Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het Boek. Jaargang 19 (1930)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het Boek. Jaargang 19
Afbeelding van Het Boek. Jaargang 19Toon afbeelding van titelpagina van Het Boek. Jaargang 19

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (9.87 MB)

Scans (307.76 MB)

ebook (8.42 MB)

XML (1.02 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het Boek. Jaargang 19

(1930)– [tijdschrift] Boek, Het–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Congressen

Het eerste wetenschappelijke Vlaamsche congres voor boek- en bibliotheekwezen

Het in een vorige aflevering (blz. 160) aangekondigde congres is op 26-27 April in het Athenaeum te Antwerpen gehouden. Formeel waren al de congressen reeds den vorigen dag geopend, in een groot somber locaal van het Gerechtshof, waar de Minister van Openbare Werken Ir. Van Caenegem een propaganda-rede hield voor zijne fantastische kanaalplannen. Van boek- of bibliotheekwezen was daarbij geen sprake. Evenmin natuurlijk bij de galavertooning in den schouwburg waar een tooneeldraak Rink Folkema werd opgevoerd. Maar de beide volgende dagen was het ernst Van 9 uur tot ongeveer een uur werd op beide dagen vergaderd. Het programma kondigde voor den eersten morgen zeven, voor den volgenden acht voordrachten aan en dit programma is ook vrij trouw gevolgd. Het geeft niet alleen sprekers en onderwerpen aan maar ook een kort begrip van hetgeen verteld zal worden. Het uitvoerige verslag moet later volgen. Sprekers uit de Vlaamsche en uit de Noord-Nederlandsche gewesten wisselden elkander af. De behandelde stof verdeelde zich tusschen het boekwezen en het bibliotheekwezen. Van onze noordelijke landgenooten gaf mej. M.E. Kronenberg een kijk in den gang van haar groote werk, de Nederlandsche bibliographie 1500-1540; de heer Jacob ter Meulen sprak over samenwerking in het bibliotheekvak schrijver dezes, die de eer had het Nederlandsch Verbond van boekenvrienden bij dit eerste congres te vertegenwoordigen, stelde de werkzaamheid van den eersten grooten uitgever van het herleefde Amsterdam, Cornelis Claesz in het licht: voornamelijk zijn schitterende werkzaamheid op het gebied van geographie en reizen, met daarnaast zijn groote veelzijdigheid ook in het kleine werk, o.a. van de prognosticaties en almanakken. Een reeksje facsimile-bladen van oude Amsterdamsche kantoor-almanakken van 1586 tot 1605 kon hij daarbij als feestgave

[pagina 253]
[p. 253]

aanbieden. Van de Zuid-Nederlandsche sprekers mag een enkele hier vermeld worden, de heer Prosper Verheyden, die al zoo lange jaren zijn rijke kennis en groote toewijding aan het boek geeft. Van het ‘Tijdschrift voor boek- en bibliotheekwezen’ was hij reeds in de eerste jaren redacteur en trouw medewerker -; nu liet hij ons in lichtbeelden een prachtige rij van Vlaamsche boekbanden zien. Al overschreed hij daarbij den eng toegemeten tijd, er was zeker geen hoorder die er zich over zal hebben beklaagd. Voor de overige voordrachten zij hier naar het programma en het latere verslagboek verwezen. Het geheele congres was zeker een succes; we mogen een hartelijken gelukwensch richten aan de ontwerpers en meer in het bijzonder aan den Secretaris dr. C. Debaive te Gent, die zijn reeds voor eenige jaren opgevatte plan eindelijk tot verwezenlijking heeft kunnen brengen. De voortzetting, om de twee jaar, zal nu ook wel verzekerd zijn.

Zou er ook eenig uitzicht zijn, dat voor deze congressen, evenals voor de philologische en de medische een geregelde wisseling tusschen Noord en Zuid tot stand komt, dat ook wij hier om de twee jaar een congres van boek- en bibliotheekwezen zullen krijgen? We stellen ons tot dusver tevreden met ‘bibliotheekcongressen’ die elk jaar worden gehouden, en zich in druk bezoek mogen verheugen, maar uitsluitend van bibliotheek-menschen, zonder deelneming van boekenkenners en boekenliefhebbers buiten dien kring. Zou het geen vooruitgang zijn als die bibliotheekcongressen eens om het andere jaar gehouden werden, en afgewisseld door meer wetenschappelijke boek- en bibliotheek-congressen?

Een andere opmerking geldt de Vlaamsche congressen zelve. Zou het geene overweging verdienen, die sterke concentratie van alle wetenschappelijke congressen tegelijk in ééne en dezelfde stad, eens te verbreken? Natuurlijk moeten onze Vlaamsche vrienden weten, wat het best is; als strijdmiddel voor het recht van bestaan der Vlaamsche, der Nederlandsche wetenschap heeft deze steeds krachtiger congressenverbinding zeker groote waarde - maar de bijeenkomst van werkers op eenzelfde gebied wordt zoodoende niet wat zij zijn kon. Niet alleen ons jonge boek- en bibliotheekcongres, maar de philologen-congressen zelve verzinken in de groote groep. In de openingsvergadering, en aan het groote, gezellige algemeene banket ziet en spreekt men geene vakgenooten, en hoort en ziet niets van de wetenschap, waarvoor men is samengekomen. Een minister beveelt zijn kanalenplannen aan - die inderdaad tegen Nederland gericht zijn -, een burgemeester beveelt de tentoonstelling aan, ingericht ter herdenking van de scheiding van Noord en Zuid-Nederland, een gewestelijk goeverneur vertegenwoordigt de Belgische overheid, een Vlaamsch medicus leidt het banket, een Noord-Nederlandsch medicus spreekt namens de vertegenwoordigers van ons land. Aan eigen tafel heeft men een gezellig gesprek met een professor in de veeartsenij, en eene bevallige buurdame die na elk gerecht een sigaret opsteekt. Waar blijft het verkeer met philologen, of met boekenvrienden?

Na deze mededeeling van persoonlijke indrukken en opmerkingen mag hier nog een dagbladverslag volgen, dat enkele zakelijke berichten geeft.

Aan het eerste Congres voor Boek- en Bibliotheekwezen namen 70 vooraanstaande personen uit het Nederlandsch en Vlaamsch boekwezen deel. Het congres nam een motie aan, waarbij de Belgische regeering wordt gevraagd bij den invoer van Nederlandsche boeken in België dezelfde gemakken en vereenvoudigde tolformaliteiten te verleenen als voor het Fransche boek, alsook een verlaagd tarief voor boekenverzending per post en per spoor toe te passen.

Verder werden moties aangenomen om tot het opmaken van een centraal drukwerkcatalogus te komen en het bewaren van dagbladen in de bibliotheek-verzamelingen.

B.

[pagina 254]
[p. 254]

Bibliotheekcongres

Op 27 en 28 Mei werd te Leeuwarden het 8ste Bibliotheekcongres gehouden, waaraan 120 vakgenooten deelnamen. Des morgens bezichtigde men de Openbare Leeszaal, de Provinciale Bibliotheek, de Buma-bibliotheek en het Friesch Museum met de bibliotheek van het Friesch Genootschap. De voorzitter, de heer J.E. van der Pot, herdacht 's middags in zijn openingswoord de overledenen: Dr. K.O. Meinsma, Prof. Dr. P.J. Blok, Dr. J.C. van Slee en J.F. van Someren; hij memoreerde het aftreden van J.M. Hillesum als conservator der Bibliotheca Rosenthaliana en wekte op tot blijmoedig dienen en tijdig de bakens verzetten.

Mr. L.J. Plemp van Duiveland hield de eerste inleiding over: de ontwikkeling van de pers in de laatste 50 jaar, aan de hand van zijn boek over de ‘Journalistiek in Nederland’, aangevuld met de geschiedenis der allerlaatste jaren.

Hierop sprak Dr. P.C. Molhuyzen over zijn stichting: den Centralen Catalogus, waarop een levendige gedachtenwisseling volgde over doel en werking van dat voor het ruilverkeer zoo belangrijke instituut.

Na ontvangst ten stadhuize door het gemeentebestuur volgde een diner in ‘Amicitia’, aan het eind waarvan de congressisten vergast werden op Frieschen zangen verdienstelijk uitgevoerde nummers van Frieschen dans in nationale dracht.

Den volgenden morgen sprak mej. W. van Eck over: bibliotheek-indrukken in Amerika, waar zij in een jaar tijds zóóveel had gezien en ervaren, dat een uur onvoldoende bleek voor haar levendig relaas. Met een door Vreemdelingenverkeer aangeboden boottocht naar Grouw werd dit goedgeslaagde congres besloten.

 

Deze congressen volgen snel op elkaar. Tegelijk met de korte meedeeling van hetgeen op het achtste congres te Leeuwarden is behandeld moeten we de aandacht vestigen op het onlangs verschenen verslag van het zevende congres, te Bussum in de Openbare Leeszaal gehouden op 28 en 29 Mei 1929. Het is een boek van 86 bladzijden, en het geeft de volledige teksten, van drie heel belangrijke voordrachten, van mej. De Gaay Fortman over hare ervaringen met de Rijpende Jeugd in de Haagsche leeszaal (blz. 14-27), van den heer J.C. Tadema over het leven van het boek en het bedrijf van den uitgever (28-54), en van den heer J.E. van der Pot over Nederlandsche bijbeluitgaven (55-86). Alle drie zijn het herlezen ten zeerste waard, hoewel men vooral bij de eerste, een verslag van een zoo bij uitstek persoonlijk werk, wel veel mist, als men de spreekster niet zelve hoort. De heer Tadema vertelt veel interessants uit net uitgeversbedrijf, en geeft ook eenigszins uitvoerige meedeelingen over de zoo belangrijke bibliotheek van de Vereeniging ter bevordering van de belangen des boekhandels. De studie van den heer Van der Pot moet men vooral hier lezen; op het congres moest hij wegens tijdtekort zijn stuk wel al te zeer inkorten.

Behalve deze drie formeele voordrachten bevat het boekje nog een heel interessant stuk, en wel de toespraak van den Voorzitter van het congres. dr. W. Leendertz, met de geestige, min of meer paradoxale schildering van den bibliothecaris, die de noodige middelen voor aankoop van boeken niet meer ter beschikking heeft, en toch blijmoedig zijn taak blijft verrichten, en dat met echten handelsgeest weet te doen, ook zonder middelen.

Men heeft hem hierover lastig gevallen, er is zelfs een polemiek over ontstaan: de autoriteiten die de middelen behooren te verschaffen, mochten er eens argumenten uit putten om dit duurzaam na te laten! Is dit wezenlijk te vreezen? Zouden zij die zulke argumenten zoeken, die niet toch altijd wel vinden?

[pagina 255]
[p. 255]

De schets blijft mooi en geestig. Er is waarheid in, en toch kan en zal men zonder bezwaar daarnaast met kracht blijven aandringen op het verstrekken van de middelen noodig voor de wetenschap en de ontwikkeling van studeerenden en ongestudeerden, en noodig voor het behoud van zooveel kostbaar materiaal, zoovele schatten van wetenschap en kunst, die bij gebrek aan de noodige middelen voor goed voor ons en onze nakomelingen verloren gaan.

B.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • C.P. Burger jr.


datums

  • 26 april 1930

  • 27 april 1930

  • 27 mei 1930

  • 28 mei 1930