een wonderschip als het zijne om Kaap Tabin heen zou kunnen komen. En het schijnt wel, dat hij ook aan de overlevering van het bestaan van een zeestraat tusschen Azië en America niet gelooft. Er wordt ten minste niets van vermeld, al wordt na de engte van Tabin de zee weer breeder. De eenige doorvaart die hij vindt brengt hem in de afgesloten binnenzee waar Neptunus zijn paleis heeft.

Het is een kostelijk boekje.

C.P. Burger Jr.

margenoot+
A3
margenoot+
verso
margenoot+
A4
margenoot+
verso
margenoot+
B
margenoot+
verso
margenoot+
Bij
margenoot+
verso
margenoot+
B iij
margenoot+
verso
margenoot+
B (4)
margenoot+
verso
margenoot+
c
margenoot+
verso
margenoot+
(B 2)

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over Een tractaet, seer dienstelijck voor alle zee-varende luyden, door het t'samen spreken van twee piloten


auteurs

  • C.P. Burger jr.

  • over Mathys Syvertsz


datums

  • 26 juni 1598